Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[naam verdachte],
één ofmeerdere tijdstip
(pen
)in de periode van 1 mei 2010 tot en met 5 september 2010 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, terwijl hij toen werkzaam was in de
gezondheidszorg en/ofmaatschappelijke zorg (te weten als medium/paragnost/magnetiseur/hypnotiseur/mental coach), ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer], die zich als
patiënt en/ofcliënt aan verdachte
's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij
/of;
/of;
(en die aan meerdere mensen getoond) en/of;
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
5 (vijf) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
- Dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
- Dat de verdachte zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde periode zal blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze periode nodig acht.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.