ECLI:NL:GHDHA:2014:2115

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
23 juni 2014
Zaaknummer
200.140.191
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Second Opinion procedure in arbeidsrechtelijke geschillen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een hoger beroep in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen de appellant, vertegenwoordigd door mr. J. Ipenburg, en de geïntimeerde, IBB Kondor B.V., vertegenwoordigd door mr. B.J.R.M. van Spaendonck. De procedure is gestart met een verzoek tot toelating tot de Second Opinion-procedure, waarbij beide partijen de benodigde SO-formulieren hebben ingevuld en ondertekend. Dit verzoek werd goedgekeurd, waardoor de comparitie van partijen werd afgelast en het hof besloot om direct arrest te wijzen.

Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg bestudeerd en de overwegingen van de kantonrechter overgenomen. De enige grief van IBB Kondor in het incidenteel appel was dat de kantonrechter in zijn vonnissen van 10 juli 2013 en 2 oktober 2013 niet had beslist zoals partijen in eerste aanleg hadden gevorderd. Het hof heeft geoordeeld dat de bestreden vonnissen van de kantonrechter moeten worden bekrachtigd, zonder dat verdere motivering nodig was, conform artikel 4.2 van het Second Opinion Reglement.

Daarnaast heeft het hof besloten om de proceskosten in het hoger beroep te compenseren, zowel in het principaal als in het incidenteel appel. De uitspraak werd gedaan op 1 juli 2014, in aanwezigheid van de griffier, en is gepubliceerd onder ECLI:NL:GHDHA:2014:2115.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel Recht
Zaaknummer : 200.140.191/01
Rolnummer rechtbank : 1242566/13-1043

Arrest van 1 juli 2014

in de zaak van

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J. Ipenburg te Utrecht,
tegen

IBB Kondor B.V.,

gevestigd te Rijssen,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: IBB Kondor,
advocaat: mr. B.J.R.M. van Spaendonck te Amsterdam.

De procedure

Verwezen wordt naar het tussenarrest van 11 maart 2014 waarin een comparitie na
aanbrengen is bevolen. Voorafgaand aan die comparitie is namens beide partijen toelating tot
de Second Opinion-procedure verzocht. Daartoe hebben de behandelend advocaten ieder een
SO-formulier als bedoeld in de artikel 3.2 van het Second Opinion Reglement (SOR)
ingevuld en ondertekend. Voornoemd verzoek is toegestaan, van de comparitie van partijen
is afgezien en arrest is bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second Opinion-procedure

1.
Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). IBB Kondor heeft in het SO-formulier aangegeven dat zij incidenteel appel instelt (zie artikel 3.5 SOR). Zoals in de SO-formulieren staat vermeld, luidt de enige grief dat de rechtbank Den Haag (team kanton, locatie Leiden hierna ook: de kantonrechter) in de vonnissen van 10 juli 2013 en 2 oktober 2013 niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen partijen in eerste aanleg hadden gevorderd of geconcludeerd.
2.
Het hof – dat kennis heeft genomen van de stukken van de eerste aanleg – neemt de overwegingen van de kantonrechter over en maakt deze tot de zijne. Derhalve zullen de bestreden vonnissen worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering.
3.
Het hof ziet aanleiding om in hoger beroep, zowel in het principaal appel als in het incidenteel appel, de kosten te compenseren.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de kantonrechter van 10 juli 2013 en 2 oktober 2013;
- compenseert in het hoger beroep de kosten, zowel in het principaal als in het incidenteel appel.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.R. Mellema, M.M. Olthof en M.H. van Coeverden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2014 in aanwezigheid van de griffier.