2. [getuige], als ambtenaar werkzaam bij de gemeente Steenwijkerland op de afdeling Ruimte en Economische Ontwikkeling, heeft als getuige onder meer verklaard:
"Ik ben bekend met de inhoud van de overeenkomst van 26 september 2003 die partijen hebben aangeduid als de vaststellingsovereenkomst. Uit hoofde van mijn functie ben ik betrokken geweest bij de vraag of het vestigen van een paardensportcentrum op deze locatie door de familie [geïntimeerden] mogelijk kon worden gemaakt. (…)
Tijdens de bespreking met alle partijen, bij mijn weten was het 1 bespreking, zijn verschillende afspraken gemaakt. (…) Bij mijn weten zijn de afspraken op schrift gesteld door de familie [appellant 1]. U vraagt mij nu meer in het bijzonder naar de plaats van de mestopslag. De komst van het paardensportcentrum van de familie [geïntimeerden] viel niet goed bij de omwonenden. Eén van de punten betrof de plaats van de mestopslag. Toen de maatschap [vorige eigenaren] nog eigenaar was van de manege, bevond de mestopslag zich tussen het verblijf van de stagiaires en de rijhal. Dit was vrij dicht bij de woning van de familie [appellant 1], er was destijds discussie over de vraag of de opslagplaats al of niet binnen de 50 meter grens viel die gold op grond van de milieuwetgeving. Daarop is gesproken over verplaatsing van de mestopslagplaats. In mijn beleving is toen afgesproken dat de mestopslag zou worden verplaatst naar de achterzijde van de hal en wel in het midden. Daar zou de mestopslag minder overlast voor de familie [appellant 1] veroorzaken. Uitgaande van het planboek was dat de locatie die het verste weg lag van hun woning. Het was op dat moment voor mij volstrekt helder waar de mestopslag zou komen. Het zuidoosten van het perceel moet worden begrepen als het zuidoosten van het bouwperceel en niet als zuidoosten van het kadastrale perceel. Het planologisch kader was beperkt tot de op de concept-plankaart voorgestelde wijziging. De zuidoostpunt van het kadastrale perceel viel daarbuiten, daar is helemaal niet over gesproken. Bij de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst heeft geen van partijen een opmerking gemaakt bij de redactie van artikel 10.
Ik wil benadrukken dat tijdens de bespreking waarbij alle partijen aanwezig waren, de locatie van de mestopslag op de plek die ik zojuist heb aangegeven, uitdrukkelijk aan de orde is geweest. Daarbij is met een vinger op de concept-plankaart aangegeven waar de mestopslag zou komen. Dit is niet exact in centimeters uitgedrukt. In mijn beleving wordt er nu een taalkundige kwestie van gemaakt, maar op dat moment was voor iedereen helder waar de mestopslag zou komen.
Op vragen van mr. Maakal antwoord ik het volgende:
De concept-plankaart is bij de bespreking steeds het uitgangspunt geweest. Dit concept was gebaseerd op een soort bouwplan dat in het planboek was opgenomen. Er bestond bij partijen kennelijk op dat moment geen behoefte om een kaart bij te voegen bij de overeenkomst. Ik weet niet precies welke plek de familie [appellant 1] nu voor ogen staat voor de mestopslagplaats, maar ervan uitgaande dat dat de zuidoostpunt van het kadastrale perceel is, zou dat zeker publiekrechtelijk problemen hebben gegeven. (…) De gemeente heeft geen aanleiding gezien de familie [geïntimeerden] publiekrechtelijk aan te spreken op de plaats van de mestopslag, omdat de mestopslag ligt op de locatie waar hij overeenkomstig de milieuvergunning en het bestemmingsplan moet liggen. Civielrechtelijk was er evenmin aanleiding om actie te ondernemen omdat de mestopslag volgens mij op de afgesproken plek ligt.
Op vragen van mr. Buysrogge antwoord ik het volgende:
(…) De gemeente heeft de overeenkomst niet zelf opgesteld omdat de gemeente in dit geheel een andere rol heeft. De gemeente heeft zowel een rol als intermediair als bij het vaststellen van het bestemmingsplan en het afgeven van de milieuvergunning. Ik zie dat mr. Buysrogge u en mij een tekening toont van het bouwplan zoals dat door de architect van de familie [geïntimeerden] is opgesteld. Op een vraag van mr. Buysrogge kan ik bevestigen dat er ruimte was in het midden achter de hal om een mestopslagplaats te bouwen. Gezien de stalling van de paarden was dit een logische plek. Er is gesproken over het midden van de hal en niet over de zuidpunt van de hal en al helemaal niet over het terrein ten zuiden van de zuidpunt van de hal. Op een vraag van mr. Buysrogge hoe dan het begrip "ten zuidoosten van" moet worden geduid, antwoord ik dat bedoeld kan zijn "ten zuidoosten van het perceel van de familie [appellant 1], danwel hooguit ten zuidoosten van het bouwperceel". De sfeer van de bespreking was zodanig dat men wist waar het over ging. Maatstaf was niet een tekening met een kruisje."