Beoordeling van het hoger beroep
3. De door de rechtbank in het vonnis van 24 augustus 2011 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende:
Op 15 februari 2007 is tussen AAL enerzijds en Autobedrijf Van Werkhoven Barendrecht B.V. (hierna: Van Werkhoven Barendrecht) anderzijds een lease-overeenkomst gesloten met betrekking tot een auto van het merk Mitsubishi met kenteken […] (hierna: de auto). AAL heeft uit hoofde van die overeenkomst aan Van Werkhoven Barendrecht een bedrag van € 63.479,00 verstrekt en een bezitloos pandrecht op de auto verkregen.
In een op 9 januari 2008 afgegeven uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel is opgenomen dat (enig aandeelhouder en) bestuurder van Van Werkhoven Barendrecht was [X] Holding B.V.. In een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van diezelfde datum is opgenomen dat (onder anderen) [betrokkene 1] bestuurder van [X] Holding B.V. is. Op 9 februari 2009 is geregistreerd dat [betrokkene 1] met ingang van 1 januari 2008 uit functie is als bestuurder van [X] Holding. Als één van de handelsnamen van Van Werkhoven Barendrecht is opgenomen “Van Werkhoven Autobedrijf”. Van Werkoven Barendrecht is op 3 april 2009 in staat van faillissement verklaard.
Eef & Huub heeft de auto in april 2008 gekocht. De transactie is feitelijk gesloten door[betrokkene 2] namens Eef & Huub en [betrokkene 1] aan de zijde van de verkoper.[betrokkene 2] en [betrokkene 1] zijn broers.
Eef & Huub heeft op 25 april 2008 een vrijwaring ten aanzien van de auto afgegeven.
Op 25 april 2008 is een (eerste) factuur opgemaakt met betrekking tot de auto. Die factuur vermeldt in het briefhoofd de naam “Van Werkhoven Autobedrijf”. Op de factuur is het KvK-nummer 24373637 opgenomen. Op de factuur is tevens opgenomen dat de auto is verkocht “tegen handelsprijs”. Op 28 april 2008 zijn met betrekking tot de auto nog twee facturen opgemaakt, waarbij wijzigingen in de post BPM zijn aangebracht. Het totaalbedrag was steeds € 42.625,-. Op (alle) facturen is het voorgedrukte bankrekeningnummer doorgehaald en is een handgeschreven rekeningnummer toegevoegd.
Onder het KvK-nummer 24373637 is ingeschreven Autobedrijf Van Werkhoven B.V. i.o. (hierna: Van Werkhoven i.o.). De inschrijving vermeldt dat de activiteiten met ingang van 23 juli 2005 zijn overgedragen.
Op 28 mei 2008 heeft Eef & Huub een bedrag van € 42.625,- voldaan op rekening […]. Het rekeningafschrift vermeldt “Van Werkhoven AUTOBEDRFPB12815057”.
Eef & Huub heeft de auto aan een derde verkocht.
Bij brief van 4 december 2009 heeft AAL Eef & Huub bericht de auto in vuistpand te willen nemen. Bij brief van 9 december 2009 heeft Eef & Huub aan AAL onder meer geschreven:
“In antwoord op uw schrijven van 4 december jl. delen wij u mede dat wij het object (…) rechtsgeldig hebben verkregen uit handen van [betrokkene 1] door middel van het originele complete kentekenbewijs bestaande uit Deel 1A, Deel 1B en het overschrijvingsbewijs (Deel II) en de auto. (…) Ten overvloede delen wij u mede dat door [betrokkene 1] het banknummer op de inkoopfactuur is doorgehaald en dat hij ons verzocht het hem toekomende bedrag over te boeken op banknummer […] (ING).”
4. AAL vordert in deze procedure de veroordeling van Eef & Huub tot betaling van € 41.176,- dan wel, indien Eef & Huub de auto voor een hogere verkoopprijs heeft doorverkocht, die hogere prijs. Zij vordert tevens Eef & Huub te veroordelen in de kosten van de procedure en het vonnis te waarmerken als Europese executoriale titel.
5. De rechtbank heeft de vordering toegewezen, met uitzondering van de vordering het vonnis te waarmerken als Europese executoriale titel. De grieven richten zich tegen dat toewijzende oordeel en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
6. Bij beoordeling van de vordering en de grieven stelt het hof voorop dat de verkooptransactie aan de zijde van de verkoper feitelijk is gesloten door [betrokkene 1], die beschikte over alle delen van het kentekenbewijs, waaronder het overschrijvingsbewijs. Er is ter zake van de verkoop geen schriftelijke koopovereenkomst opgemaakt. Wel is op 25 april 2008 een vrijwaringsbewijs afgegeven en is een (eerste) factuur opgemaakt.
7. De schade van AAL is ontstaan doordat zij na het faillissement van Van Werkhoven Barendrecht haar pandrecht niet heeft kunnen uitwinnen omdat dit op grond van het bepaalde in artikel 3:86 lid 2 BW is vervallen. Eef & Huub is daarvoor slechts aansprakelijk indien haar van het vervallen van het pandrecht een verwijt kan worden gemaakt. Daarvan is slechts sprake als Eef & Huub, toen zij de auto verkreeg, wist of behoorde te weten dat op die auto een pandrecht rustte en zij door verkoop aan een derde vervolgens heeft bewerkstelligd dat het pandrecht is vervallen. Als Eef & Huub deze wetenschap ten tijde van het verkrijgen van de auto niet had, moet worden aangenomen dat het pandrecht op dat moment is vervallen, kan Eef & Huub daarvan geen verwijt worden gemaakt en stond het haar ook vrij de auto aan een derde te verkopen.
8. Het primaire standpunt van AAL komt erop neer dat Eef & Huub de auto van een beschikkingsonbevoegde heeft verkregen, namelijk van Van Werkhoven i.o. of van [betrokkene 1] privé. Bij beoordeling van de vraag of [betrokkene 1] al dan niet voor enige vennootschap (i.o.) of voor zichzelf handelde, komt het aan op hetgeen de feitelijk handelende personen (dus:[betrokkene 2] enerzijds en [betrokkene 1] anderzijds) over en weer hebben verklaard en op hetgeen zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. Het enkele feit dat [betrokkene 1] (mogelijk) bevoegd was Van Werkhoven i.o. te vertegenwoordigen, brengt dus niet noodzakelijkerwijs mee dat hij ook in die hoedanigheid is opgetreden. AAL heeft over hetgeen[betrokkene 2] en [betrokkene 1] over en weer hebben verklaard en over hetgeen zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden, niets gesteld.
9. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de auto eigendom was van Van Werkhoven Barendrecht, en dat de handelende natuurlijke personen dit wisten, ligt het voor de hand dat deze personen hebben beoogd dat deze vennootschap als verkoper optrad. Het hof is verder van oordeel dat uit de factuur mogelijk kan worden afgeleid wat de bedoeling was, hoewel de factuur is opgemaakt nadat de overeenkomst is gesloten. Op de factuur staat de naam “Van Werkhoven Autobedrijf” vermeld. Daarmee kan Van Werkhoven i.o zijn bedoeld, maar vaststaat dat dit ook een handelsnaam van Van Werkhoven Barendrecht is. Het hof neemt in aanmerking dat uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel is af te leiden dat de activiteiten van Van Werkhoven i.o. met ingang van 23 juli 2005 zijn overgedragen, terwijl Eef & Huub onweersproken heeft gesteld dat deze entiteit sinds 2005 niet meer bestaat. Dat maakt het onaannemelijk dat in 2008 is beoogd namens deze partij een overeenkomst te sluiten. Eef & Huub heeft verder gesteld dat zij naar aanleiding van de eerste factuur contact heeft opgenomen met Van Werkhoven Barendrecht en dat zij van die vennootschap vervolgens gewijzigde facturen heeft ontvangen. Ook dit wijst er op dat is gecontracteerd tussen Eef & Huub enerzijds en Van Werkhoven Barendrecht anderzijds. Daar staat weliswaar tegenover dat de factuur een KvK-nummer vermeldt dat niet bij Van Werkhoven Barendrecht hoort, maar dat enkele feit acht het hof niet voldoende om aan te nemen dat [betrokkene 1] niettemin is opgetreden als vertegenwoordiger van Van Werkhoven i.o. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat Eef & Huub onweersproken naar voren heeft gebracht dat het op de factuur vermelde adres, postbusnummer, telefoon- en faxnummer en het e-mailadres de gegevens van Van Werkhoven Barendrecht zijn, terwijl zij ook onweersproken naar voren heeft gebracht dat Van Werkhoven i.o. de voorganger was van Van Werkoven Barendrecht. Het feit dat, naar AAL stelt, het BTW-nummer niet geldig was, wijst er evenmin op dat Van Werkhoven i.o. de verkopende partij was, maar duidt er veeleer op dat sprake is geweest van verouderd briefpapier. Het hof passeert ook de stelling van AAL dat uit de correspondentie met (de advocaat van) Eef & Huub blijkt dat Eef & Huub de auto van [betrokkene 1] heeft gekocht omdat in die correspondentie kennelijk is bedoeld dat [betrokkene 1] feitelijk namens de verkoper optrad.
10. Het feit dat op de facturen het rekeningnummer is gewijzigd is van belang voor de wijze waarop de onderzoeksplicht van Eef & Huub moet worden ingevuld, maar niet voor de vraag wie de verkopende partij was. Daarover zou anders kunnen worden gedacht wanneer het rekeningnummer niet van Van Werkhoven Barendrecht zou zijn, maar AAL heeft haar stellingen daarover onvoldoende onderbouwd. Het rekeningafschrift vermeldt immers dat de koopsom is overgemaakt aan “Van Werkhoven AUTOBEDRF”. De suggestie dat het afschrift bij betaling aan Van Werkhoven Barendrecht “Autobedr. Van Werkhoven Barendr. of iets dergelijks” zou hebben vermeld kent geen onderbouwing en zal dus worden gepasseerd.
11. Het bovenstaande brengt mee dat niet kan worden aangenomen dat de koopovereenkomst is gesloten met Van Werkhoven i.o. of [betrokkene 1] privé, die niet de eigenaar van de auto waren. Grieven 2 en 3, 4 en 6 slagen dus in zoverre.
12. Het subsidiaire standpunt van AAL is dat door de verkoop van de auto door Van Werkhoven Barendrecht haar pandrecht niet verloren is gegaan omdat Eef & Huub dat kende of behoorde te kennen. Mede in dat verband voert AAL aan dat [betrokkene 1] niet bevoegd was Van Werkhoven Barendrecht te vertegenwoordigen.
13. Het hof gaat aan dat laatste betoog voorbij op de grond dat gesteld noch gebleken is dat Van Werkhoven Barendrecht zich op enig moment op het standpunt heeft gesteld dat een volmacht van [betrokkene 1] ontbrak. Het hof voegt daaraan toe dat Eef & Huub zich in dat geval zou hebben kunnen beroepen op het bepaalde in artikel 3:61 lid 2 BW. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst stond [betrokkene 1] immers als (indirect) bestuurder van Van Werkhoven Barendrecht ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel. [betrokkene 1] kon verder beschikken over alle autopapieren, waaronder het overschrijvingsbewijs, en de sleutels van een auto die eigendom was van Van Werkhoven Barendrecht B.V., een vennootschap waaraan [betrokkene 1] in ieder geval als (indirect) bestuurder verbonden was geweest. Eef & Huub mocht op deze gronden aannemen dat [betrokkene 1] over een toereikende volmacht beschikte. Bovendien heeft er, naar onweersproken is gesteld, discussie met Van Werkhoven Barendrecht plaatsgevonden over de factuur en heeft dit geleid tot aanpassing van de factuur. Eef & Huub hebben verder onweersproken aangevoerd dat het rekeningnummer op de factuur is bijgeschreven door [betrokkene 3], die in ieder geval ten tijde van de transactie bevoegd was om Van Werkhoven Barendrecht te vertegenwoordigen, zodat Eef & Huub er ook op die grond op mocht vertrouwen dat [betrokkene 1] bij het sluiten van de overeenkomst zonodig over een toereikende volmacht beschikte. De stelling van AAL dat [betrokkene 3] ook bevoegd was namens Van Werkhoven i.o. te handelen maakt dit niet anders gelet op het feit dat, zoals hierboven ook is overwogen, de activiteiten van Van Werkhoven i.o. in 2005 zijn overgedragen en beëindigd, zodat niet kan worden aangenomen dat [betrokkene 3] in 2008 nog namens die entiteit optrad. Het feit dat [betrokkene 1] zou hebben beschikt over een kopie van het legitimatiebewijs van [betrokkene 3] maakt dit op zichzelf ook niet anders, zodat de vraag of [betrokkene 1] in enig dienstverband stond tot Van Werkhoven Barendrecht onbesproken kan blijven. Grieven 1, 5, 8 en 13 slagen in zoverre.
14. Uit artikel 3:86 lid 2 BW volgt dat een beperkt recht dat rust op een roerende zaak vervalt indien degene die de roerende zaak anders dan om niet heeft verkregen dit beperkte recht kende noch behoorde te kennen. Ten aanzien van de aanwezigheid van een beperkt recht rust op de verkrijger een onderzoeksplicht. In het arrest van de Hoge Raad van 21 oktober 2011 (NJ 2011, 494) is in dit verband aangenomen dat voor een geslaagd beroep op goede trouw in de zin van artikel 3:86 leden 1 en 2 BW ten minste vereist is dat degene die een tweedehands auto verkrijgt, de autopapieren heeft onderzocht, waaronder het overschrijvingsbewijs. Tussen partijen staat vast dat [betrokkene 1] over (alle) autopapieren beschikte en dat daaruit was af te leiden dat de auto op naam van Van Werkhoven Barendrecht was geregistreerd.
15. AAL heeft niet voldoende gemotiveerd weersproken dat het in de branche gebruikelijk is dat financieringsmaatschappijen die rechten op een auto hebben, het overschrijvingsbewijs achterhouden en het kenteken door middel van een zogenaamde RTL-code (Registratie Tenaamstelling Leasemaatschappijen / financieringsmaatschappijen) blokkeren. Evenmin heeft AAL weersproken dat dit ten aanzien van de bewuste auto niet het geval was. Aldus moet worden aangenomen dat Eef & Huub een auto hebben verkregen van de partij op wier naam de kentekenbewijzen stonden en die over het overschrijvingsbewijs beschikte en ten aanzien van welke auto er in het daartoe enig voor derden toegankelijke register geen RTL-code was opgenomen. Verder onderzoek dan dit behoefde van Eef & Huub niet te worden verwacht. Evenmin behoefde onder deze omstandigheden van Eef & Huub te worden verwacht in een schriftelijke overeenkomst garanties ten aanzien van de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper te verlangen.
16. Het hof verwerpt het betoog van AAL dat (de gestelde) wetenschap van het pandrecht bij [betrokkene 1] aan diens broer moet worden toegerekend aangezien een grondslag voor een dergelijke toerekening op grond van (louter) familiebanden ontbreekt. Datzelfde geldt voor de stelling van AAL dat de redelijkheid en billijkheid tot aansprakelijkheid van Eef & Huub nopen. Ook het feit dat het rekeningnummer dat voor de betaling moest worden gebruikt met de hand op de factuur is geschreven brengt onder de hierboven omschreven omstandigheden niet mee dat verder onderzoek van Eef & Huub moest worden verwacht. Het bijschrijven van een rekeningnummer is immers geen aanwijzing dat er een pandrecht op de auto rust, terwijl gelet op hetgeen op het rekeningafschrift is vermeld, niet kan worden aangenomen dat een ander dan Van Werkhoven Barendrecht de rechthebbende op het saldo op de rekening was. Ook de stelling van AAL dat de auto mogelijk is gekocht voor een andere prijs dan op de factuur is vermeld, wordt gepasseerd omdat deze stelling, tegenover de toelichting die door Eef & Huub met betrekking tot het bestaan van verschillende facturen is gegeven, niet van een voldoende onderbouwing is voorzien.
17. Het hof verwerpt tot slot het betoog van AAL dat Eef & Huub aan Van Werkhoven Barendrecht had moeten vragen of er een pandrecht op de auto rustte. AAL stelt immers zelf ook dat het in de “zakelijke markt” gebruikelijk is dat zekerheidsrechten worden bedongen. Dat staat er evenwel in de regel niet aan in de weg dat op grond van een afspraak met de zekerheidsgerechtigde wordt gehandeld in auto’s en dat die vrij van pandrecht worden geleverd. Het hof deelt evenmin de visie van AAL dat het feit dat Eef & Huub een auto van een door haar niet als dealer vertegenwoordigd merk inkocht tot nader onderzoek noopte. Het merk van de auto heeft immers voor de vraag of er een pandrecht op rust geen relevantie.
18. Het bovenstaande brengt mee dat moet worden geconcludeerd dat het pandrecht van AAL bij overdracht van de auto aan Eef & Huub is vervallen. Daarvan kan Eef & Huub geen verwijt worden gemaakt, zodat de vordering van AAL moet worden afgewezen. De grieven 9, 10 en 12 slagen ook in zoverre.
19. De grieven 7, 11 en 14 kunnen verder onbesproken blijven omdat het slagen ervan niet tot een andere uitkomst leidt.
20. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en AAL zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep. Hieronder zijn begrepen de (nog te maken) nakosten (waarvoor onderstaande veroordeling een executoriale titel geeft – HR 19 maart 2010, LJN: BL1116). Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten.
21. AAL heeft zich niet (afzonderlijk) verzet tegen de vordering van Eef & Huub die ertoe strekt dat AAL zal worden veroordeeld tot terugbetaling van het door Eef & Huub betaalde bedrag van € 46.086,62 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van voldoening, zodat die vordering zal worden toegewezen. In de memorie van grieven heeft Eef & Huub het moment van betaling geconcretiseerd als “september 2011”. Het hof zal er, om executieproblemen te voorkomen, van uitgaan dat de laatste dag van september 2011 is bedoeld.