Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest d.d. 26 maart 2013
appellante,
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Allianz Nederland Schadeverzekering N.V. tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. Allianz had een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten voor de geïntimeerde, die op 5 januari 2000 een aanvraag indiende. Bij deze aanvraag was een gezondheidsverklaring gevoegd. In 2007 heeft Allianz de verzekering beëindigd en een uitkering geweigerd, met het argument dat de geïntimeerde relevante informatie had verzwegen bij de aanvraag. De rechtbank Rotterdam oordeelde in eerste aanleg dat Allianz zich niet met succes kon beroepen op verzwijging door de geïntimeerde.
In hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld. Het hof concludeert dat de geïntimeerde, op basis van de kennis die hij in januari 2000 had, geen relevante feiten heeft verzwegen. De vraag in het vragenformulier over medische klachten was niet zo geformuleerd dat de geïntimeerde deze als essentieel voor de risicobeoordeling moest beschouwen. Het hof oordeelt dat Allianz niet kan aantonen dat de geïntimeerde opzettelijk informatie heeft achtergehouden die van belang was voor de beoordeling van het arbeidsongeschiktheidsrisico.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank voor zover het betreft het beroep op schending van de mededelingsplicht, maar vernietigt het vonnis voor het overige. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank Rotterdam voor verdere behandeling. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.