ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2480

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.100.073
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake echtscheiding en gebruiksvergoeding echtelijke woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een vonnis van de rechtbank, waarin zij is veroordeeld tot betaling van € 3.664,- aan de man ter zake van de verdeling van de onderneming. De vrouw vordert in hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover het gaat om de beslissingen over de gebruiksvergoeding voor de echtelijke woning en de correctie van het ondernemingsvermogen. De vrouw stelt dat zij recht heeft op een gebruiksvergoeding van 4% over de overwaarde van de echtelijke woning, omdat de man het alleengebruik van de woning heeft. De man heeft echter de hypothecaire lasten betaald en stelt dat de vrouw haar aandeel daarin niet voldoet.

Het hof overweegt dat de deelgenoot die een gemeenschappelijk goed met uitsluiting van de andere deelgenoot gebruikt, een vergoeding moet betalen aan de andere deelgenoot. In dit geval is het echter niet redelijk dat de vrouw een gebruiksvergoeding ontvangt, aangezien de man de kosten van de woning heeft gedragen. De vrouw heeft haar vordering niet nader gespecificeerd en het hof concludeert dat de grief van de vrouw faalt.

Daarnaast is er een geschil over de correctie van het ondernemingsvermogen met een schuld aan Tempo Team van € 15.000,-. De vrouw betwist dat deze schuld reëel is, maar het hof oordeelt dat de vrouw niet heeft betwist dat er een schuld is ontstaan. De man heeft een regeling getroffen met de werknemer en de schuld is in 2007 ontstaan, wat logisch is gezien de financiële situatie. Het hof passeert de grief van de vrouw en bekrachtigt het bestreden vonnis, waarbij de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.100.073/01
Zaaknummer rechtbank : 364471/HA ZA 10-1496
arrest d.d. 12 februari 2013
inzake
de vrouw,
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. T.G. Brown-Knip te Zoetermeer
tegen
de man,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. A. Hofman te Barneveld.
Het geding
Voor de loop van het geding tot het tussenarrest van dit hof van 19 juni 2012 verwijst het hof naar dit arrest en de daarin vermelde stukken.
Bij dit arrest is een comparitie van partijen gelast. Deze heeft op 28 augustus 2012 plaatsgevonden. Van deze comparitie is proces-verbaal opgemaakt. De zaak is naar de rol verwezen voor beraad partijen.
Vervolgens hebben partijen hun procesdossier gefourneerd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Tegen de feiten zoals deze door de rechtbank onder 2. in het bestreden vonnis zijn vastgesteld is niet opgekomen zodat het hof van die feiten uitgaat.
2. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de op 21 april 2009 door echtscheiding ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen vastgesteld, waarbij onder meer, voor zover te dezen van belang:
- de vrouw is veroordeeld tot betaling van € 3.664,- aan de man ter zake van de verdeling van de onderneming [naam onderneming], en
- de vordering van de vrouw, strekkende tot het ontvangen van de man van een gebruiksvergoeding voor de echtelijke woning, is afgewezen.
3. De vrouw vordert dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover het gaat om de beslissingen ter zake van de gebruiksvergoeding voor de echtelijke woning (4.7 uit het vonnis) en de correctie van het ondernemingsvermogen (4.20 uit het vonnis), en, opnieuw rechtdoende, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad de vorderingen van de vrouw alsnog zal toewijzen, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure en meer concreet:
1) toe te wijzen de vorderingen waarbij aan de vrouw wordt toegekend, te betalen door de man, een gebruiksvergoeding van 4% over de overwaarde van de echtelijke woning, af te rekenen door de man ter gelegenheid van de notariële overdracht van de voormalige echtelijke woning op naam van de opvolgende eigenaar, met daarover de wettelijke rente vanaf wettelijke peildatum boedelscheiding.
2) toe te wijzen de vordering van de vrouw om het ondernemingsvermogen te corrigeren met € 15.000, - waardoor de vrouw niet aan de man hoeft te betalen een bedrag van € 3.664, - maar de man aan de vrouw een bedrag van € 3.836, - ter zake het vast te stellen ondernemingsvermogen.
3) en te vernietigen de beslissing dat de vrouw de bewijslast heeft met betrekking tot het bestaan van de schuld aan Tempo Team.
4) de man te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep.
4. De man bestrijdt het hoger beroep van de vrouw. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw in haar hoger beroep, althans tot afwijzing van de vorderingen in hoger beroep conform het door de rechtbank gewezen vonnis van 14 september 2011, zonodig onder ambtshalve aanvulling/verbetering van gronden, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure in beide instanties.
5. Het geschil dat partijen in hoger beroep nog verdeeld houdt betreft aldus:
- de vraag of de vrouw aanspraak kan maken op een door de man te betalen gebruiksvergoeding vanwege zijn gebruik van de nog gemeenschappelijke echtelijke woning;
- de vraag of het ondernemingsvermogen moet worden gecorrigeerd met een bedrag van € 15.000,-, welke correctie betrekking heeft op de vraag of een onder de ‘passiva’ opgenomen schuld aan Tempo Team een daadwerkelijke dan wel een fictieve schuld is.
Gebruiksvergoeding echtelijke woning
6. De vrouw betoogt dat zij, eerst toen de man niet bereidwillig bleek om mee te werken aan de verkoop van de woning, een gebruiksvergoeding is gaan vorderen. De verkoop van de woning is nog altijd niet gestart. De vrouw heeft recht op een vergoeding van 4% over de overwaarde van de woning, nu de man het alleengebruik van de woning heeft. Dat de man de hypothecaire lasten betaalt is niet beslissend. Deze betaalt de man voor het woongenot. De gebruiksvergoeding is de vergoeding voor het door de vrouw niet kunnen genieten van de overwaarde.
7. De man stelt dat hij niet om het woonrecht met uitsluiting van de vrouw heeft verzocht. De man kon vanaf januari 2012 de hypothecaire last niet meer voldoen. De man wil wel meewerken aan de verkoop van de woning en heeft met de vrouw een makelaar ingeschakeld. De makelaar moet echter nog duidelijkheid hebben over de vervuiling van de onderliggende grond waartoe een milieukundige moet worden ingeschakeld. De vrouw heeft nu ook positief gereageerd op dit standpunt van de man, zodat de voorbereiding van de verkoop van de woning doorgaat.
8. Het hof overweegt als volgt. In beginsel dient de deelgenoot die een gemeenschappelijk goed met uitsluiting van de andere deelgenoot gebruikt, de deelgenoot die aldus verstoken wordt van het gebruik en genot waarop hij uit hoofde van zijn aandeel in het gemeenschappelijk goed recht heeft, een vergoeding te betalen. In dit geval betaalt de man echter volledig de hypothecaire lasten. Vast staat dat de vrouw haar aandeel daarin niet voldoet, alhoewel zij daartoe als deelgenoot wel is gehouden. De man heeft ter comparitie van partijen op 28 augustus 2012 verklaard dat hij vanaf 21 april 2009 de hypothecaire lasten heeft voldaan, evenals de andere kosten met betrekking tot de woning, zoals OZB, verzekering en dergelijke. Hij heeft verklaard de kosten die hij meer dan zijn aandeel heeft betaald met betrekking tot de woning niet op de vrouw te zullen verhalen.
9. Gelet op het hiervoor overwogene, nog daargelaten dat de vrouw haar vordering ter zake dit gebruiksrecht niet nader heeft gespecificeerd – zij vordert een vergoeding te berekenen naar een in de toekomst mogelijk te realiseren overwaarde – is het hof van oordeel dat het niet redelijk is indien de vrouw nog een gebruiksvergoeding zou ontvangen. Indien al de man zou talmen met de verkoop van de woning staan de vrouw andere middelen ten dienste. De grief van de vrouw faalt daarom.
Schuld aan Tempo Team; ondernemingsvermogen
10. De vrouw voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen en beslist dat het ondernemingsvermogen niet moet worden verminderd met een schuld aan Tempo Team van € 15.000, -. De vrouw acht het onaannemelijk dat een schuld aan Tempo Team uit 2007 in 2009 nog niet is betaald. De schuld is niet reëel. Er is in 2011 een vrijval schuld Tempo Team geboekt van € 5.000, -, hetgeen impliceert dat de schuld niet behoeft te worden betaald. De gehele schuld zal zijn vrijgevallen.
11. De man stelt dat niet relevant is dat de post in 2009 nog open staat. Dit was ook logisch gelet op de financiële situatie. Tempo Team heeft de betalingen aan een werknemer van de man, [naam werknemer], gestopt, maar handhaafde haar vordering op de man. Later heeft de man de schuld aan Tempo Team afbetaald, dan wel rechtstreeks aan [naam werknemer]. De man heeft een regeling met [de werknemer] getroffen toen Tempo Team hem niet meer betaalde. Dit was na de peildatum. Ook met Tempo Team is het tot een afhandeling gekomen. Nu de schuld in 2007 is ontstaan is het logisch dat deze er per peildatum nog was.
12. Het hof overweegt als volgt. De vrouw heeft niet betwist dat [naam werknemer] bij de man heeft gewerkt in de periode voor de peildatum en dat hij geen loon ontving, terwijl hij dit wel had moeten ontvangen. Vast staat dan ook dat dientengevolge een schuld is ontstaan. Dat de man voor deze loonkosten een voorziening heeft opgenomen, nu nog niet duidelijk was hoe de afwikkeling zou verlopen, is alleszins reëel te noemen. Eerst na de peildatum heeft de man een regeling getroffen met [de werknemenr], waardoor deze voorziening aan Tempo Team kon vrijvallen. Deze betrof echter een verplichting tot loonbetaling over een periode, gelegen voor de peildatum. Het hof passeert dan ook deze grief. Aan het bewijsaanbod van de vrouw komt het hof niet toe nu dit niet tot een andere beslissing van de zaak kan leiden.
13. Nu beide grieven falen, zal het hof het bestreden vonnis, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.
Proceskosten
14. Gelet op de omstandigheid dat partijen ex-echtelieden zijn is het gebruikelijk dat de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd. Het hof acht geen grond aanwezig om te dezen anders te oordelen. De vorderingen over en weer daartoe zullen worden afgewezen.
Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Mink, Van Dijk en Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2013 in aanwezigheid van de griffier.