ECLI:NL:GHDHA:2014:1833

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
200.131.518/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toedeling van de woning in kort geding en de onmogelijkheid van verdeling

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een kort geding waarin de toedeling van een woning centraal staat. De appellante, aangeduid als de vrouw, en de geïntimeerde, aangeduid als de man, zijn betrokken in een geschil over de verdeling van hun gezamenlijke woning. De vrouw heeft de zaak aangespannen in hoger beroep, waarbij zij tevens de geïntimeerde is in het incidenteel appel. De advocaten van beide partijen zijn mr. F.C. Frederiks en mr. L.P. Quist, beiden gevestigd in Zwijndrecht.

Het hof verwijst naar eerdere tussenarresten van 29 oktober 2013 en 18 februari 2014, waarin het hof heeft overwogen dat partijen geen mediation of deskundige verdeling wensen. Dit heeft geleid tot de beslissing van het hof om het eindarrest te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de toedeling van de woning niet los kan worden gezien van de overige geschilpunten tussen partijen. De kort geding procedure is niet geschikt voor het vaststellen van de verdeling, zoals door partijen was verzocht.

Uiteindelijk heeft het hof besloten het bestreden vonnis te bekrachtigen, het gevorderde in hoger beroep af te wijzen en de proceskosten te compenseren, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit arrest is uitgesproken op 8 april 2014 in aanwezigheid van de griffier, en is ondertekend door de rechters L.F.A. Husson, J.A. van Kempen en P.B. Kamminga.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.131.518/01
Rolnummer rechtbank : C/10/426830 / KG ZA 13-572

arrest van 8 april 2014

in de zaak van

[de vrouw],

wonende te [woonplaats],
appellante, tevens geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F.C. Frederiks te Zwijndrecht,
tegen

[de man],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde, tevens appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. L.P. Quist te Zwijndrecht.

Het geding

Het hof verwijst naar zijn tussenarresten van 29 oktober 2013 en 18 februari 2014.
Ter uitvoering van laatstgenoemd arrest hebben partijen ter rolle medegedeeld geen mediation/verdeling door een deskundige te wensen, zoals door het hof voorgestaan.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
Nu partijen te kennen hebben gegeven geen mediation/verdeling door een deskundige te willen zal het hof eindarrest wijzen.
2.
Zoals in het arrest van 18 februari 2014 in rechtsoverweging 5 reeds door het hof is overwogen en beslist is het niet mogelijk de toedeling van de woning los te zien van hetgeen partijen overigens verdeeld houdt en leent de onderhavige kortgedingprocedure zich niet voor het vaststellen van de verdeling als door partijen gevraagd.
3.
Dit oordeel brengt mee, dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en de proceskosten zullen worden gecompenseerd.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
wijst het in hoger beroep gevorderde af;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.F.A. Husson, J.A. van Kempen en P.B. Kamminga en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2014 in aanwezigheid van de griffier.