In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1978 en ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd, was eerder veroordeeld voor het stelen van een fiets, specifiek een Sparta Leopard, op 14 juli 2014 in 's-Gravenhage. De politie had een lokfiets geplaatst in een gebied met veel fietsendiefstallen, wat leidde tot de aanhouding van de verdachte. Tijdens de zitting in hoger beroep werd door de verdediging betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de verdachte door de inzet van de lokfiets zou zijn aangezet tot diefstal. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er geen sprake was van een onrechtmatige beïnvloeding van de verdachte. Het hof baseerde zich op vaste rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde is. Het hof concludeerde dat de verdachte reeds de intentie had om de fiets te stelen, ongeacht de omstandigheden waaronder de lokfiets was geplaatst. Het hof achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van drie weken op. Tevens werd de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen bevolen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. Het hof benadrukte de ernst van fietsendiefstal en de herhaalde veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.