ECLI:NL:GHDHA:2014:4613
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- G. van der Meer
- J. de Vries
- L. van Dijk
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor invoer van cocaïne met aandacht voor strafmotivering en persoonlijke omstandigheden van de verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van cocaïne. De verdachte werd veroordeeld voor de invoer van één blikje cocaïne, met een gewicht van ongeveer 300 gram, terwijl de oorspronkelijke beschuldiging betrekking had op een veel grotere hoeveelheid van ongeveer 1650 kilogram. Het hof oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer pas kon worden vastgesteld op het moment dat het grootste deel van de partij cocaïne al in beslag was genomen. De handelingen van de verdachte waren gericht op de invoer van het blikje cocaïne dat niet in beslag was genomen, maar het hof concludeerde dat de uiterlijke omstandigheden de verdachte duidelijk hadden moeten maken dat zijn handelingen bijdroegen aan de invoer van een aanzienlijke partij cocaïne, geïmporteerd door een groep samenwerkende personen.
Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had zich in november 2005 samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van cocaïne en fungeerde als chauffeur voor het vervoer van betrokken personen en de cocaïne. Ondanks dat hij niet werd veroordeeld voor de invoer van de grote hoeveelheid cocaïne, was het hof van mening dat de verdachte zich bewust moest zijn geweest van de ernst van zijn daden en de impact daarvan op de samenleving.
Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels zijn leven had veranderd, getrouwd was en vader van twee kinderen. Gezien de schending van de redelijke termijn heeft het hof een korting van 15 procent toegepast op de opgelegde straf. Uiteindelijk kwam het hof tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren.