ECLI:NL:GHDHA:2014:4104

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
2200318214
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van verweer inzake inzet van lokfiets in fietsdiefstalzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1978 en ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd, was eerder veroordeeld voor het stelen van een fiets, specifiek een Sparta Leopard, op 14 juli 2014 in 's-Gravenhage. De politie had een lokfiets geplaatst in een gebied met veel fietsendiefstallen, wat leidde tot de aanhouding van de verdachte. Tijdens de zitting in hoger beroep werd door de verdediging betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de verdachte door de inzet van de lokfiets zou zijn aangezet tot diefstal. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er geen sprake was van een onrechtmatige beïnvloeding van de verdachte. Het hof baseerde zich op vaste rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde is. Het hof concludeerde dat de verdachte reeds de intentie had om de fiets te stelen, ongeacht de omstandigheden waaronder de lokfiets was geplaatst. Het hof achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van drie weken op. Tevens werd de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen bevolen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. Het hof benadrukte de ernst van fietsendiefstal en de herhaalde veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-003182-14
Parketnummer: 09-818770-14
Parketnummer TUL: 09-607980-11, 09-224551-13 en 09-817727-14
Datum uitspraak: 15 december 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 17 juli 2014 en de van dat vonnis deeluitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1978,
[adres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in de PI Midden Holland - HvB De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 december 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn beslissingen gegeven omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging onder de parketnummers 09-817727-14, 09-224551-13 en 09-607980-11 en het inbeslag genomen geld, zoals in het vonnis nader omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juli 2014 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk/type: Sparta Leopard), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan politie Haaglanden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Omvang van het hoger beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal medegedeeld dat het Openbaar Ministerie in hoger beroep niet persisteert bij de in eerste aanleg afgewezen vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 09-607980-11.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Van de zijde van de verdediging is bij pleidooi betoogd dat het Openbaar Ministerie ter zake van het ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. De raadsvrouw heeft hiertoe – zakelijk weergegeven - aangevoerd dat door het plaatsen van een zogenoemde “lokfiets” door de politie -op een plek waar veel criminaliteit voorkomt- de verdachte volgens de raadsvrouw op het idee is gebracht de fiets te stelen. Het betrof een mooie, opvallende fiets die bovendien niet op slot was gedaan. Sterker nog, aldus de raadsvrouw, de sleutel zat nog in het slot. De verdachte, die deze lokfiets heeft gestolen, is aldus tot de diefstal gebracht zonder dat tevoren zijn opzet daarop was gericht.
Het hof overweegt het volgende.
Hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, laatstelijk HR 18 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:637, komt “(n)iet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging als in art. 359a Sv voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het in het voorbereidend onderzoek begane vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. (Vgl. HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004: AM2533, NJ 2004/376.) Daarvan is sprake ingeval de verdachte door een opsporingsambtenaar dan wel door een persoon voor wiens handelen de politie of het openbaar ministerie verantwoordelijk is, is gebracht tot het begaan van het strafbare feit waarvoor hij wordt vervolgd, terwijl zijn opzet tevoren niet reeds daarop was gericht (vgl. HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0613, NJ 2010/441).”
Dat daarvan in deze zaak sprake zou zijn, is niet gebleken.
Op grond van het onderhavige dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is immers komen vast te staan dat de politie, met het oog op de bestrijding van fietsendiefstallen die van het bureau Centrum “bureauprioriteit” heeft gekregen, een lokfiets heeft geplaatst in het centrum van Den Haag, een locatie waarvan is gebleken dat daar het aantal fietsendiefstallen enorm is gestegen. Vervolgens heeft de verdachte, blijkens zijn ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring, deze lokfiets gestolen. Niet aannemelijk is geworden dat de verdachte door het plaatsen van deze fiets is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds was gericht. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat verdachte bepaald geen first offender was, maar hij integendeel (blijkens de hierna te noemen documentatie) veelvuldig is veroordeeld ter zake van vermogensmisdrijven, in het bijzonder (fietsen)diefstal.
De omstandigheid dat deze fiets - die blijkens het proces-verbaal van bevindingen (p. 10 e.v.) niet opviel op de locatie waar deze in het centrum van Den Haag was geplaatst - niet was afgesloten en (dus) de sleutel in het slot stak, maakt dat oordeel niet anders.
Ten slotte overweegt het hof dat – anders dan door de raadsvrouw is gesteld – niet is gebleken dat bij de inzet van deze lokfiets op de wijze en onder de omstandigheden als hiervoor genoemd niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan.
Op grond van het vorenoverwogene verwerpt het hof het verweer.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks14 juli 2014 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets
(merk/type: Sparta Leopard), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan politie Haaglanden
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een fiets. Door zo te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven onvoldoende respect te hebben voor andermans eigendom. Fietsendiefstal is bovendien een veel voorkomend en ergerniswekkend misdrijf, waardoor doorgaans financiële schade en overlast wordt berokkend aan de benadeelde.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 november 2014, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld onder meer voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat uit oogpunt van generale en speciale preventie een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 09-224551-13
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 februari 2014 met parketnummer 09-224551-13 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 maart 2014 met parketnummer 09-817727-14 is de verdachte – voor zover thans van belang - veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 14g en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een
geldbedrag van 10,00 (tien) euro).
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 februari 2014 met parketnummer 09-224551-13 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 maart 2014 met parketnummer 09-817727-14 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. van Rijkom, mr. E.C. van Veen en mr. A.H. de Wild, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 december 2014.
Mr. A.H. de Wild is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.