In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van een importeur om bezwaar te maken tegen het BPM-tarief dat door de belastinginspecteur is vastgesteld. De belanghebbende, [X] B.V., heeft aangifte gedaan voor de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) voor een auto die afkomstig is uit een andere EU-lidstaat. De betaling van de BPM is door de kentekenhouder zelf verricht, en de belanghebbende heeft geen volmacht van de kentekenhouder overgelegd om bezwaar te maken tegen de voldoening van de BPM.
De inspecteur heeft het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, wat door de rechtbank is bevestigd. In hoger beroep heeft het Hof de vraag beantwoord of de importeur zelfstandig bevoegd is om bezwaar te maken tegen het BPM-tarief. Het Hof oordeelt dat de importeur, die de aangifte heeft gedaan, niet de belastingplichtige is en daarom zonder volmacht van de kentekenhouder geen bezwaar kan maken. Dit oordeel is in lijn met de relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie.
Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet kan worden aangemerkt als degene die de BPM op aangifte heeft voldaan, omdat de kentekenhouder zelf de belasting heeft betaald. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het Hof heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in cassatie te gaan.