ECLI:NL:GHDHA:2014:2882

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2014
Publicatiedatum
29 augustus 2014
Zaaknummer
22-004908-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel door het werven van een Braziliaanse vrouw voor prostitutie in Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1972 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor mensenhandel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het werven van een Braziliaanse vrouw met het doel haar in Nederland te laten werken als prostituee. De verdachte heeft de vrouw in de periode van 29 april 2012 tot en met 29 juni 2012 naar Nederland gehaald, waarbij hij haar heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk haar beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen tegen betaling.

Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd, omdat deze niet in stand kon blijven. De bewezenverklaring van de mensenhandel is gebaseerd op wettige en overtuigende bewijzen. De verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, maar het hof oordeelde dat de opgelegde straffen onvoldoende recht deden aan de ernst van het feit.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004908-13
Parketnummer: 10-750106-12
Datum uitspraak: 10 juli 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 31 oktober 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1972,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 26 juni 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, na aftrek van voorarrest 174 uren, subsidiair 87 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. Voorts is de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 29 april 2012 tot en met 29 juni 2012 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, en/of te Fortaleze, Brazilië,althans in Brazilië, meermalen, althans eenmaal,
een ander, genaamd [benadeelde partij], heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [benadeelde partij] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 29 april 2012 tot en met 29 juni 2012 te Rozenburg en/of te Fortalez
a, Brazilië,een ander, genaamd [benadeelde partij], heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [benadeelde partij] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

mensenhandel

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de opgelegde straf en dat de verdachte ten dien aanzien opnieuw rechtdoende zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan mensenhandel door een Braziliaanse vrouw naar Nederland te laten komen (mede) om haar hier te laten werken als prostituee. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit waarbij hij (ook) zijn eigen financieel gewin op de voorgrond heeft gesteld.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 juni 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder – langer geleden - onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten. Het hof zal hiermee bij de strafoplegging geen rekening houden.
Het hof is evenwel, met de advocaat-generaal, van oordeel dat de straffen die door de rechtbank zijn opgelegd onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit. Het hof acht het in het kader van speciale en generale preventie noodzakelijk om naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf daarvan ook een deel voorwaardelijk op te leggen teneinde de verdachte binnen de proeftijd het verwerpelijke van zijn handelen in te scherpen. Alles overwegende is het hof van oordeel dat een – deels voorwaardelijke - gevangenisstraf van na te melden duur een meer passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (
één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. W.J. van Boven, mr. H.J.M. Smid-Verhage en mr. A.S.I. van Delden, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 juli 2014.