ECLI:NL:GHDHA:2014:2874

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2014
Publicatiedatum
29 augustus 2014
Zaaknummer
22-004680-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en deelname aan criminele organisatie met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. De verdachte, geboren in Irak in 1981 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met mededaders betrokken was bij het smokkelen van mensen, waarbij hij een ondersteunende rol vervulde binnen een criminele organisatie. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft echter geconstateerd dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een verlaging van de gevangenisstraf tot 16 maanden, met 5 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van een Peugeot personenauto en de teruggave van een geldbedrag van € 285,- aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan na een grondige beoordeling van de feiten en omstandigheden, waarbij het hof de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen. De verdachte heeft bijgedragen aan een illegaal circuit dat de waardigheid van mensen ondermijnt en het asielbeleid van de betrokken overheden schaadt. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteerd in de strafmaat, wat resulteerde in een aangepaste straf.

Uitspraak

PROMIS

Rolnummer: 22-004680-11
Parketnummer: 10-750133-08
Datum uitspraak: 9 mei 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 oktober 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortejaar] 1981,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 25 april 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2, 3 en 6 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Tenslotte is er een beslissing genomen omtrent de in beslag genomen goederen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft later het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep ingetrokken.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg onder 2, 3 en 6 gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
(Transport Bad Bentheim)
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2008 tot en met 05 augustus 2008 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of in Duitsland, althans een ander land dan Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
drie, althans één of meer perso(o)n(en) van Irakese nationaliteit/afkomst, althans met een buitenlandse nationaliteit, te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3],
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of Duitsland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging, althans alleen (daartoe),
- één of meer (trein)ticket(s) geregeld/aangeschaft en/of (vervolgens) ter beschikking gesteld aan die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], teneinde daarmee in en/of door Nederland en/of Duitsland te reizen en/of
- ( daarbij) tijdens de (door- en/of trein)reis die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] begeleid en/of geleid,
terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis wederrechtelijk was;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2008 tot en met 05 augustus 2008 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of in Duitsland, althans een ander land dan Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, drie, althans één of meer perso(o)n(en) van Irakese nationaliteit/afkomst, althans met een buitenlandse nationaliteit, te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3],
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of Duitsland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval in een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging, althans alleen (daartoe), die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3],
- in Nederland en/of in/naar Duitsland begeleid en/of geleid en/of
- gedurende één of meer dag(en) en/of nacht(en) onderdak (in een woning in Nederland) verschaft;
terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was;
4.
(Zaak 25 februari 2009)
hij in of omstreeks de periode van 10 februari 2009 tot en met 25 februari 2009 te Rotterdam en/of Parijs en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in Griekenland en/of Italië en/of Frankrijk en/of België, althans een ander land dan Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een persoon van Irakese nationaliteit/afkomst, althans met een buitenlandse nationaliteit, te weten [betrokkene 4]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of Griekenland en/of Italië en/of Frankrijk en/of België, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die [betrokkene 4], daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging, althans alleen (daartoe),
- ( al dan niet telefonisch) afspraken gemaakt en/of contact onderhouden met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en), over onder meer (de wijze van) smokkel van één of meer perso(o)n(en) en/of
- ( een hoeveelheid) geld ter beschikking gesteld aan één of meer mededader(s) en/of perso(o)n(en) met een buitenlandse nationaliteit en/of
- één of meer ticket(s) gekocht/aangeschaft en/of (vervolgens) ter beschikking gesteld aan die [betrokkene 4] en/of
- vanuit en/of door Nederland en/of Griekenland en/of Italië en/of Frankrijk en/of België die [betrokkene 4] geleid en/of begeleid en/of
- die [betrokkene 4] opgehaald in Amsterdam en naar Vlaardingen gebracht;
terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis wederrechtelijk was;
en/of
hij
in of omstreeks de periode van 10 februari 2009 tot en met 25 februari 2009 te Rotterdam en/of Parijs en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in Griekenland en/of Italië en/of Frankrijk en/of België, althans een ander land dan Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een persoon van Irakese nationaliteit/afkomst, althans met een buitenlandse nationaliteit, te weten [betrokkene 4]
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of Griekenland en/of Italië en/of Frankrijk en/of België,, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval in een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die perso(o)n(en) (vooralsnog van onbekend gebleven identiteit) van Irakese en/of Afghaanse en/of Turkse, althans met een buitenlandse nationaliteit, daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging, althans alleen (daartoe),
- ( al dan niet telefonisch) afspraken gemaakt en/of contact onderhouden met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en), over onder meer (de wijze van) smokkel van één of meer perso(o)n(en) en/of
- ( een hoeveelheid) geld ter beschikking gesteld aan één of meer mededader(s) en/of perso(o)n(en) met een buitenlandse nationaliteit en/of
- één of meer ticket(s) gekocht/aangeschaft en/of (vervolgens) ter beschikking gesteld aan die [betrokkene 4] en/of
- vanuit en/of door Nederland en/of Griekenland en/of Italië en/of Frankrijk en/of België die [betrokkene 4] geleid en/of begeleid
- die [betrokkene 4] gedurende één of meer dag(en) en/of nacht(en) onderdak/verblijf (in een woning in Nederland en/of Griekenlan en/of Italië) verschaft; terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was;
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2006 tot en met 21 april 2009 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- mensensmokkel (artikel 197A Sr)
- witwassen (artikel 420bis Sr).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Feit 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen behulpzaam is geweest bij het verschaffen van
verblijfvan [betrokkene 1], [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], zoals onder 2 tweede cumulatief/alternatief ten laste is gelegd. Het hof stelt vast dat de in Duitsland afgelegde verklaring van [medeverdachte 1], welke is neergelegd in een buitenlands proces-verbaal – zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 sub 3 van het Wetboek van Strafvordering - het enige wettige en overtuigende bewijsmiddel is ten aanzien van dit feit. Een enkel zodanig bewijsmiddel is evenwel onvoldoende. Het hof zal de verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Feit 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde
Het hof acht – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen behulpzaam is geweest bij het verschaffen van verblijf van [betrokkene 4], zoals onder 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste is gelegd. Het hof zal de verdachte ook daarvan vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief,
4
eerste cumulatief/alternatief en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(Transport Bad Bentheim)
hij in de periode van 01 augustus 2008 tot en met 05 augustus 2008 te Rotterdam en elders in Nederland en in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen,
drie personen van Irakese nationaliteit/afkomst, althans met een buitenlandse nationaliteit, te weten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3],
behulpzaam is geweest bij doorreis door Nederland en
het zich verschaffen van toegang tot en doorreis doorDuitsland, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders tezamen en in vereniging, daartoe,
- treintickets geregeld/aangeschaft en ter beschikking gesteld aan die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3], teneinde daarmee in en door Nederland en Duitsland te reizen en daarbij tijdens de treinreis die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] begeleid en/of geleid,
terwijl verdachte wist dat die toegang en die doorreis wederrechtelijk was;
4.
(Zaak 25 februari 2009)
hij in de periode van 10 februari 2009 tot en met 25 februari 2009 te Rotterdam en Parijs en Amsterdam en elders in Nederland en Italië en Frankrijk en België, tezamen en in vereniging met anderen, een persoon van Irakese nationaliteit, te weten [betrokkene 4]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland en
doorreis doorItalië en Frankrijk en België,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders tezamen en in vereniging, daartoe,
- telefonisch afspraken gemaakt en contact onderhouden met zijn mededaders en andere personen over de wijze van smokkel van één persoon en
- een hoeveelheid geld ter beschikking gesteld aan één mededader en
- één ticket gekocht/aangeschaft en vervolgens ter beschikking gesteld aan die [betrokkene 4] en
- vanuit Nederland en Italië die
[betrokkene 4]geleid en
- die [betrokkene 4] opgehaald in Amsterdam en naar Vlaardingen gebracht
,
terwijl verdachte wist dat die toegang en die doorreis wederrechtelijk
waren;
5.
hij in de periode van 01 augustus 200
8tot en met 21 april 2009 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- mensensmokkel (artikel 197A Sr).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Duitse verklaring [medeverdachte 1] (Bad Bentheim transport)
De raadsman van de verdachte heeft overeenkomstig zijn overgelegde pleitaantekeningen aangevoerd dat – kort gezegd - de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] afgelegd bij de politie in Duitsland onbetrouwbaar is, nu [medeverdachte 1] deze verklaring later bij de politie en de rechter-commissaris in Nederland heeft ingetrokken. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat deze Duitse verklaring van [medeverdachte 1] het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het Bad Bentheim transport rechtstreeks blijkt. De beginselen van een behoorlijke procesorde brengen met zich dat die belastende verklaring alleen gebruikt mag worden indien de getuige minstens is opgeroepen om ter zitting een verklaring af te leggen. Nu dit niet is gebeurd, kan de belastende Duitse verklaring van [medeverdachte 1] niet gebruikt worden voor het bewijs en dient de verdachte te worden vrijgesproken ten aanzien van het Bad Bentheim transport, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof bezigt de, in Duitsland afgelegde, verklaring van [medeverdachte 1] tot het bewijs, nu deze verklaring voldoende steun vindt in de overige zich in het dossier bevindende en voor het bewijs te bezigen bewijsmiddelen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaringen van de drie vreemdelingen kan worden opgemaakt dat zij de treintickets niet zelf hadden gekocht. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de treintickets door de verdachte en [medeverdachte 2] waren gekocht. Gebleken is dat de treintickets die de illegale vreemdelingen en [medeverdachte 1] bij zich droegen alle op 5 augustus 2008 tussen 10.00 en 10.01 uur zijn gekocht op het Centraal Station te Rotterdam, loket C, met hetzelfde traject/reisdoel en met (bijna) opeenvolgende nummers. Eén van de vreemdelingen, [betrokkene 1], heeft verklaard dat op een briefje in zijn zak het telefoonnummer van zijn smokkelaar stond. Op dat briefje stond nummer [telnr.] genoteerd. Dit nummer komt overeen met het nummer dat [medeverdachte 1] heeft opgegeven als het nummer van de verdachte. Uit nader onderzoek is naar voren gekomen dat met voornoemd telefoonnummer op 5 augustus 2008 tussen 09:51 en 10.02 uur vier telefoongesprekken worden gevoerd met medeverdachte [medeverdachte 2], waarbij telkens een telefoonmast wordt aangestraald in de directe omgeving van het Centraal Station te Rotterdam. Voorts volgt uit camerabeelden dat [medeverdachte 2] op 5 augustus 2008 om 10.13.57 uur en de verdachte om 10.14.01 uur de klantenentree zijn binnengelopen op het Centraal Stadion te Rotterdam. Het hof leidt uit het voorgaande, in samenhang met de overige evengenoemde bewijsmiddelen beschouwd, af dat de verdachte en [medeverdachte 2] rond het tijdstip van het aanschaffen van de treintickets op het meergenoemde Centraal Station bij de kaartverkoop aanwezig waren, dat zij kort tevoren met het hiervoor bedoelde telefoonnummer contact hebben gehad, waarbij het niet anders kan dan dat de verdachte ook feitelijk de gebruiker van dat telefoonnummer moet zijn geweest, hetgeen in lijn is met hetgeen [medeverdachte 1] daaromtrent tegenover de Duitse politie heeft verklaard.
Het hof acht deze verklaring van [medeverdachte 1] daarom betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Het hof ziet ook overigens geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de evenbedoelde in Duitsland afgelegde verklaring van [medeverdachte 1] te twijfelen. De enkele omstandigheid dat [medeverdachte 1] diens in Duitsland afgelegde verklaring later bij de politie en de rechter-commissaris in Nederland heeft ingetrokken, maakt dit in casu op grond van het vorenoverwogene en de steun die volgt uit de overige bewijsmiddelen, niet anders.
De raadsman van verdachte heeft voorafgaand aan de zitting expliciet te kennen gegeven geen onderzoekswensen te hebben (brief griffier d.d. 8 april 2014, waarin dit bevestigd wordt).
Blijkens hetgeen hiervoor is overwogen doet zich niet de situatie voor dat de door [medeverdachte 1] in Duitsland afgelegde verklaring het enige of beslissende bewijs vormt voor de strafbare betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit. Dit brengt mee dat het hof niet ambtshalve gehouden was [medeverdachte 1] als getuige ter zitting op te roepen (HR 29.1.2013, BX5539).
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Criminele organisatie
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken ter zake feit 5, nu voor deelname aan een criminele organisatie geen bewijs is en evenmin is gebleken van gestructureerd en duurzaam samenwerken. De samenwerking is slechts incidenteel geweest voor wat betreft de zaak [betrokkene 4] (feit 4), aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat de verdachte bij meerdere mensensmokkeltransporten betrokken is geweest dan alleen het transport van [betrokkene 4] en dat hij hierin telkens een organiserende en/of ondersteunende rol heeft gespeeld.
In de zaak Bad Bentheim is naar voren gekomen dat de verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in augustus 2008 heeft deelgenomen aan de mensensmokkel van een drietal illegale vreemdelingen. Uit de bewijsmiddelen behorende bij feit 1 kan volgen dat de verdachte samen met [medeverdachte 2] een rol heeft gespeeld bij het vertrek per trein van de illegale vreemdelingen. Volgens de verklaring van [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 2] de smokkel georganiseerd en werkt de verdachte samen met [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] heeft, zo kan uit zijn eigen verklaring worden opgemaakt, de illegalen begeleid in de trein.
In de zaak [betrokkene 4] kan worden vastgesteld dat [betrokkene 4] illegaal via Turkije en Italië alsmede Frankrijk en België naar Nederland is gereisd, waarna hij in de woning van de verdachte is aangehouden. Uit de bewijsmiddelen behorende bij feit 4 volgt dat de verdachte telefonisch contact had met [medeverdachte 2] in Italië, die hem berichtte dat de jongen daar was aangekomen. Op verzoek van de verdachte haalde [medeverdachte 2] [betrokkene 4] op bij de vrachtwagen waarmee hij in Italië was aangekomen. De verdachte heeft voorts verschillende telefoongesprekken gevoerd waarin hij praatte over het geld dat voor de smokkel van [betrokkene 4] moest worden betaald, hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd. De verdachte heeft [betrokkene 4] uiteindelijk opgehaald in Amsterdam.
Voorts is er de verklaring van [getuige] die heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte 2] één keer per vier of vijf maanden mensen smokkelden (p. 460). Tevens bevindt zich in het dossier een tapgesprek tussen de verdachte en een persoon genaamd [medeverdachte 3], waaruit informatie naar voren komt over een ander, door de verdachte en anderen te organiseren, mensensmokkeltransport (p. 373-374). Bovendien is er onderzoek gedaan naar criminele geldstromen, verbonden aan de mensensmokkeltransporten binnen het (onderhavige) onderzoek ELKAWE, waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte zich op actieve wijze bezig hield met de financiën van diverse transporten (p. 269-290 en 363-374), hetgeen ook steun vindt in diverse tapgesprekken.
Uit het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien volgt dat de verdachte deel heeft uitgemaakt van een internationaal opererende organisatie en dat hij daarmee een aandeel heeft gehad in het oogmerk van die organisatie, zijnde het organiseren van mensensmokkel-transporten. Deze organisatie werd gevormd door een gestructureerd en voldoende duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meer personen. De verdachte werkte daarbij samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waarbij verschillende werkzaamheden zijn uitgevoerd. [medeverdachte 2] verrichtte handelingen in voornamelijk Italië, maar ook in Nederland, de verdachte en [medeverdachte 1] verrichtten handelingen in het bijzonder in Nederland. Daarbij kan [medeverdachte 2] als de organisator worden beschouwd, die onderhandelde over het geld in de zaak [betrokkene 4] en die het Bad Bentheim transport heeft georganiseerd. [medeverdachte 1] heeft een ondersteunende rol gehad, hij begeleidde in het bijzonder de illegale vreemdelingen. De rol van de verdachte is zowel organisatorisch als ondersteunend van aard geweest. Hij leverde een belangrijke bijdrage aan de organisatie van de transporten.
Gelet op het vorenoverwogene verwerpt het hof het verweer en acht het hof bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen een aan criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, die tot oogmerk had het plegen van mensensmokkeltransporten.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die mede tot oogmerk had het plegen van witwassen.
Anders dan de rechtbank komt het hof tot een kortere pleegperiode van verdachtes deelname aan de criminele organisatie, nu het hof geen bewijs voorhanden heeft waaruit kan worden opgemaakt dat de verdachte reeds vanaf de “Zweedse zaak” waarvoor hij eerder veroordeeld is, deel heeft uitgemaakt van de evenbedoelde criminele organisatie.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 eerste cumulatief/alternatief en 4 eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:

deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met zijn mededaders op bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Bij mensensmokkel worden mensen die, om wat voor reden dan ook, hun land willen verlaten op illegale wijze naar een veelal Westers land getransporteerd. De smokkelaars maken daarbij misbruik van de afhankelijkheid van deze personen, door voor het transport veel geld te vragen. De internationaal georganiseerde smokkel van vreemdelingen is bovendien een fenomeen dat afbreuk doet aan de waardigheid van de mens, die als koopwaar wordt behandeld. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit en daarmee het beleid van de betrokken overheden om een gereguleerd asielbeleid te voeren, waarbij de echte asielzoekers – politieke vluchtelingen in de zin van de conventie van Genève – kunnen worden opgevangen, ondermijnd. Tevens heeft de verdachte in het kader van deze mensensmokkel deelgenomen aan een criminele organisatie, hetgeen een bedreiging vormt voor de Nederlandse samenleving als geheel. Die bedreiging is met name gelegen in de macht die een criminele organisatie uitoefent op haar leden en over delen van de samenleving in het algemeen, alsmede in de facilitering van mensensmokkel in het bijzonder. De verdachte heeft binnen dit alles niet zozeer een leidende rol gehad, maar wel een belangrijke - voor de organisatie onmisbare – ondersteunende rol.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 april 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Voorts leidt het hof uit de zich in het dossier bevindende stukken af dat de verdachte eerder in Zweden wegens mensensmokkel tot een gevangenisstraf is veroordeeld. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft geconstateerd dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu het dossier niet binnen acht maanden, maar eerst na bijna tien maanden na het instellen van het hoger beroep d.d. 4 oktober 2011 ter griffie van het hof is binnengekomen en de zaak voorts niet binnen 24 maanden na het instellen van het hoger beroep, maar eerst na ruim 32 maanden, is afgedaan. Het hof zal de overschrijding van de bedoelde termijn verdisconteren in de strafmaat en de beoogde op te leggen gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, bekorten tot een gevangenisstraf 16 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf een passende en geboden reactie vormt. Overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal zal het hof het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen.
Beslag
Het hof zal de op de beslaglijst onder 1 genoemde Peugeot personenauto verbeurd verklaren, nu het onder 4 bewezen verklaarde feit met behulp daarvan is begaan.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 2 genoemde geldbedrag van € 285,-, nu dit aan de verdachte toebehoort en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 57, 140 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tweede cumulatief/alternatief en
4
tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief,
4
eerste cumulatief/alternatief en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 eerste cumulatief/alternatief,
4
eerste cumulatief/alternatief en 5 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (
vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (
twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Peugeot personenauto op de beslaglijst genummerd als 1.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- geldbedrag van € 285,- op de beslaglijst genummerd als 2.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz, mr. W.J. van Boven en mr. A.S.I. van Delden, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 mei 2014.
Mr. A.S.I. van Delden en mr. W.J. van Boven zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.