In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding met betrekking tot een zorgregeling en gezag over een minderjarige. De moeder, appellante, heeft een verzoek ingediend om haar alleen met het gezag te belasten, wat door de rechtbank is afgewezen. De vader, geïntimeerde, heeft een kort geding aangespannen om nakoming van de zorgregeling die eerder door de rechtbank was vastgesteld. De moeder heeft in het kort geding verzocht om opschorting van de contactregeling, tenzij de vader aan bepaalde voorwaarden voldoet. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de omgang tussen de vader en de minderjarige bij het woonadres van de moeder dient plaats te vinden, en dat de moeder haar adres aan de vader moet verstrekken. De moeder is veroordeeld tot betaling van een dwangsom bij niet-nakoming van deze verplichting.
Tijdens de comparitie van partijen is gebleken dat de ouders eind augustus 2013 contactherstel hebben bewerkstelligd. Het hof heeft de vorderingen van beide partijen gezamenlijk beoordeeld. De moeder vreest escalatie en wil haar adresgegevens niet aan de vader verstrekken, terwijl de vader stelt dat deze vrees ongegrond is en dat hij recht heeft op deze informatie. Het hof heeft overwogen dat de belangen van de minderjarige voorop staan en dat het belangrijk is dat beide ouders relevante informatie over de gezondheid van de minderjarige delen. Het hof heeft de vordering van de vader om het huisadres van de moeder te verstrekken afgewezen, maar heeft de moeder wel veroordeeld om de naam en het adres van de huisarts van de minderjarige aan de vader te verstrekken.
Het hof heeft het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de contactregeling voor de duur van de lopende procedures vastgesteld. De ouders zijn verplicht om elkaar te informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de minderjarige, en het hof heeft de kosten van het hoger beroep gecompenseerd. Dit arrest is uitgesproken op 11 februari 2014.