ECLI:NL:GHDHA:2013:4307

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2013
Publicatiedatum
14 november 2013
Zaaknummer
200.110.284/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap en betaling van overbedelingsvordering

In deze zaak gaat het om de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen de man en de vrouw na hun echtscheiding. De man is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Dordrecht, waarin de verdeling van de gemeenschap van goederen was vastgesteld. De man vorderde onder andere de toedeling van de echtelijke woning, aandelen in verschillende BV's, een boot, een auto en een levensverzekering. De vrouw heeft de grieven van de man bestreden en heeft zelf ook aanspraken gemaakt op bepaalde activa. Tijdens de zitting is de zaak bepleit door beide advocaten, waarbij de man zijn eis heeft vermeerderd, wat door de vrouw werd betwist. Het hof heeft geoordeeld dat de vermeerdering van eis in strijd is met de goede procesorde, omdat de vrouw hierdoor in haar verdediging is geschaad. Het hof heeft de waardering van de activa en passiva van de gemeenschap beoordeeld, waarbij het belang van de man om de woning en andere activa toegewezen te krijgen werd afgewogen tegen de belangen van de vrouw. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de overbedelingsvordering, maar het bestreden vonnis voor het overige bekrachtigd. De man is veroordeeld om aan de vrouw een bedrag van € 400.000,- te voldoen wegens overbedeling, en het saldo van een bankrekening is aan de man toegedeeld onder de verplichting om de helft van het saldo aan de vrouw te betalen.

Uitspraak

GERECHTSHOF Den Haag

Sector Civiel recht

Zaaknummer : 200.110.284/01
Zaak-rolnummer Rechtbank : 92534/ HA ZA 11-2247
arrest van 17 september 2013
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.A. van Essen te Raamsdonkveer, gemeente Geertruidenberg,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.M. Setiaman te Venlo.

1.Het geding

Bij exploot van 10 juli 2012 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 11 april 2012 tussen partijen gewezen. In het exploot van de dagvaarding heeft de man zijn grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven bestreden.
Op 19 april 2013 is de zaak bepleit aan de zijde van de man door mr. van Essen en aan de zijde van de vrouw door mr. Setiaman.
In overleg met partijen wordt het arrest gewezen op het procesdossier van de man.

2.Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen.
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de feiten zoals deze door de rechtbank in het bestreden vonnis zijn vastgesteld.
2. Door de man wordt gevorderd: dat het (het hof leest) dit hof moge behage, te vernietigen het vonnis van 11 april 2012 van de rechtbank Dordrecht, en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van de vrouw alsnog af te wijzen en opnieuw recht te doen de verdeling van de gemeenschap van goederen aldus vast te stellen dat aan de man wordt toegedeeld:
a. a) de echtelijke woning, staande en gelegen te ([adres];
b) de op a. rustende hypothecaire geldlening;
c) de levensverzekering met nummer [nummer];
d) de polis ABC met nummer [nummer];
e) de bankrekening met nummer [nummer];
f) de bankrekening met nummer [nummer] van [BV A];
g) de aandelen in [BV B];
h) de aandelen in [BV C];
i. i) de (waarde van) auto betreffende een Mercedes C-klasse;
j) het pleziervaartuig Dolmanvlet;
k) de inboedel;
l) de levensverzekering AXA met het nummer[nummer];
m) de bankrekening met het nummer [nummer];
n) polis ASR [nummer],
alsmede vast te stellen dat de man wegens overbedeling aan de vrouw dient te betalen een bedrag van € 90.188,30 of, indien de echtelijke woning zal worden verkocht voor een bedrag lager dan € 235.000,- en/of indien het vaartuig Dolmanvlet zal worden verkocht voor een lager bedrag dan € 35.000,-, de helft van het verschil tussen voornoemde waarden en de daadwerkelijke verkoopwaarde op deze € 90.188,30 in mindering brengende, althans tot een bedrag als in goede justitie uw hof zal vermenen te behoren, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties inclusief de wettelijke rente daarover.
Vermeerdering van eis
3. Bij pleidooi heeft de man zijn eis vermeerderd en wel als volgt: “Het vernoemde heeft tot gevolg dat [de man] zijn eis wenst te vermeerderen danwel te wijzigen en uw Gerechtshof verzoekt te verklaren voor recht dat [de man] thans geen dwangsommen is verschuldigd.”
4. De vrouw heeft bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis. Zij heeft zich niet kunnen voorbereiden en is niet in staat om daar bij pleidooi op te reageren.
5. Het hof overweegt als volgt. De verandering of vermeerdering van eis moet in beginsel geschieden bij memorie van grieven. In het onderhavige geval heeft de vrouw expliciet bezwaren geformuleerd tegen de vermeerdering van eis eerst bij pleidooi. Het hof is van oordeel dat de vermeerdering van eis in strijd is met een goede procesorde nu de man eerst bij pleidooi zijn eis heeft vermeerderd en de vrouw hierdoor in haar verdediging is geschaad.
Grief 1
6. De grief komt in essentie neer op een betwisting van de door de rechtbank gehanteerde waardering van de activa en passiva van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap.
Het hof zal hetgeen de man ten aanzien van de onderscheiden bestanddelen opwerpt bespreken.
1.1
Echtelijke woning
7. In het bestreden vonnis is de voormalige echtelijke woning te [adres] aan de man toegedeeld,- onder gehoudenheid van de man om de op deze woning rustende hypothecaire geldlening voor zijn rekening te nemen.
8. In zijn petitum vordert de man toedeling van de woning. Het hof constateert dat de man hier iets vraagt wat hij bij de rechtbank al heeft verkregen. Hij heeft daarbij geen belang.
9. In punt 15 van zijn memorie van grieven stelt de man dat de uiteindelijk gerealiseerde verkoopprijs als waardemaatstaf moet worden gehanteerd voor de woning, althans dat moet worden uitgegaan van een waarde op basis van een taxatie in 2010 ten bedrage van € 235.000,-. Uitgaande van een hypothecaire geldlening ten bedrage van € 92.261,11 bedraagt de overwaarde bij genoemde waarde van €  235.000,- slechts €  142.738,89, aldus de man.
10. In punt 37 van haar memorie van antwoord handhaaft de vrouw dat als tijdstip van de waardering van de echtelijke woning dient te gelden de datum van de echtscheiding, zijnde 23 december 2008. De WOZ-waarde bedroeg in 2008 € 294.491,-. De vrouw acht een waarde voor de woning van € 300.000,- redelijk. De overwaarde bedraagt dan € 207.700,-.
11. Het hof overweegt als volgt. Als peildatum voor de waardering van een boedelbestanddeel geldt in beginsel de datum van de feitelijke verdeling, tenzij partijen een andere datum met elkaar zijn overeengekomen of de redelijkheid en billijkheid zich daar tegen verzet. Vaststaat dat partijen al geruime tijd zijn gescheiden en de man sedertdien gebruik heeft kunnen maken van de echtelijke woning. Dit tijdsverloop is naar het oordeel van het hof onvoldoende om af te wijken van de datum van de feitelijke verdeling als de peildatum voor de waardering van de echtelijke woning. De verdeling van de echtelijke woning staat op 11 april 2012 vast, aangezien op die datum de rechtbank de echtelijke woning aan de man heeft toegedeeld en de man in appel geen andere verdeling heeft gevorderd. Thans dient alleen nog de waarde van de woning te [adres] te worden vastgesteld. Door de man dienen binnen een maand drie makelaars te worden aangewezen, de vrouw dient binnen een maand een van deze makelaars uit te kiezen die de waarde van de woning per 11 april 2012 vaststelt. Op deze waarde wordt in mindering gebracht het bedrag van de hypothecaire geldlening per 23 december 2008 alsmede de kosten van de makelaar en de kosten van het notariële transport. De man dient vervolgens de helft van de aldus berekende overwaarde aan de vrouw te voldoen. Het hof zal derhalve het vonnis vernietigen.
1.2
Levensverzekering [nummer]
12. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de polis aan de man toegedeeld. Blijkens het petitum richt het beroep zich niet tegen deze toedeling, maar tegen hetgeen de rechtbank overweegt ten aanzien van verrekening van door de man gemaakte kosten van de boot.
13. Op 21 november 2008 is volgens de man de levensverzekering uitgekeerd. De uitkering bedroeg € 86.144,94. Van deze uitkering is € 36.144,- aangewend ter aflossing van een tweetal hypothecaire geldleningen. Volgens de man is van het restant de helft aan de vrouw ten goede gekomen: €  10.000,- is betaald aan de vrouw en €  15.000,- middels verrekening van de door de man betaalde onderhoudskosten van de boot ten bedrage van € 30.000,-.
14. Door de vrouw is erkend dat zij van de man een bedrag van € 10.000,- heeft ontvangen. Door de vrouw is ook niet betwist dat een bedrag van € 36.144,- is aangewend voor de aflossing van een tweetal hypothecaire geldleningen. Zij betwist het gestelde ter zake de boot. De vrouw heeft per saldo van de man nog te vorderen de somma van € 15.000,-.
15. Het hof overweegt als volgt. Vaststaat dat op 21 november 2008 een levensverzekering tot uitkering is gekomen voor een totaal bedrag van € 86.114,94. Niet bestreden is dat er een bedrag van € 36.114,- is aangewend ter aflossing van een tweetal hypothecaire geldleningen alsmede dat de vrouw een bedrag heeft ontvangen van € 10.000,-. Per saldo dient de man met betrekking tot deze polis nog aan de vrouw te betalen de somma van € 15.000,-. De stelling van de man dat hij de resterende gelden – een bedrag van €  30.000,- - heeft aangewend voor onderhoud van de Dolmanvlet, heeft de man naar het oordeel van het hof in het licht van de uitvoerige betwisting van deze stelling door de vrouw onvoldoende onderbouwd. Daar komt bij dat, indien de man na 23 december 2008 nog onderhoudswerkzaamheden aan de Dolmanvlet heeft laten verrichten, hij hiervoor de instemming had dienen te verkrijgen van de vrouw aangezien de boot tot een ontbonden gemeenschap behoort en partijen op grond van artikel 3:170 BW gezamenlijk dienen te beslissen omtrent het onderhoud van de boot, tenzij de handeling geen uitstel kan lijden. Van dat laatste is het hof niet gebleken.
1.3
Polis ABC
16. In het bestreden vonnis is de polis aan de man toegedeeld. In zijn petitum vordert de man toedeling van de polis. In geschil is niet de waarde, maar de verrekening van premiebetalingen na de peildatum.
17. Volgens de man bedroeg de waarde van deze polis in 2008 € 28.119,66. De man heeft gesteld dat hij na 23 december 2008 nog premie op de polis heeft betaald.
18. Door de vrouw erkent de waarde van de polis in 2008, maar betwist dat de man na 23 december 2003 nog premie op de polis heeft betaald welke nog verrekening behoeven.
19. Het hof overweegt als volgt. De waarde van de polis per peildatum - €  28.119.66 - dient in de verdeling te worden betrokken. Indien de man na 23 december 2008 nog premies heeft betaald heeft de man een regresvordering voor een bedrag gelijk aan de helft van de door hem betaalde premies.
1.4
Rekening [nummer] [BV A]
20. Tijdens het pleidooi is komen vast te staan dat het saldo van deze rekening ten tijde van de peildatum nul was. Mitsdien behoeft dit onderdeel geen verdere bespreking meer.
1.5
Rekening [nummer] [BV C]
21. Ter zitting van het pleidooi van 19 april 2013 is gebleken dat deze rekening geen rekening van de man betreft, maar een rekening van een derde, [BV C]. Gezien dit feit is het hof van oordeel dat deze rekening niet in de verdeling van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap van partijen dient te worden betrokken.
1.6
Aandelen [BV B] en [BV C]
22. In het bestreden vonnis zijn de aandelen aan de man toegedeeld. In zijn petitum vraagt de man toedeling van de aandelen.
23. Het hof begrijpt uit de toelichting van de man dat er aan de aandelen geen waarde kan worden toegekend.
24. Uit de memorie van antwoord van de vrouw volgt dat zij voor de waarde van de aandelen wenst uit te gaan van het eigen vermogen van deze BV in 2010, zijnde een bedrag van
€ 15.261,-. De vrouw wenst derhalve aanspraak te maken op een bedrag van € 7.630,50.
25. Het hof overweegt als volgt. Ter zitting van het pleidooi in hoger beroep is gebleken dat het eigen vermogen blijkens de balans € 7.600,- bedroeg (zie proces-verbaal van de zitting van 19 april 2013). Het hof stelt de waarde van de aandelen vast op dat bedrag. De man dient derhalve aan de vrouw te voldoen de helft daarvan, zijnde de somma van € 3.800,-.
1.7
Mercedes C-klasse
26. Uit het verhandelde ter zitting in beroep volgt dat de vrouw akkoord is gegaan met een waarde van € 3.500,-. De man moet derhalve aan de vrouw voldoen de somma van € 1.750,-.
1.8
Dolmanvlet
27. In het bestreden vonnis is de boot aan de man toegedeeld. In het petitum vraagt de man toedeling van de boot aan hem. Door de man is een taxatierapport in het geding gebracht. Uit dit taxatierapport volgt dat de boot op 31 mei 2012 een waarde had van € 35.000,-.
28. Ter zitting van het pleidooi heeft de vrouw verklaard dat zij kan leven met een de verdeling te betrekken waarde voor de boot van € 35.000,-.
29. Het hof overweegt als volgt. Gezien het door de man in het geding gebrachte taxatierapport en het feit dat de vrouw akkoord is met de daarin genoemde taxatiewaarde, zal het hof de waarde van de boot bepalen op een bedrag van € 35.000,-. Het hof ziet geen aanleiding om op de taxatiewaarde nog enig bedrag in mindering te brengen. In het taxatierapport staat dat de boot is getaxeerd in de staat waarin deze zich bevindt.
1.9
Inboedel
30. De man stelt dat de vrouw voor een bedrag van € 35.000,- aan inboedelgoederen heeft meegenomen en dat hij slechts voor een bedrag van € 2.000,- aan inboedelgoederen heeft behouden. De man vordert ter zake van de inboedel van de vrouw een bedrag van € 16.500,-.
31. Door de vrouw wordt betwist dat zij het merendeel van de inboedel heeft meegenomen.
32. Het hof overweegt als volgt. Gezien de betwisting door de vrouw van de stelling van de man, rust op de man de bewijslast om aan te tonen dat de vrouw het merendeel van de inboedel heeft meegenomen. Op basis van de door de man verstrekte gegevens kan het hof niet vaststellen waaruit de inboedel bestond, laat staan dat het hof de waarde van de inboedel kan vaststellen. De grief van de man treft dus geen doel.
1.1
Levensverzekering AXA
33. De man heeft bij memorie van grieven gesteld dat deze polis is afgesloten voor de studiekosten van zijn kinderen. Voorts heeft hij bij memorie van grieven gesteld dat de waarde van de polis volledig aan zijn kinderen is uitgekeerd.
34. Door de vrouw is gesteld dat vaststaat dat de polis een waarde had van € 15.898,- en dat de man de waarde van deze polis heeft aangewend voor een nieuwe polis.
35. Het hof overweegt als volgt. Ter zitting van 19 april 2013 is het hof gebleken dat de polis AXA na de peildatum is omgezet in een polis Reaal. De waarde van de polis AXA was onbestreden € 15.898,-. Uit het petitum van de man volgt dat de man geen bezwaar heeft tegen de toedeling van de polis aan hem, feitelijk heeft de man zich als rechthebbende gedragen door aanwending ten eigen bate van de opbrengst van de polis. De man dient aan de vrouw ter zake de AXA polis te voldoen de somma van € 7.949,-.
1.11
Polis ASR
36. Uit de gewisselde stukken volgt dat partijen het erover eens zijn dat de polis een waarde heeft van € 14.989,13. De man dient aan de vrouw te voldoen ter zake € 7.495,-.
1.12
Tussenconclusie
37. De conclusie uit het vorenstaande is dat het hof de overbedelingsvordering niet kan vaststellen aangezien de waarde van de voormalige echtelijke woning nog niet vaststaat. Wel staat vast dat de overbedelingsvordering aanzienlijk lager zal zijn dan € 400.000,- en in zoverre dient het bestreden vonnis derhalve in ieder geval te worden vernietigd.
38. Voorts staat vast de rekening [nummer] toebehoort aan [BV C]. De rekening althans het saldo van de rekening kan derhalve niet aan de man worden toegedeeld. Voor zover de rechtbank anders heeft beslist moet het bestreden vonnis eveneens worden vernietigd.
39. De waarde van de polis AXA staat tussen partijen thans vast. Zij bedraagt € 15.898,-.
Grief 2 Betaling overbedelingsvordering
40. Het hof begrijpt uit de toelichting op de grief dat de man stelt dat hij onvoldoende financiële middelen heeft om de overbedelingsvordering te voldoen.
41. Door de vrouw is gesteld dat de man op grond van de bestreden beschikking de beschikking heeft over alle vermogensbestanddelen van de gemeenschap en dat hij deze blijkens het appel ook wenst te behouden. De man dient derhalve de helft van de waarde aan de vrouw uit te betalen. De man beschikt derhalve over vermogen om de vrouw te voldoen.
42. Het hof overweegt als volgt. De man komt in zijn appel niet op tegen de wijze waarop de rechtbank de verdeling van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap heeft vastgesteld. Sterker nog, in zijn petitum vraagt de man expliciet om de woning, de boot enz. aan hem toe te delen (zie a tot en met n). Gezien het feit dat de man ook zelf in hoger beroep toedeling vraagt van alle vermogensbestanddelen komt het financieringsrisico ter zake van de overbedelingsvordering bij hem te liggen. De man dient de overbedelingsvordering te financieren door verkoop van enige boedelbestanddelen. De grief treft geen doel.
Grief 3
43. Deze grief heeft geen zelfstandige betekenis en behoeft geen verdere bespreking.
Grief 4
44. Ook deze grief heeft geen zelfstandige bespreking en behoeft eveneens geen verdere bespreking.
Grief 5 Dwangsom
45. De man is het er niet mee eens dat hij is veroordeeld om binnen twee maanden na het vonnis mee te werken aan de vastgestelde verdeling onder verbeuring van een dwangsom. De man stelt onder meer dat hij niet in staat is (geweest) om binnen twee maanden de woning volledig over te nemen.
46. De vrouw heeft onder meer gesteld dat er zonder dwangmiddel voor de man geen enkele druk is om in beweging te komen. Dat de man niet de intentie heeft om mee te werken blijkt reeds uit het feit dat hij de bank pas heeft aangeschreven nadat de vrouw aanspraak maakte op de dwangsommen.
47. Het hof overweegt als volgt. De rechtsrelatie tussen deelgenoten wordt mede beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Wat redelijk en billijk is, is afhankelijk van alle feiten en omstandigheden van het geval. Een gegeven is dat het huwelijk tussen partijen reeds op 23 december 2008 is ontbonden en in augustus 2013 de voormalige huwelijksgoederengemeenschap feitelijk nog niet is verdeeld. Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de man niet erg meewerkt om de zaak voor beide partijen tot een goed einde te brengen. Ter zitting is het hof gebleken dat de vrouw als gevolg van het handelen van de man in ernstige financiële nood verkeert. De vrouw heeft een zwaarwichtig belang bij een snelle afwikkeling. Gezien vorenstaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde dwangsom passend is. De grief treft geen doel.
Proceskosten
48. De man heeft geen grief gericht tegen de beslissing van de rechtbank dat hij aan de vrouw ter zake proceskosten moet voldoen de somma van € 8.097,02. De man vraagt in appel echter wel de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste en tweede aanleg. Het hof ziet, mede bezien de correcte proceshouding van de vrouw geen aanleiding haar in de kosten te veroordelen op een wijze als door de man in hoger beroep gevraagd.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 11 april 2012 tussen de partijen gewezen voor zover de rechtbank daarbij:
de man heeft veroordeeld om aan de vrouw wegens overbedeling te voldoen de somma € 400.000,-;
aan de man heeft toegedeeld het saldo van de bankrekening [nummer] onder gehoudenheid om aan de vrouw te betalen de helft van het saldo van die rekening;
en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de man om binnen 3 maanden na datum van dit arrest de overbedelingsvordering aan de vrouw uit te betalen met inachtneming van hetgeen het hof in dit arrest heeft bepaald;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
compenseert de proceskosten van de procedure in hoger beroep en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen kosten van dit hoger beroep draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, van Dijk en Kamminga en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2013 in aanwezigheid van de griffier.