ECLI:NL:GHDHA:2013:1807

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
BK-12/00340
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar Gerechtshof Den Haag na cassatie door Hoge Raad inzake navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen

In deze zaak, die is behandeld door het Gerechtshof Den Haag, betreft het een verwijzing na een arrest van de Hoge Raad van 6 april 2012. De belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], had bezwaar gemaakt tegen navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen die door de Inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord waren opgelegd over de jaren 1991 tot en met 1999. De Hoge Raad heeft in zijn arrest de eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam vernietigd, specifiek met betrekking tot de verhogingen en boeten, en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 februari 2013 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De Inspecteur heeft aangegeven dat hij niet in staat is het bewijs te leveren dat volgens de maatstaven van het boeterecht vereist is, en heeft zich daarom verenigd met het standpunt van de belanghebbende dat de verhogingen en boeten moeten vervallen. Het Gerechtshof heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat het beroep van de belanghebbende gegrond is.

Het Hof heeft vervolgens de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1.416, waarbij rekening is gehouden met de samenhang met een andere zaak. Het verzoek van de belanghebbende om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is afgewezen, omdat de redelijke termijn niet was overschreden sinds het verwijzingsarrest. De uitspraak is op 26 april 2013 openbaar gemaakt, en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-12/00340

Uitspraak van 26 april 2013

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de directeur van de Belastingdienst Holland-Noord, de Inspecteur,
op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen.

Navorderingsaanslagen, kwijtscheldingsbesluiten, boetebeschikkingen en bezwaar

1.1.1. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1991 tot en met 1997 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met een verhoging van 100 percent van de belasting/premie, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend.
1.1.2. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1998 en 1999 navorderingsaanslagen in de IB/PVV opgelegd en bij beschikkingen boeten van 100 percent.
1.2. De navorderingsaanslagen, de kwijtscheldingsbesluiten en de boetebeschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

Loop van het geding

2.1. Bij uitspraak van 23 september 2010, nummer 04/02757, heeft het Gerechtshof Amsterdam  voor zover hier van belang  de door belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslagen en de boeten verminderd, de verhogingen gedeeltelijk kwijtgescholden, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 505 en de Inspecteur gelast het griffierecht van € 37 aan belanghebbende te vergoeden.
2.2. Bij arrest van 6 april 2012, nummer 10/04801, heeft de Hoge Raad het door belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam ingestelde beroep in cassatie gegrond verklaard, de hofuitspraak uitsluitend wat betreft de verhogingen voor de jaren 1991 tot en met 1997 en de boeten voor de jaren 1998 en 1999 vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
2.3. Partijen hebben zich over het arrest van de Hoge Raad (het verwijzingsarrest) uitgelaten, belanghebbende bij brieven van 31 mei 2012 en 11 juli 2012, de Inspecteur bij brief van 15 mei 2012. Zij hebben van elkaars schrifturen, waarvan de inhoud als hier ingelast wordt beschouwd, kunnen kennis nemen.
2.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 1 februari 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Ter zitting is tevens de zaak met het kenmerk BK-12/00341 behandeld.

Beoordeling van het beroep na verwijzing

3.1. De Inspecteur heeft te kennen gegeven dat naar maatstaven van boeterecht het van hem te verlangen bewijs niet is te leveren en heeft zich daarom alsnog verenigd met het standpunt van belanghebbende dat de verhogingen en de boeten moeten vervallen.
3.2. Dat voert het Hof tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Bijgevolg moet worden beslist zoals hierna is vermeld.

Proceskosten en schadevergoeding

4.1. Het Hof ziet reden de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende in beroep na verwijzing gemaakte proceskosten. Het Hof stelt de kosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.416: 2 punten à € 472 x 1,5 (gewicht), van welk bedrag wegens samenhang met de zaak BK-12/00341 de helft, ofwel € 708, aan die zaak wordt toegerekend. Voor een hogere of lagere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig. Overigens bestaat evenmin aanleiding belanghebbende in de proceskosten te veroordelen.
4.2. Voor zover belanghebbende beoogt te verzoeken om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, moet het verzoek worden afgewezen, omdat de redelijke termijn sedert het verwijzingsarrest niet is overschreden, waarbij zo nodig in aanmerking is te nemen dat op verzoek van belanghebbende pas uitspraak wordt gedaan, zodra de laatste KBLux-verwijzingszaak van gemachtigde mr. [A] op zitting is behandeld. Wat betreft de procedure voorafgaande aan de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam kan een verzoek om schadevergoeding niet eerst in deze fase van de procedure worden gedaan. Bovendien biedt de verwijzingsopdracht voor een beoordeling van het verzoek geen ruimte.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar die zien op een verhoging of een boete;
  • vernietigt de kwijtscheldingsbesluiten;
  • vermindert de navorderingsaanslagen aldus, dat telkens de verhoging vervalt;
  • vernietigt de boetebeschikkingen; en
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten na verwijzing aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 708.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 26 april 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier was verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
  • de naam en het adres van de indiener;
  • de dagtekening;
  • de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
  • de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.