Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 2 september 2014
KOOLE TANKSTORAGE PERNIS B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
- Voorafgaande aan het laden is door Koole de gebruikelijke veiligheidsprocedure niet gevolgd, aangezien Koole geen checklist (standaardformulier) heeft ingevuld en door kapitein [kapitein] doen ondertekenen, terwijl een dergelijk formulier wel gebruikelijk is en onder meer de vraag bevat: “Is de uitgangsdruk van de laadpomp aan de wal op de toelaatbare werkdruk van de installatie aan boord van het schip afgestemd?”;
- Het personeel van Koole heeft verzuimd om kapitein [kapitein] van het schip voorafgaande aan het leegblazen te waarschuwen dat de tankdeksels van het schip tijdens het leegblazen moesten zijn geopend. Overigens zou het openen van deze tankdeksels in dit geval niet mogelijk zijn geweest in verband met de aard van een eerdere lading. Kapitein [kapitein] ging er vanuit dat sprake zou zijn van een zeer korte leegblaasactie met een druk die het jetventiel van het schip aankon;
- het steigerpersoneel van Koole heeft met een veel te hoge druk de landleiding in het schip leeggeblazen, terwijl voor hen voorzienbaar was dat het leegblazen met een dergelijke buitengewoon hoge druk tot een overbelasting van de scheepstanks zou leiden. Voor het steigerpersoneel van Koole was zichtbaar dat de tankdeksels niet geopend waren. De ontluchting aan boord van het schip geschiedde middels het op het schip aanwezige jetventiel, dat echter niet berekend was op de hoge druk en de grote hoeveelheid lucht waarmee de leiding door Koole werd leeggeblazen. Het leegblazen van een landleiding is een gevaarlijke activiteit, waarbij een zorgplicht op Koole rustte. Koole had de druk waarmee de landleiding werd leeggeblazen moeten afstemmen op de ontluchtingscapaciteit van het schip. Koole heeft hierover echter geen vragen gesteld, noch het standaardformulier gebruikt.
Koole heeft de stellingen van Burmester gemotiveerd betwist.
Het hof stelt vast dat blijkens de eigen stellingen van Burmester door personeel van Koole aan kapitein [kapitein] uitdrukkelijk is gezegd dat men zou overgaan tot het overschakelen naar een andere landtank en tot het in verband daarmee leegblazen van de landleiding. Gelet op de omstandigheid dat kapitein [kapitein], zoals hierboven overwogen, bekend mag worden geacht met de procedure van het leegblazen en met de daarbij vereiste ontluchting van het schip, waarvoor hij in beginsel de verantwoordelijkheid droeg, is het hof van oordeel dat het verwijt van Burmester aan Koole ook op dit punt niet kan slagen. Ook als juist is, hetgeen Koole gemotiveerd heeft betwist, dat er slechts aan kapitein [kapitein] gevraagd zou zijn of de “laadleiding” open stond, dan nog had kapitein [kapitein] redelijkerwijs kunnen en moeten begrijpen dat deze vraag ofwel op een vergissing berustte, ofwel dat hij de vraag verkeerd had verstaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt immers niet in te zien dat en waarom de laadleiding op dat moment niet meer zou openstaan (het laden was immers nog niet beëindigd), zodat een dergelijke vraag reeds daarom onbegrijpelijk zou zijn, en evenmin valt in te zien dat en waarom het al dan niet openstaan van de laadleiding relevant zou zijn in het kader van de benodigde ontluchting. Kapitein [kapitein] moet met de noodzaak van voldoende ontluchting bekend worden geacht.
Uit het voorgaande volgt dat Burmester onvoldoende heeft gesteld om te kunnen concluderen dat er een causaal verband aanwezig is tussen een mogelijk tekortschieten van Koole met betrekking tot de waarschuwing om de tankdeksels te openen, en de ontstane schade.