De verdere beoordeling
De feiten
1. Het hof gaat van de volgende feiten uit:
1.1 [appellante ] heeft, samen met [partner van appell[partner van appellante], met ingang van 16 september 2000 de woning aan [adres] gehuurd van een rechtsvoorganger van Woningmaatschap tegen een huurprijs van laatstelijk € 801,54 per maand.
1.2 Bij brief van 15 juli 2005 heeft de beheerder van Woningmaatschap geïnformeerd of [appellante ] en [partner van appellante] last hadden van schimmels op wanden en plafonds, welke vraag [appellante ] bevestigend heeft beantwoord.
1.3 Vanaf oktober 2005 tot begin 2006 zijn bouwkundige aanpassingen aan de woning uitgevoerd.
1.4 Vervolgens diende de woning volledig te worden gereinigd. De beheerder heeft aan [appellante ] en [partner van appellante] een Plan van Aanpak gestuurd, welk plan voorzag in vaststelling van eventuele schade aan inventaris en inboedel, het reinigen van de woning en de herinrichting ervan.
1.5 Schade-expert [schade-expert] heeft in de tweede helft van 2006 de schade aan de stoffering van en inventaris in de woning vastgesteld op een nieuwwaarde van
€ 9.645,- en een dagwaarde van € 8.075,-.
1.6 In maart 2007 is de woning gereinigd door [reinigingsbedrijf] Calamiteiten Diensten B.V. [appellante ] en [partner van appellante] hebben die maand tijdelijk elders gewoond. Over die maand is geen huur in rekening gebracht.
1.7 Na de reiniging is [schade-expert] nogmaals gekomen om de schade op te nemen. Sommige zaken bleken niet gereinigd te kunnen worden. De schade is vastgesteld op € 14.315,- nieuwwaarde. Woningmaatschap heeft aangeboden dat bedrag te betalen, vermeerderd met 25% huurkorting over de periode van 1 juli 2005 tot en met februari 2007 (een bedrag van € 3.736,-), onder aftrek van € 3.896,95 dat als voorschot is betaald op een factuur van [reinigingsbedrijf] voor nieuwe, in opdracht van [appellante ] gelegde, vloerbedekking. [appellante ] en [partner van appellante] hebben hiermee niet ingestemd.
1.8 Per 1 maart 2006 zijn [appellante ] en [partner van appellante] gestopt met huurbetaling. In 2007 hebben zij tot september van dat jaar nog enkele malen een deel van de huur betaald en nog eenmaal een bedrag van € 100,- in augustus 2009. Woningmaatschap heeft bij brief van haar raadsman d.d. 25 november 2009 de door haar aangeboden vergoeding verrekend met de openstaande huurschuld, vermeerderd met rente en kosten, en aanspraak gemaakt op het restant, berekend tot en met november 2009, van € 18.054,66 (in de dagvaarding staat overigens: € 17.314,61 - hof) waarvoor zij [appellante ] en [partner van appellante] in gebreke heeft gesteld.
1.9 De woning is eind februari 2011 ontruimd en opgeleverd.