BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
3. In geschil is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen.
4. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de minderjarigen niet onder toezicht hoeven te worden gesteld.
5. De raad verweert zich daartegen.
6. Jeugdzorg verweert zich tegen het verzoek van de ouders en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van de beschikking, af te wijzen.
7. De moeder voert het volgende aan. Ingrijpen in het gezinsleven in de vorm van een ondertoezichtstelling is slechts geoorloofd als ultimum remedium. De ouders hebben echter zelfstandig, zonder hulp van Jeugdzorg, de problemen aangepakt. De rechtbank had bovendien de raadsrapportage niet als uitgangspunt mogen nemen, nu de ouders een klacht hebben ingediend over onjuistheden in deze rapportage. In de raadsrapportage wordt uitgegaan van excessief schoolverzuim door de minderjarigen, terwijl in werkelijkheid slechts sprake is van incidenteel schoolverzuim door ziekte van de minderjarigen. De moeder wijst er in dat kader op dat de leerplichtambtenaar van mening is dat er een verbetering zichtbaar is en dat de raad niet heeft onderzocht of het schoolverzuim is afgenomen, maar op basis van oude gegevens een nieuw verzoek tot ondertoezichtstelling heeft ingediend. Indien er sprake zou zijn van excessief schoolverzuim zouden de minderjarigen geen goede schoolresultaten behalen. Voorts voert de moeder aan dat uit het raadsrapport niet kan worden opgemaakt dat de ouders geen inmenging in het gezinssysteem dulden. De minderjarigen hebben vrienden waarmee en waarbij zij spelen en de ouders dulden inmenging van buitenaf. De rechtbank dient de keuze van de ouders om hun geloofsopvattingen in de opvoeding tot uiting te brengen te respecteren. Van belang is of de manier van opvoeden de minderjarigen in hun ontwikkeling belemmert. Daarvan is geen sprake, aldus de moeder.
8. De raad verweert zich daartegen als volgt. De problemen in het gezin zijn niet heel zwaar, maar wel heel hardnekkig. Het is een warm gezin, maar zij hebben wel hulp nodig. Problemen worden pas op het allerlaatste moment aangepakt. Ook zijn de ouders erg geneigd om hun eigen weg te kiezen en leggen zij advies van deskundigen geheel naast zich neer of volgen zij dit pas heel laat op. De ouders hebben intussen al stappen in de goede richting genomen, maar de ondertoezichtstelling is nog immer nodig om een structuur binnen het gezin te brengen waardoor problemen doortastender worden aangepakt en zij eerder geneigd zullen zijn deskundig onderlegd advies op te volgen. Daarvoor zal wellicht niet de gehele looptijd van de ondertoezichtstelling nodig zijn, maar de ingeslagen weg dient thans te worden voortgezet.
9. Jeugdzorg voert aan dat er in het recente verleden sprake was van zorgwekkend schoolverzuim en dat de ouders niet in staat zijn gebleken deze ontwikkelingsbedreiging in het vrijwillig kader af te wenden. Daarnaast bestonden er zorgen over huiselijk geweld in het gezin, stressklachten van [minderjarige 1], lichamelijke klachten van [minderjarige 2] en het feit dat deze zorgen gedurende langere periode niet zijn opgelost. Jeugdzorg signaleert dat er thans verbetering in de situatie is, maar stelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de verbeteringen te behouden.
10. Het hof overweegt als volgt. Een ondertoezichtstelling kan slechts worden verleend indien de gronden daarvoor, zoals vermeld in artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek, aanwezig zijn. Bij de beoordeling zal het hof derhalve onderzoeken of de minderjarigen zonder ondertoezichtstelling zodanig opgroeien, dat hun zedelijke of geestelijke belangen of hun gezondheid ernstig worden bedreigd en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.
11. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen af te wenden. Het hof overweegt daartoe dat er al sinds 2010 zorgen bestaan over de ontwikkeling en het schoolverzuim van de minderjarigen en dat alle eerdere maatregelen om het schoolverzuim terug te dringen, gefaald hebben. De leerplichtambtenaar spreekt over dusdanig veelvuldig ziekteverzuim van [minderjarige 2] dat de school zich zorgen maakt om zijn ontwikkeling. Dat de laatste twee rapporten van [minderjarige 2] goed zijn, neemt de zorgen niet geheel weg, nu deze rapporten zien op zijn resultaten in de groep die hij voor de tweede maal doorliep. Bovendien zijn er zorgen om de thuissituatie en de ontwikkeling van [minderjarige 1]. [minderjarige 1] heeft een forse ontwikkelingsachterstand van twee jaar en haar ontwikkeling lijkt – ondanks extra aandacht en stimulatie vanuit de nieuwe school – steeds meer terug te vallen. Ook zijn er zorgen om de emotionele ontwikkeling van [minderjarige 1]. Het hof overweegt voorts dat de ouders in het verleden – ondanks bemoeienis van de leerplichtambtenaar – niet in staat zijn gebleken om het schoolverzuim structureel terug te brengen. Dat een eerder verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen is afgewezen, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de huidige noodzaak tot het thans treffen van een beschermingsmaatregel. Het hof overweegt daartoe dat het eerdere verzoek niet is gehonoreerd omdat de kinderrechter verwachtte dat het schoolverzuim verder af zou nemen, omdat de ouders op vrijwillige basis hulp hadden gezocht en omdat niet gebleken was van ernstige zorgen omtrent de pedagogische vaardigheden van de ouders. Nadien is echter duidelijk geworden dat het schoolverzuim van de minderjarigen niet in die mate was afgenomen dat daarmee de ontwikkelingsbedreiging zou zijn afgewend, dat het NJI, de hulpverlenende instantie waar de ouders op vrijwillige basis hulp zouden zoeken, geen instantie is die opvoedondersteuning of andere hulp aan ouders biedt, en dat [minderjarige 1] een forse ontwikkelingsachterstand heeft en dat de ouders wel stellen zich daarover zorgen te maken, maar daar onvoldoende naar handelen.
12. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat er voldoende zorgen bestaan om de ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. Het hof is voorts van oordeel dat de zorgen op dit moment nog onvoldoende zijn weggenomen en de vooruitgang op diverse gebieden nog onvoldoende bestendig is om de ondertoezichtstelling op dit moment op te heffen. Gelet op de inzet van de ouders, hun welwillende opstelling en de positieve veranderingen die zij tot op heden – zonder of met zeer beperkte hulp van de gezinsvoogd – hebben bewerkstelligd, verwacht het hof evenwel dat niet de volle termijn van de ondertoezichtstelling noodzakelijk zal zijn om de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen af te wenden. Het hof ziet hierin aanleiding om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken als na te melden.
13. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de moeder dat het raadsrapport niet tot uitgangpunt genomen had mogen worden omdat de ouders daartegen een klacht zouden hebben ingediend over onjuistheden in deze rapportage. Het hof overweegt daartoe dat de raad betwist heeft dat er een klacht door de ouders is ingediend en dat de moeder niet heeft aangetoond dat er een klacht aanhangig gemaakt zou zijn. Het hof gaat voorts voorbij aan de stelling van de moeder dat de rechtbank hun keuze om hun geloofsopvattingen in de opvoeding tot uiting te brengen dient te respecteren, nu uit de overgelegde stukken en het verhandelde op geen enkele wijze blijkt dat de geloofsopvattingen van de ouders enige rol hebben gespeeld in de beslissing van de rechtbank of in het handelen van de raad en Jeugdzorg.
14. Dit leidt tot de volgende beslissing.