ECLI:NL:GHARN:2011:BU4693

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.074.411/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de bewaarder tot doorhaling van waardeloos verklaarde beslagen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 15 november 2011, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen een verstekvonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, uitgesproken op 31 maart 2010. De rechtbank had geoordeeld dat de conservatoire beslagen die door [geïntimeerde] op de woningen van [appellant] waren gelegd, van rechtswege waren vervallen en dat de inschrijving van deze beslagen waardeloos was. De rechtbank had de bewaarder van het kadaster en de openbare registers gemachtigd om deze beslagen door te halen.

[Appellant] stelde in hoger beroep dat het bevel tot doorhaling van de beslagen ook uitvoerbaar bij voorraad moest worden verklaard, omdat [geïntimeerde] niet in het geding was verschenen en geen bekende woon- of verblijfplaats had. Het hof oordeelde dat de vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar waren, omdat de bewaarder op grond van de Herzieningswet Kadaster I niet meer gehouden was om de inschrijving van waardeloos verklaarde beslagen door te halen. Het hof bevestigde dat de bewaarder het vonnis pas kan inschrijven nadat het in kracht van gewijsde is gegaan.

Het hof concludeerde dat de grief van [appellant] niet opging, omdat de bewaarder niet verplicht was om de inschrijving van de waardeloos verklaarde beslagen te verwijderen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de kosten in hoger beroep voor [geïntimeerde] op nihil werden gesteld, aangezien deze niet was verschenen. De beslissing van het hof benadrukt de rol van de bewaarder en de voorwaarden waaronder beslagen kunnen worden doorgehaald, met verwijzing naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en de Herzieningswet.

Uitspraak

Arrest d.d. 15 november 2011
Zaaknummer 200.074.411/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. A. Schrik, kantoorhoudende te Putten,
tegen
[geïntimeerde],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
niet verschenen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het verstekvonnis uitgesproken op 31 maart 2010 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, hierna: de rechtbank.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 30 juni 2010, zoals hersteld bij herstelexploot van 15 september 2010, is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 5 oktober 2010.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest te vernietigen het door de rechtbank Zwolle-Lelystad tussen partijen onder zaak/rolnummer 168337/HAZA 10-282 op 31 maart 2010 gewezen vonnis, en opnieuw rechtdoende:
1. Te verklaren voor recht, dat de in het lichaam van de inleidende dagvaarding d.d. 22 oktober 2009 in eerste aanleg onder punt 3 vermelde conservatoire beslagen van rechtswege zijn vervallen en dat de inschrijving van die beslagen waardeloos is.
2. De bewaarder van het kadaster en de openbare registers te machtigen en te bevelen om na de inschrijving van het in deze te wijzen arrest tot doorhaling van de in het lichaam van de inleidende dagvaarding d.d. 22 oktober 2009 in eerste aanleg vermelde conservatoire beslagen over te gaan.
3. Geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties.
4. Dit arrest, in ieder geval voor zover het betreft het hiervoor onder 2 en 3 gevorderde, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. "
Ten slotte heeft [appellant] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft één ongenummerde grief opgeworpen.
De beoordeling
De vorderingen van [appellant] als oorspronkelijk eiser en de beslissing in eerste aanleg.
1. De rechtbank heeft op vordering van [appellant] bij het bestreden verstekvonnis voor recht verklaard dat de door [geïntimeerde] op zijn woning en op zijn recreatiewoning gelegde conservatoire beslagen van rechtswege zijn vervallen en dat de inschrijving van deze beslagen waardeloos is, met bevel aan en machtiging van de bewaarder van het kadaster en de openbare registers, hierna: de bewaarder, om na inschrijving van dat vonnis tot doorhaling van die beslagen over te gaan.
De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Voor het overige is de door [appellant] gevorderde uitvoerbaarheidverklaring bij voorraad afgewezen.
De grief
2. De grief strekt ertoe dat het bevel aan en de machtiging van de bewaarder tot doorhaling van de conservatoire beslagen in hoger beroep alsnog uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. [appellant] heeft aangevoerd dat het bestreden vonnis bij verstek is gewezen en dat betekening in persoon niet mogelijk is, omdat [geïntimeerde] geen bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland heeft. Het vonnis wordt aldus volgens [appellant] niet onherroepelijk en gaat niet in kracht van gewijsde. Om die reden heeft [appellant] groot belang bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zodat de bewaarder gerechtigd/verplicht wordt tot het doorhalen van de beslagen.
3. Het hof zal een onderzoek achterwege laten naar de vraag of het ingestelde appel van het bestreden vonnis binnen acht dagen is cq. dient te worden ingeschreven in de registers van de rechtbank Zwolle-Lelystad op de voet van artikel 3:29 lid 3 BW in samenhang met artikel 433 Rv, nu bij ontvankelijkheid van [appellant] in het appel de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad - wegens gebrek aan belang - niet toewijsbaar is.
4. Het hof overweegt daartoe dat de grief miskent dat de bewaarder op grond van artikel XVIII van de Herzieningswet Kadaster I - in afwijking van artikel 3:29 lid 4 BW tweede volzin - niet meer gehouden is de inschrijving van de waardeloos verklaarde beslagen door te halen. Blijkens de wetsgeschiedenis vond doorhaling in de rechtspraktijk niet meer plaats op de ingeschreven stukken bij gebreke van enig nut (Kamerstukken 2001-2002, 28443, nr. 3, p. 26-27 en p. 122).
5. De bewaarder kan op grond van artikel 3:29 lid 4 BW eerste volzin het bestreden vonnis inschrijven nadat het in kracht van gewijsde is gegaan. Anders dan [appellant] meent begint de termijn van verzet op grond van artikel 3:29 lid 3 BW derde volzin in afwijking van artikel 143 Rv in elk geval te lopen vanaf de betekening van het vonnis aan [geïntimeerde], ook als de betekening niet aan haar in persoon geschiedt.
De slotsom.
Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. Nu [geïntimeerde] niet in dit geding is verschenen worden haar kosten in hoger beroep op nihil gesteld, zodat het hof een veroordeling in de kosten van het geding in hoger beroep achterwege zal laten.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door mrs. W. Breemhaar, voorzitter, B.J.H. Hofstee en R.E. Weening, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 november 2011 in bijzijn van de griffier.