1.12Tussenconclusie
37. De conclusie uit het vorenstaande is dat het hof de overbedelingsvordering niet kan vaststellen aangezien de waarde van de voormalige echtelijke woning nog niet vaststaat. Wel staat vast dat de overbedelingsvordering aanzienlijk lager zal zijn dan € 400.000,- en in zoverre dient het bestreden vonnis derhalve in ieder geval te worden vernietigd.
38. Voorts staat vast de rekening [nummer] toebehoort aan [BV C]. De rekening althans het saldo van de rekening kan derhalve niet aan de man worden toegedeeld. Voor zover de rechtbank anders heeft beslist moet het bestreden vonnis eveneens worden vernietigd.
39. De waarde van de polis AXA staat tussen partijen thans vast. Zij bedraagt € 15.898,-.
Grief 2 Betaling overbedelingsvordering
40. Het hof begrijpt uit de toelichting op de grief dat de man stelt dat hij onvoldoende financiële middelen heeft om de overbedelingsvordering te voldoen.
41. Door de vrouw is gesteld dat de man op grond van de bestreden beschikking de beschikking heeft over alle vermogensbestanddelen van de gemeenschap en dat hij deze blijkens het appel ook wenst te behouden. De man dient derhalve de helft van de waarde aan de vrouw uit te betalen. De man beschikt derhalve over vermogen om de vrouw te voldoen.
42. Het hof overweegt als volgt. De man komt in zijn appel niet op tegen de wijze waarop de rechtbank de verdeling van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap heeft vastgesteld. Sterker nog, in zijn petitum vraagt de man expliciet om de woning, de boot enz. aan hem toe te delen (zie a tot en met n). Gezien het feit dat de man ook zelf in hoger beroep toedeling vraagt van alle vermogensbestanddelen komt het financieringsrisico ter zake van de overbedelingsvordering bij hem te liggen. De man dient de overbedelingsvordering te financieren door verkoop van enige boedelbestanddelen. De grief treft geen doel.
43. Deze grief heeft geen zelfstandige betekenis en behoeft geen verdere bespreking.
44. Ook deze grief heeft geen zelfstandige bespreking en behoeft eveneens geen verdere bespreking.
45. De man is het er niet mee eens dat hij is veroordeeld om binnen twee maanden na het vonnis mee te werken aan de vastgestelde verdeling onder verbeuring van een dwangsom. De man stelt onder meer dat hij niet in staat is (geweest) om binnen twee maanden de woning volledig over te nemen.
46. De vrouw heeft onder meer gesteld dat er zonder dwangmiddel voor de man geen enkele druk is om in beweging te komen. Dat de man niet de intentie heeft om mee te werken blijkt reeds uit het feit dat hij de bank pas heeft aangeschreven nadat de vrouw aanspraak maakte op de dwangsommen.
47. Het hof overweegt als volgt. De rechtsrelatie tussen deelgenoten wordt mede beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Wat redelijk en billijk is, is afhankelijk van alle feiten en omstandigheden van het geval. Een gegeven is dat het huwelijk tussen partijen reeds op 23 december 2008 is ontbonden en in augustus 2013 de voormalige huwelijksgoederengemeenschap feitelijk nog niet is verdeeld. Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de man niet erg meewerkt om de zaak voor beide partijen tot een goed einde te brengen. Ter zitting is het hof gebleken dat de vrouw als gevolg van het handelen van de man in ernstige financiële nood verkeert. De vrouw heeft een zwaarwichtig belang bij een snelle afwikkeling. Gezien vorenstaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde dwangsom passend is. De grief treft geen doel.
48. De man heeft geen grief gericht tegen de beslissing van de rechtbank dat hij aan de vrouw ter zake proceskosten moet voldoen de somma van € 8.097,02. De man vraagt in appel echter wel de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste en tweede aanleg. Het hof ziet, mede bezien de correcte proceshouding van de vrouw geen aanleiding haar in de kosten te veroordelen op een wijze als door de man in hoger beroep gevraagd.