Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling van het hoger beroep
- een verklaring voor recht dat de eerste opzegging kennelijk onredelijk is en, in dat verband, veroordeling van [bedrijf X] tot betaling van een schadevergoeding van € 1.128.467,30,
- een verklaring voor recht dat de tweede opzegging nietig is;
- veroordeling van [bedrijf X] tot betaling van achterstallig loon, onbetaalde vakantiebijslag, onbetaalde eindejaarsuitkering en opgebouwde maar niet opgenomen vakantiedagen, alles met de maximale verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011.
grieven 1 tot en met 5 in principaal appelbestrijden het oordeel van de rechtbank dat er geen grond was voor het ontslag op staande voet.
grief 2 in principaal appel.Hierin voert [bedrijf X] aan dat zij [geïntimeerde] destijds in de gelegenheid heeft gesteld zich uit te spreken over het rapport van [YY], maar dat hij dit zonder goede reden heeft nagelaten. Pas bij conclusie bij repliek heeft [geïntimeerde] inhoudelijk verweer gevoerd.
tweede griefbehandelen. De grief faalt. In de gegeven omstandigheden kon van [geïntimeerde] niet worden verwacht dat hij in de korte periode (één dag) die hem door [bedrijf X] werd gegeven, zou reageren op het uitvoerige rapport van [YY]. Dit geldt temeer nu het voor [geïntimeerde] op dat moment nog niet duidelijk was welke verwijten [bedrijf X] hem maakte. Het hof verwijst in dit verband naar de “eerste reactie” van [geïntimeerde] van 6 april 2011 (productie 21 bij conclusie van repliek) waarin [geïntimeerde] uiteenzet waarom hij op dat moment nog niet met een inhoudelijke reactie kan komen.
.Dit bewijs kan geleverd worden door middel van getuigen, die bij voorkeur
uit eigen wetenschapkunnen verklaren omtrent de eerste ontslaggrond.
3.Beslissing
woensdag 7 januari 2014 om 9.30 uur.