ECLI:NL:GHDHA:2014:3846

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
22-004840-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van een huisverbod door de verdachte in Den Haag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die een huisverbod had overtreden. De verdachte, geboren in Polen in 1990 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was eerder door de politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 dagen, waarvan 4 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De tenlastelegging betrof het betreden van de woning die onder het huisverbod viel op 19 oktober 2013, waar hij ook contact had met de bewoonster. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 oktober 2013 een tijdelijk huisverbod had gekregen en op 19 oktober 2013 de woning betrad, ondanks dat de toestemming van de politieagent enkel gold voor het ophalen van persoonlijke spullen op 18 oktober. Het hof oordeelde dat de verdachte zich niet aan het huisverbod heeft gehouden en dat de toestemming van de politie niet meer van toepassing was op het moment dat hij langer in de woning verbleef. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen en de verdachte strafbaar verklaard. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis te bevestigen. Het hof heeft de straf bepaald op 7 dagen gevangenisstraf, met inachtneming van de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de overtreding. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 dagen, waarvan 4 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004840-13
Parketnummer: 09-819905-13
Datum uitspraak: 23 oktober 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 30 oktober 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortejaar] 1990,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 oktober 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 4 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op of omstreeks 19 oktober 2013 te 's-Gravenhage in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres], heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet in alle opzichten verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op
of omstreeks19 oktober 2013 te 's-Gravenhage in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres], heeft betreden
en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehoudenen
/ofcontact heeft opgenomen met één
of meervan de in dat huisverbod genoemde personen
;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, lid 1 van de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hij door de politie – op wiens mededeling de verdachte volgens de raadsman gerechtvaardigd mocht vertrouwen – toestemming heeft gekregen om naar de woning te gaan ten aanzien waarvan een tijdelijk huisverbod was gegeven, en hij derhalve niet strafbaar is geweest.
Bij de beoordeling van het verweer gaat het Hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Vast staat dat verdachte op 18 oktober 2013 is aangehouden voor een ander feit, naar aanleiding waarvan hij op gelijke datum een tijdelijk huisverbod heeft gekregen en dat hij op 19 oktober 2013 de woning aan de [adres] te Den Haag heeft betreden, waar hij ook contact heeft gehad met de aangeefster, zijnde de bewoonster van genoemde woning. Ook staat voor het Hof vast dat de verdachte op 18 oktober 2013 mondeling toestemming heeft gekregen van een politieagent om de woning te betreden, met uitsluitend als reden dat verdachte zijn geld en spullen kon halen. Tot slot staat vast dat verdachte op 19 oktober 2013 rond 13:00 uur de genoemde woning (met een eigen sleutel) heeft betreden, waarna hij de woning om 13:30 uur heeft verlaten - om daar na enige tijd weer terug te keren - waarna verdachte op 19 oktober 2013 naar aanleiding van een ruzie met zijn vriendin rond 14:28 uur is aangehouden voor het bewezenverklaarde feit.
Daargelaten of de toestemming van de politieagent een mededeling was waar de verdachte gerechtvaardigd op mocht vertrouwen stelt het Hof vast dat deze toestemming in ieder geval slechts gold voor (de middag en avond van) 18 oktober 2013 en uitsluitend voor het ophalen van geld en spullen van de verdachte. Deze toestemming was derhalve, naar de verdachte redelijkerwijs had moeten begrijpen gelet op het karakter van het huisverbod, niet meer van toepassing op het moment dat verdachte op 19 oktober 2013 nog langer dan strikt noodzakelijk was in de woning is geweest, naar eigen zeggen om te stucadoren. Dat de aangeefster aan de verdachte zou hebben gevraagd om op de betreffende dag naar de woning te komen om haar te helpen met klussen, kan aan dit alles niet afdoen, nu haar eventuele private toestemming niet van invloed is op het hiervoor bedoelde formele bestuursrechtelijke besluit van de Burgemeester. Het hof verwerpt daarom het verweer.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een aan hem opgelegd huisverbod overtreden door zich in strijd met dat verbod in de woning gelegen aan de [adres] te Den Haag te bevinden. De verdachte heeft laten blijken weinig waarde te hechten aan het hem door de burgemeester opgelegde verbod. Een dergelijk huisverbod strekt onder meer ter handhaving van de openbare orde, behalve ter bescherming van de in het huisverbod opgenomen personen. In deze zaak heeft een buurvrouw de politie gebeld in verband met overlast die zij die dag ondervond door het gedrag van de verdachte en zijn vriendin. Dat de verdachte zich ondanks het huisverbod in de woning heeft bevonden en dat de verdachte daarmee ook contact heeft gezocht met de aangeefster rekent het hof de verdachte aan nu daaruit afgeleid moet worden dat de verdachte de ernst van het feit en van de getroffen maatregel miskent.
Het hof heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 9 oktober 2014. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen als de onderhavige doorgaans worden opgelegd. Gelet daarop ziet het hof geen aanleiding om – zoals door de raadsman van de verdachte is bepleit – af te wijken van de in eerste aanleg door de politierechter opgelegde straf.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt, nu de verdachte zijn onvoorwaardelijke gevangenisstraf daarmee reeds heeft uitgezeten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 11 van de Wet tijdelijk huisverbod, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.I. van Delden, mr. S. van Dissel en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. E. van Doren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 oktober 2014.
mr. G.J.W. van Oven is buiten staat dit arrest te ondertekenen.