ECLI:NL:GHDHA:2014:2134

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
24 juni 2014
Zaaknummer
BK-13-01453
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van verletkosten in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding van verletkosten voor het opstellen van bezwaar- en beroepsschriften. De belanghebbende, een zelfstandig belastingadviseur, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting. De heffingsambtenaar van de gemeente Binnenmaas had de waarde van de woning vastgesteld op € 504.000 per 1 januari 2011, wat leidde tot een aanslag voor het jaar 2012. Na gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar door de heffingsambtenaar, heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.

In hoger beroep was de centrale vraag of de belanghebbende recht had op vergoeding van verletkosten die hij had gemaakt voor het opstellen van zijn bezwaar- en beroepschrift. Het Hof oordeelde dat de kosten voor het opstellen van deze stukken niet in aanmerking komen voor vergoeding, omdat deze werkzaamheden in eigen tijd konden worden verricht. De rechtbank had eerder al overwogen dat verletkosten alleen kunnen worden vergoed voor werkzaamheden die plaatsvinden tijdens werktijden, zoals het bijwonen van zittingen. Aangezien de belanghebbende geen zittingen had bijgewoond en zijn werkzaamheden in eigen tijd had kunnen uitvoeren, werd het hoger beroep ongegrond verklaard.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-13/01453

Uitspraak d.d. 10 juni 2014

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente Binnenmaas, de heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 augustus 2013, nummer DOR 12/1227, betreffende na te vermelden beschikking en aanslag.

Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) is de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning), vastgesteld op € 504.000 per 1 januari 2011 (hierna: de waardepeildatum). De beschikking geldt voor het kalenderjaar 2012.
1.2. Aan belanghebbende is voor het jaar 2012, wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning, een aanslag opgelegd in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Binnenmaas naar een heffingsmaatstaf van € 504.000.
1.3. Het biljet waaruit van de vorenvermelde beschikking en aanslag blijkt, is gedagtekend 29 februari 2012.
1.4. Bij twee in één geschrift, gedagtekend 27 augustus 2012, vervatte uitspraken heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende gedeeltelijk gegrond verklaard en de waarde van de woning verlaagd naar € 483.000. De aanslag onroerendezaakbelasting is dienovereenkomstig verminderd. De heffingsambtenaar heeft geen vergoeding van door belanghebbende in bezwaar gemaakte kosten toegekend.
1.5. Belanghebbende heeft hiertegen beroep bij de rechtbank ingesteld. Terzake is een griffierecht van € 42 geheven. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Terzake is een griffierecht geheven van € 118. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 29 april 2014, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen.

Vaststaande feiten

3.1. Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.
3.2. Belanghebbende is beroepsmatig werkzaam als zelfstandig belastingadviseur. In de aanvullende gronden van zijn bezwaarschrift heeft hij verzocht om vergoeding van verlet-uren voor het opstellen van het bezwaarschrift.
3.3. In de bezwaarschriftprocedure heeft geen hoorzitting plaatsgevonden. In beroep hebben beide partijen toestemming verleend om uitspraak te doen zonder dat een zitting plaatsvindt.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1. In hoger beroep is tussen partijen uitsluitend in geschil of de heffingsambtenaar de door belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep gemaakte verletkosten dient te vergoeden. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de heffingsambtenaar ontkennend.
4.2. Voor de standpunten van de partijen wordt verwezen naar de processtukken.

Conclusies van partijen

5.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot toekenning van een vergoeding voor verletkosten in bezwaar en beroep.
5.2. De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

Oordeel van de rechtbank

6.
De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, omtrent het geschil het volgende overwogen, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiser en de heffingsambtenaar als verweerder heeft aangeduid:
“3. (…)
Op grond van artikel 1 van het Besluit Proceskosten bestuursrecht (Bpp) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, en 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend betrekking hebben op:
kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand,
kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is
meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
reis- en verblijfkosten van een partij of een belanghebbende,
verletkosten van een partij of een belanghebbende,
kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, inter-
nationale telefaxen en internationale telefoongesprekken, en
kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voor-
schrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
Uit de toelichting bij dit artikel volgt dat een vergoeding voor rechtsbijstand verleend door een jurist aan zichzelf is uitgesloten. Daarbij verwijst de rechtbank naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 mei 1999, AB 1999/312.
Vergoeding van de kosten onder a is dan ook niet mogelijk.
Van kosten vermeld onder b, c, e en f is de rechtbank niet gebleken.
Voor de verletkosten zoals vermeld onder d verwijst de rechtbank naar de door verweerder aangevoerde jurisprudentie (ECLI (was LJN): AY8421 en BJ3359). In die uitspraken is door het gerechtshof Amsterdam overwogen dat verletkosten voor (onder meer) onderzoek, het voorbereiden van de zitting en het schrijven van het bezwaar- en beroepschrift niet in aanmerking komen voor vergoeding. Verletkosten voor werkzaamheden die in eigen tijd kunnen plaatsvinden, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Nu eiser niet heeft gesteld (en onderbouwd) dat hij de bedoelde werkzaamheden niet in zijn eigen tijd heeft kunnen doen, komen de gevraagde verletkosten niet in aanmerking voor vergoeding.”

Beoordeling van het hoger beroep

7.1. In geschil is nog slechts of belanghebbende in aanmerking komt voor de vergoeding van verletkosten voor het opstellen van het bezwaar- en beroepschrift.
7.2. Op grond van artikel 1, aanhef en onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, en 7:28, tweede lid, van de Awb betrekking hebben op verletkosten.
In de Nota van toelichting bij het Bpb staat (voor zover in deze zaak van belang) vermeld: “De kostenveroordeling is, naar algemeen is erkend in het civiele recht, niet bedoeld als volledige schadevergoeding, maar als een tegemoetkoming in de kosten. (…) Ingevolge de wet moeten de kosten werkelijk zijn gemaakt en dient men de kosten in verband met de procedure bij de bestuursrechter redelijkerwijs te hebben moeten maken. (…)
Onderdeel dDe rechter kan in de kostenveroordeling een vergoeding voor verletkosten opnemen, uiteraard voor zover men deze redelijkerwijs heeft moeten maken. Verletkosten zijn kosten van tijdverzuim voor bij voorbeeld het persoonlijk bijwonen van een zitting. Het gaat dus niet om tijdverzuim door bij voorbeeld het lezen van stukken; dergelijke kosten moeten voor rekening van partijen zelf blijven.”
7.3. Uit deze toelichting kan worden opgemaakt dat verletkosten kunnen worden toegekend voor werkzaamheden die naar hun aard plaatsvinden op tijdstippen die algemeen gelden als werktijden. Werkzaamheden die daar buiten kunnen plaatsvinden, zoals het lezen van stukken, het opstellen van een bezwaarschrift en het in het kader daarvan verrichten van onderzoek komen niet voor verletkostenvergoeding in aanmerking. Deze kosten behoren voor een ieder tot de normale risico’s van het maatschappelijk verkeer.
7.4. Vast staat dat geen sprake is geweest van het bijwonen van zittingen in de bezwaarfase en de beroepsfase. De door belanghebbende als verletkosten opgevoerde onkosten betreffen het opstellen van het bezwaar, het daarmee gepaard gaande onderzoek en het opstellen van het beroepschrift. Gelet op de toelichting op artikel 1, aanhef en onder d, van het Bpb is daarbij geen sprake van verletkosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
7.5. Dat betekent dat het hoger beroep ongegrond is en dat beslist dient te worden zoals hierna vermeld.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig de heffingsambtenaar te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten in hoger beroep.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. M.C.M. van Dijk, G.J. van Leijenhorst en J.E.H.M. Pinckaers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M. Visser. De beslissing is op 10 juni 2014 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.