In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1948, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 326 gram henneptoppen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat op 28 oktober 2008 in de woning van de verdachte een hennepkwekerij is aangetroffen, met de genoemde hoeveelheid henneptoppen. De verdachte verklaarde dat deze henneptoppen afkomstig waren van drie planten die hij had gekweekt. Volgens de Aanwijzing Opiumwet, zoals uitgelegd door de Hoge Raad, kan het openbaar ministerie niet vervolgen voor de teelt van niet meer dan vijf hennepplanten, mits er geen bijzondere omstandigheden zijn en tijdig afstand is gedaan van het in beslag genomen plantenmateriaal. Het hof concludeert dat het openbaar ministerie de verdachte in strijd met deze aanwijzing heeft vervolgd, omdat er geen bewijs is dat de henneptoppen afkomstig zijn van meer dan vijf planten. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging.