ECLI:NL:GHDHA:2014:2019
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis wegens nietigheid dagvaarding en terugverwijzing naar politierechter
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 29 januari 2014 was gewezen. De verdachte, geboren in Roemenië in 1994 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was in eerste aanleg geconfronteerd met een nietige dagvaarding. De officier van justitie had tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal vorderde dat het vonnis zou worden vernietigd, de inleidende dagvaarding geldig zou worden verklaard en de zaak zou worden terugverwezen naar de politierechter.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig was en dat er geen schriftelijke vertaling van de dagvaarding was verstrekt, zoals vereist door artikel 260, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzuim werd door het hof als nietig verklaard, maar niet als een verzuim dat volgens de wet met nietigheid was bedreigd. Het hof oordeelde dat het Openbaar Ministerie in de gelegenheid moest worden gesteld om het verzuim te herstellen. De advocaat-generaal had betoogd dat de verdachte niet in zijn belangen was geschaad, maar het hof was van mening dat een schriftelijke vertaling of mededeling een meerwaarde heeft ten opzichte van een mondelinge vertaling.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de zaak terugverwezen naar de politierechter in de rechtbank Rotterdam, zodat deze met inachtneming van het arrest opnieuw recht kan doen. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op de zitting van 19 juni 2014.