In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake kinderalimentatie, waarbij de moeder in hoger beroep is gekomen van een beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage. De vader heeft verzocht om wijziging van de kinderalimentatie, die volgens hem niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven door gewijzigde omstandigheden. De moeder verzet zich hiertegen en stelt dat er geen sprake is van een wijziging van omstandigheden. Het hof heeft de zaak op 5 juni 2013 behandeld en de relevante feiten zijn vastgesteld. De vader heeft in het verleden gedetineerd gezeten, wat volgens het hof een relevante wijziging van omstandigheden oplevert. Het hof heeft vastgesteld dat de vader gedurende de jaren 2003 tot en met 2010 een zeer laag inkomen had, waardoor hij geen ruimte had voor het betalen van kinderalimentatie. De rechtbank had de kinderalimentatie voor de jaren 2011 en 2012 vastgesteld op respectievelijk € 14,- en € 27,- per maand. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing van het hof is gebaseerd op de relatieve bevoegdheid van de rechtbank en de toepasselijkheid van het recht van de Nederlandse Antillen, gezien de woonplaats van de onderhoudsgerechtigde.