In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De zaak betreft de vergoeding van taxatiekosten in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank had eerder de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 174.000 per 1 januari 2010, en een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd aan belanghebbende. Na bezwaar van belanghebbende werd de waarde verlaagd naar € 165.000, maar de kosten voor het taxatierapport werden niet vergoed door de Inspecteur.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 april 2013, heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat de Inspecteur de taxatiekosten moest vergoeden, terwijl de Inspecteur van mening was dat deze kosten niet vergoed dienden te worden, omdat de taxateur op basis van 'no cure no pay' werkte. Het Hof oordeelde dat belanghebbende recht had op vergoeding van de taxatiekosten, omdat de werkzaamheden niet als bijzonder gecompliceerd konden worden aangemerkt. Het Hof stelde de te vergoeden kosten vast op vier uur à € 50 per uur, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 238.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover het betreft de kostenvergoeding en bepaalde dat de Inspecteur de proceskosten van belanghebbende in de bezwaarfase en de kosten van het taxatierapport diende te vergoeden. De totale proceskosten werden vastgesteld op € 989,45, en de Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van belanghebbende. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 mei 2013, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.