In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 12 juni 2013, gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011, en de vraag of er aanleiding is voor een nieuw onderzoek naar de pedagogische vaardigheden van de ouders. De ouders, hierna aangeduid als de moeder en de vader, hebben hoger beroep aangetekend tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige zijn verlengd tot 20 december 2013. De ouders verzoeken het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen met een half jaar, onder de voorwaarde dat zij een onderzoek ondergaan naar hun opvoedingsvaardigheden.
Jeugdzorg, de verweerster in deze zaak, heeft zich verzet tegen het verzoek van de ouders en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen. Tijdens de zitting zijn de ouders, hun advocaat, vertegenwoordigers van Jeugdzorg, de huidige en voormalige pleegouders, en een vertegenwoordiger van Flexus Jeugdplein aanwezig geweest. De ouders hebben aangevoerd dat de uithuisplaatsing onterecht is gebaseerd op verklaringen die pas ter zitting zijn gedaan, en dat er geen dringende reden is voor de uithuisplaatsing, in strijd met artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Het hof heeft vastgesteld dat er in het verleden al drie onderzoeken zijn uitgevoerd naar de opvoedingsvaardigheden van de ouders, waarbij is geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om voor de minderjarige te zorgen. Het hof oordeelt dat een nieuw onderzoek op dit moment niet in het belang van de minderjarige is, gezien de eerdere bevindingen en het belang van stabiliteit voor het kind. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikking en wijst het verzoek van de ouders af, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.