De uitkering gaat direct in
De uitkering duurt 5 jaar en 7 maanden"
1.6. Mr. Sneek heeft namens [geïntimeerde] een brief van 17 april 2009 gezonden aan mr. Mink, advocaat van [appellanten] In deze brief is onder meer opgenomen:
"U heeft bewijs gevraagd van het door de heer [geïntimeerde] verlangde. Daarom heeft de heer [geïntimeerde] u de overeenkomsten toegezonden en heeft hij inmiddels een actuaris zijn vordering nader laten onderzoeken en laten beoordelen. Bijgaand treft u de berekening aan welke van de pensioendeskundige is ontvangen.
Uit veiligheidsoverwegingen wordt de heer [geïntimeerde] door voornoemde deskundige aangeraden te doen alsof de aankoop van de lijfrente in 2007 is geschied. Dit is op korte termijn gunstig voor uw cliënt omdat dan uitgegaan zal worden van een lager maximum bedrag per jaar. Een nadeel is dat uw cliënten langer lenen en daardoor tot en met juni 2014, dus 5 jaren plus 7 maanden, dienen te betalen. Het bruto maandbedrag bedraagt: € 1.613,42."
1.7. [naam belastingadviseur], belastingadviseur van [appellanten], heeft bij brief van 23 juni 2009 aan mr. Mink bericht:
"In het kort komt uw vraag er op neer of het fiscaal gezien mogelijk is dat de lijfrente wordt omgezet in een andere lijfrente zonder dat dit tot fiscale consequenties leidt.
(…) Mits voldaan wordt aan wettelijke voorwaarden lijkt ons de omzetting van een levenslange lijfrente in een tijdelijke lijfrente mogelijk. Fiscaal gezien zijn er dus geen sancties te bedenken om de maandelijkse bedragen op het huidige niveau te handhaven.
(…)
Naar onze mening had bij het opstellen van de lijfrente alle consequenties van de overeenkomst moeten worden overzien. (…) Van het kostenaspect vinden we echter in de overeenkomst niets terug."
1.8. Mr. Mink heeft bij brief van 14 juli 2009 aan mr. Rooda, de toenmalige gemachtigde van [geïntimeerde], bericht:
"In bovengenoemde zaak zend ik u bijgaand een kopie van mijn brief aan mr. Sneek.
De inhoud van de brief is duidelijk. In de afgelopen tijd zijn namens cliënte diverse personen om een beoordeling van de zaak gevraagd.
Thans is komen vast te staan dat uw cliënt op formele gronden het gelijk aan zijn zijde zal hebben. Niettemin blijkt uit de brief dat de vragen of stellingen van cliënte eveneens juist zijn en normaal ook in de destijds gesloten overeenkomst moeten zijn opgenomen. De mogelijke kosten voor cliënte dient in de overeenkomst aan een maximum te zijn gebonden. Dat blijkt echter niet het geval hetgeen naar het oordeel van de door ons ingeschakelde fiscalist een fout betreft.
De vraag is nu hoe het geschil op te lossen. Vastgesteld kan worden dat er geen betwisting meer van het standpunt van uw cliënt aan de orde is. Van belang is echter wel dat de in bijgaande brief genoemde kostenstijging door cliënte niet is op te brengen.
Mogelijk kan daarom een oplossing gevonden worden in een later ingangstijdstip van de door uw cliënt gewenste wijziging gecombineerd met de voorgestelde aanvullende overeenkomst waarin een maximum van de financiële verplichting van cliënte is overeengekomen.
Zoals gezegd is dat ook in het belang van uw cliënt daar hij niets heeft aan een debiteur die niet meer aan de betalingsverplichtingen kan voldoen."
1.9. Bij brief van 16 september 2009 heeft Kroeger het volgende aan mr. Mink meegedeeld:
"U heeft mij verzocht om de lijfrenteberekeningen te controleren. Hieronder volgen mijn bevindingen.
De eerste berekening is gemaakt door Watson Wyatt. Deze berekening komt uit op opgerent lijfrentekapitaal van € 89.326. De oprenting vond plaats tegen een samengestelde intrest van 6 %. Met het bedrag van € 89.326 kan ik het eens zijn. Vervolgens heeft Watson en Wyatt de jaarlijkse uitkering gebaseerd op een lijfrentekapitaal van € 89.326. Deze komt uit op € 5.865 per jaar voor de heer [geïntimeerde] en op € 4.105 voor de nabestaande. Mijn berekening voor de heer [geïntimeerde] komt uit op € 5.892. Dit verschil is te verwaarlozen.