ECLI:NL:GHDHA:2013:795

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.077.301-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheidsverzekering en verzwijging van relevante informatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Allianz Nederland Schadeverzekering N.V. tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. Allianz had een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten voor de geïntimeerde, die op 5 januari 2000 een aanvraag indiende. Bij deze aanvraag was een gezondheidsverklaring gevoegd. In 2007 heeft Allianz de verzekering beëindigd en een uitkering geweigerd, met het argument dat de geïntimeerde relevante informatie had verzwegen bij de aanvraag. De rechtbank Rotterdam oordeelde in eerste aanleg dat Allianz zich niet met succes kon beroepen op verzwijging door de geïntimeerde.

In hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld. Het hof concludeert dat de geïntimeerde, op basis van de kennis die hij in januari 2000 had, geen relevante feiten heeft verzwegen. De vraag in het vragenformulier over medische klachten was niet zo geformuleerd dat de geïntimeerde deze als essentieel voor de risicobeoordeling moest beschouwen. Het hof oordeelt dat Allianz niet kan aantonen dat de geïntimeerde opzettelijk informatie heeft achtergehouden die van belang was voor de beoordeling van het arbeidsongeschiktheidsrisico.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank voor zover het betreft het beroep op schending van de mededelingsplicht, maar vernietigt het vonnis voor het overige. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank Rotterdam voor verdere behandeling. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.077.301/01
Zaak-rolnummer rechtbank: 334668 / HA ZA 09-1922

Arrest d.d. 26 maart 2013

in de zaak van
de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: Allianz,
appellante,
advocaat: mr. P.J. Klein Gunnewiek te Utrecht,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te Soest,
geïntimeerde,
hierna te noemen:[geïntimeerde],
advocaat: mr. M.C. Hoogendam te Leusden.

Het geding

Bij exploot van 30 augustus 2010 is Allianz in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de rechtbank Rotterdam op 23 juni 2010 tussen[geïntimeerde] en Allianz heeft gewezen. Bij memorie van grieven heeft Allianz tegen het vonnis grieven aangevoerd die[geïntimeerde] bij memorie van antwoord heeft bestreden. Daarop heeft Allianz een akte genomen, waarna[geïntimeerde] een antwoordakte heeft genomen. Vervolgens hebben partijen hun stukken overgelegd voor arrest.

De beoordeling van het hoger beroep

1.
In deze zaak kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
a.[geïntimeerde] heeft op 5 januari 2000 bij (de rechtsvoorganger van) Allianz een aanvraag ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering per 1 februari 2000. Daarbij was een door[geïntimeerde] ingevulde gezondheidsverklaring van 6 januari 2000 gevoegd.
b.[geïntimeerde] is vervolgens op 12 januari 2010 door een geneeskundig adviseur gekeurd. In dat kader is door[geïntimeerde] een vragenformulier ingevuld.
c. In het geneeskundig rapport is bij punt 5.6. de vraag "Zijn er misvormingen, afwijkingen of functiestoornissen van de romp, ledematen of gewrichten" vermeld "litteken re knie, zie 2i", hetgeen verwijst naar het antwoord op de vraag in het vragenformulier naar "aandoeningen van ledematen of gewrichten, acuut of chronisch, rheuma, spier- of zenuwpijnen, wondontsteking, schouderpijnen", welke vraag was beantwoord met "Ja" met daarbij de handgeschreven toevoeging "1992 Heb een knie kijkoperatie gehad". Door de geneeskundig adviseur is daarbij geschreven "re binnenkapsel verwijd, zat te veel spanning op gaf soms pijn".
d. Per 1 februari 2000 heeft Allianz het risico van arbeidsongeschiktheid van[geïntimeerde] verzekerd met de bepaling in de polis dat geen uitkering wordt verleend voor arbeidsongeschiktheid die is ontstaan, bevorderd of verergerd door enige aandoening van en/of letsel aan de rechter knie.
e.[geïntimeerde] heeft bij schadeaangifteformulier Arbeidsongeschiktheidsverzekering van 6 september 2006 een beroep gedaan op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Daarbij heeft[geïntimeerde] als oorzaak van de ingetreden arbeidsongeschiktheid "spondylartropatie" aangegeven.
f. Allianz heeft vervolgens via haar medisch adviseur informatie opgevraagd bij de behandelend arts(en).
g. Allianz heeft bij brief van 30 maart 2007 aan[geïntimeerde] meegedeeld dat Allianz met een beroep op verzwijging door[geïntimeerde] van voor de verzekering relevante informatie de nietigheid van de overeenkomst inroept, uitkering weigert en de verzekering per 30 maart 2007 beëindigt.
2.
In dit geding gaat het om de vraag of Allianz zich met succes kan beroepen op verzwijging of verkeerde opgave door[geïntimeerde] bij het aanvragen van de onderhavige arbeidsongeschiktheidsverzekering en of Allianz zich derhalve terecht op het standpunt stelt dat zij bevrijd is van een uitkeringsverplichting. In zoverre rust op Allianz de bewijslast.
3.
Allianz stelt zich op het standpunt dat[geïntimeerde] bij de acceptatie van de arbeidsongeschiktheidsverzekering niet alle gegevens heeft verstrekt die van belang waren voor de beoordeling van het arbeidsongeschiktheidsrisico door Allianz en dat[geïntimeerde] met name klachten aan het bewegingsapparaat, waaronder schouderklachten, ten onrechte niet heeft vermeld. Indien Allianz ten tijde van de aanvraag van deze medische informatie op de hoogte was geweest, zou zij geen aanbieding voor een arbeidsongeschiktheids-verzekering hebben gedaan, althans niet onder dezelfde voorwaarden, zodat Allianz – naar zij stelt – het recht had de verzekering te beëindigen en uitkering te weigeren. In dit kader beroept Allianz zich op door haar overgelegde medische informatie.[geïntimeerde]
4.
[geïntimeerde] heeft betwist vóór het aangaan van de onderhavige verzekering relevante informatie te hebben verzwegen.[geïntimeerde] stelt zich op het standpunt dat hij, voor zover hij in de periode vóór 5 januari 2000 schouderklachten had, meende en mocht menen dat het daarbij ging om symptomen van een gebruikelijke aandoening.[geïntimeerde] wist tot 2006 niet dat hij leed aan spondylartropathie en kon daarmee ook niet bekend zijn.[geïntimeerde] erkent weliswaar dat hij vóór 5 januari 2000 "wel eens" schouderklachten had, maar dat waren – zo betoogt[geïntimeerde] samengevat – niet zodanige klachten dat hij had moeten begrijpen dat informatie op dat punt voor Allianz van wezenlijk belang zou kunnen zijn.
5.
Het hof overweegt als volgt. Bepalend is allereerst of[geïntimeerde] de in hiervoor in punt 1.c. vermelde vraag in het vragenformulier had kunnen of behoren op te vatten als een vraag die betrekking had op klachten of feiten die voor een juiste risicobeoordeling door Allianz van belang zouden kunnen zijn en zo ja, of[geïntimeerde] deze vraag zodanig heeft beantwoord dat Allianz op grond daarvan heeft kunnen beschikken over dergelijke informatie.
6.
Uit de door Allianz overgelegde medische informatie, door Allianz opgevraagd en verkregen nadat[geïntimeerde] op 6 september 2006 een beroep had gedaan op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, blijkt dat[geïntimeerde] op 3 oktober 2006 en 7 november 2006 is onderzocht door een reumatoloog. In de anamnese, die door deze reumatoloog is opgemaakt, is vermeld dat[geïntimeerde], geboren op 24 december 1970, vanaf zijn 18e jaar periodieke pijnklachten had in de knieën en schouders en vanaf zijn 25e jaar na sporten minder gemakkelijk herstelde. In het huisartsenjournaal van de toenmalige huisarts van[geïntimeerde] is melding gemaakt van een "pijnlijke re + li schouder O / alle bewegingen mogelijk aanhechting M. delt. gevoelig" in mei 1996.
7.
Nu feiten die dit anders kunnen doen zijn, niet door Allianz zijn gesteld, moet het hof ervan uitgaan dat[geïntimeerde] eerst in 2001 in verband met deze klachten naar zijn huisarts is gegaan en dat[geïntimeerde] pas in 2006 door de huisarts werd doorverwezen naar een reumatoloog. De enkele omstandigheid dat de klachten zich in 1988 openbaarden, alsmede het feit dat de klachten kennelijk periodiek van aard waren, brengt niet mee dat[geïntimeerde] de hiervoor in punt 1.c. vermelde vraag in het vragenformulier onvolledig heeft beantwoord.[geïntimeerde] heeft deze vraag niet behoeven op te vatten als een vraag die het vermelden van klachten waarvan hij mocht menen dat deze duidden op symptomen van een aandoening waarvan ieder wel eens last heeft, noodzakelijk maakte. Op dit punt heeft het hof van belang geacht dat, naar[geïntimeerde] betoogt, de schouderklachten in het verleden nooit tot langdurige uitval hebben geleid en de klachten in januari 2000 niet als een ziekte of aandoening gediagnosticeerd waren.
8.
Uit het vorenstaande volgt dat[geïntimeerde] op grond van de kennis waarover hij in januari 2000 redelijkerwijs beschikte en kon beschikken, geen voor de risicobeoordeling door Allianz relevante feiten of omstandigheden heeft verzwegen, zodat het hof niet toekomt aan de stelling van[geïntimeerde] dat hij de "vage klachten" op dit punt aan de controlerend geneeskundige heeft gemeld en dat deze de klachten niet van belang geacht heeft voor de verdere beoordeling van het risico. Ook indien[geïntimeerde] tegenover de controlerend geneeskundige, zoals Allianz heeft betoogd, geen melding heeft gemaakt van de klachten, moet de conclusie zijn dat Allianz zich niet met succes kan beroepen op verzwijging of verkeerde opgave door[geïntimeerde] bij het aanvragen van de onderhavige arbeidsongeschiktheidsverzekering en dat Allianz zich derhalve niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat zij bevrijd is van een uitkeringsverplichting. In zoverre komt het hof niet tot een ander oordeel dan de rechtbank.
9.
Uit het vorenstaande volgt dat grief I geen doel treft, zodat het hof toekomt aan bespreking van de grieven II en III. Allianz stelt zich op het standpunt dat zij noch in staat is geweest de mate van eventuele arbeidsongeschiktheid vast te stellen en daarmee de hoogte van een mogelijke uitkering, noch te beoordelen of een arbeidsongeschiktheid leidt tot dekking onder de polis. Het hof volgt Allianz daarin. Grief II treft derhalve doel, zodat ook grief III doel treft. Dit betekent dat het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 juni 2010 deels zal worden vernietigd.
10.
Het hof zal de zaak terugverwijzen naar de rechtbank Rotterdam in de staat waarin de zaak zich bevindt teneinde partijen in de gelegenheid te stellen voort te procederen. De beslissing over de proceskosten in eerste aanleg behoort te worden aangehouden tot het eindvonnis. Gelet op de uitkomst van het hoger beroep zullen de kosten in deze instantie worden gecompenseerd.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 juni 2010 voor zover het betreft het beroep door Allianz op artikel 251 K op grond van schending van de mededelingsplicht door[geïntimeerde] bij het aangaan van de in geding zijnde arbeidsongeschiktheidsverzekering;
vernietigt het vonnis voor het overige;
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Rotterdam teneinde deze verder te behandelen met inachtneming van hetgeen hiervoor heeft overwogen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in dier voege dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, E.M. Hofkes en H.Th. Bouma en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in aanwezigheid van de griffier.