In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die een huisverbod had overtreden. De verdachte, geboren in Polen in 1990 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was eerder door de politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 dagen, waarvan 4 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De tenlastelegging betrof het betreden van de woning die onder het huisverbod viel op 19 oktober 2013, waar hij ook contact had met de bewoonster. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 oktober 2013 een tijdelijk huisverbod had gekregen en op 19 oktober 2013 de woning betrad, ondanks dat de toestemming van de politieagent enkel gold voor het ophalen van persoonlijke spullen op 18 oktober. Het hof oordeelde dat de verdachte zich niet aan het huisverbod heeft gehouden en dat de toestemming van de politie niet meer van toepassing was op het moment dat hij langer in de woning verbleef. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen en de verdachte strafbaar verklaard. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis te bevestigen. Het hof heeft de straf bepaald op 7 dagen gevangenisstraf, met inachtneming van de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de overtreding. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 dagen, waarvan 4 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf.