ECLI:NL:GHDHA:2014:476

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2014
Publicatiedatum
25 februari 2014
Zaaknummer
12-00806
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

BIZ-heffing en de rechtmatigheid van de Experimentenwet BI-zones

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, ging het om een hoger beroep van de Heffingsambtenaar van de gemeente Westland tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 18 september 2012 een aanslag in de BIZ-bijdrage voor de BI-zone winkelgebied Naaldwijk vernietigd. De belanghebbende, die in hoger beroep ging, betwistte de rechtmatigheid van de aanslag die was opgelegd op basis van de Experimentenwet BI-zones. De Heffingsambtenaar had een aanslag opgelegd ter hoogte van € 325, gebaseerd op een WOZ-waarde van € 214.000. De rechtbank oordeelde dat de BIZ-bijdrage niet in overeenstemming was met de wet, omdat de opbrengsten niet uitsluitend ten goede kwamen aan activiteiten die het algemeen belang dienden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 oktober 2013 werd de zaak besproken, waarbij de curator van de failliete belanghebbende de procedure overnam. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar onvoldoende had aangetoond dat de activiteiten die met de BIZ-bijdrage gefinancierd werden, daadwerkelijk gericht waren op het bevorderen van de leefbaarheid en veiligheid in de BI-zone. Het Hof concludeerde dat de BIZ-heffing in dit geval niet voldeed aan de eisen van de Experimentenwet BI-zones, omdat de kosten voornamelijk ten goede kwamen aan commerciële belangen van de ondernemers in de BI-zone, in plaats van aan het algemeen belang.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Heffingsambtenaar in de proceskosten van de belanghebbende moest worden veroordeeld. De uitspraak werd op 3 januari 2014 openbaar gemaakt, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-12/00806
Uitspraak d.d. 3 januari 2014
in het geding tussen:
[X] h.o.d.n. [Y], wonende te [Z], hierna: belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Westland, hierna: de Heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van de Heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 september 2012, nummer AWB 11/7871, betreffende na te vermelden aanslag.
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. De Heffingsambtenaar heeft ter zake van het pand ten name van [A] met dagtekening 15 april 2011 een aanslag in de BIZ-bijdrage voor de BI-zone winkelgebied Naaldwijk opgelegd (aanslagbiljetnummer [...]; hierna: de aanslag). De aanslag is berekend naar een waarde van het pand van € 214.000 en bedraagt € 325.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bij brief van 5 mei 2011 bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 1 september 2011 heeft de Heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar beroep bij de rechtbank ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 41. Het oordeel van de rechtbank luidt als volgt:
“- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- herroept de aanslag;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 337,24;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 41 aan eiser te vergoeden.”
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. De Heffingsambtenaar is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende is op 6 december 2012 failliet verklaard. De curator heeft bij brief van 12 juni 2013 het Hof verzocht de “zaak af te doen op basis van de stukken. Voor wat betreft de standpunten verwijs ik naar de eerdere zienswijze van [belanghebbende]”. Het Hof begrijpt daaruit dat de curator de procedure overneemt.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 8 oktober 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan.
3.1. De raad van de gemeente Westland heeft op 30 november 2010 de Verordening op de heffing en invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Winkelgebied Naaldwijk gemeente Westland 2011 (hierna: de Verordening) vastgesteld.
3.2. In de Verordening is onder meer het volgende bepaald:
“(…)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deeluitmakende kaart:
(…)
Artikel 3 Aard van de belasting
Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.
Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht
1. De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.
2. De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.
(…)
Artikel 5 Belastingobject
1. Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dient en die niet is genoemd in artikel 220d, eerste lid, van de Gemeentewet.
(…)
Artikel 6 Maatstaf van heffing
1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar 2010.
(…)
Artikel 8 Belastingtarief
De BIZ-bijdrage bedraagt bij een WOZ- waarde van:
WOZ-waarde 2011 2012 2013 2014 2015
a € 0 - € 250.000 € 325 € 331 € 338 € 344 € 351
b € 250000 - € 500.000 € 650 € 663 € 676 € 689 € 703
c € 500.000 en hoger € 1.300 € 1.326 € 1.352 € 1.379 € 1.407
Artikel 9 Wijze van heffing
De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze verordening treedt in werking twee dagen nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 is gebleken.
2. De datum van de heffing is 1 januari 2011.
(…)”
3.3. Op 27 oktober 2010 hebben de Vereniging BIZ Naaldwijk Winkelrijk, ook aangeduid als BIZ winkelgebied Naaldwijk, en de Gemeente Westland een overeenkomst, genaamd "Uitvoeringsovereenkomst BI-Zone winkelgebied Naaldwijk (Gemeente Westland)" (hierna: de Uitvoeringsovereenkomst) ondertekend.
3.4. Op grond van de onderdelen 5.1. en 5.2. van de Uitvoeringsovereenkomst is de Bedrijven Investeringszone (BIZ) winkelgebied Naaldwijk verplicht om de in het activiteitenplan ‘Naaldwijk Winkelrijk BIZ’ omschreven activiteiten uit te voeren. Ter zake van de uitvoering van deze activiteiten verstrekt de gemeente Westland een subsidie ten bedrage van de gerealiseerde opbrengst van de heffing van BIZ-bijdragen (onderdeel 5.2. in samenhang met onderdeel 4.2.1. van de Uitvoeringsovereenkomst).
3.5. In onderdeel 5.3. van de Uitvoeringsovereenkomst is bepaald dat de in het activiteitenplan opgenomen activiteiten zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de in onderdeel 3 van de Uitvoeringsovereenkomst afgebakende BI-zone (hierna: de BI-zone).
3.6. Onderdeel 5.4. van de Uitvoeringsovereenkomst bevat de volgende opsomming van activiteiten waarvoor hiervoor onder 2.4. genoemde subsidie wordt verstrekt:
“5.4 De subsidie wordt verstrekt om de volgende activiteiten uit te voeren;
o Evenementen
• Valentijn, vroege vogelactie, Pasen, moederdag, vaderdag, rommelmarkt,
Westland reünie, cool 2 school festival, korenfestival, dierendag, halloween,
sint, kerst
o Communicatie
• Website
• Nieuwsbrief
o Schoon, heel veilig
• Bewegwijzering
• Kerstverlichting
• Beveiliging
• Stroomverbruik
• muziekinstallatie
o Algemene kosten
• Centrum manager
• Accountant
• Representatiekosten
• Algemene Ledenvergadering
In onderdeel 5.4. van de Uitvoeringsovereenkomst is voorts bepaald dat het activiteitenplan als bijlage opgenomen bij de Uitvoeringsovereenkomst is opgenomen en onderdeel van de overeenkomst uitmaakt (hierna: het Activiteitenplan).
3.7. In het Activiteitenplan, waarvan de Heffingsambtenaar een concept heeft overgelegd, is de volgende “Begroting Naaldwijk Winkelrijk BIZ 2011” opgenomen:
Begroting Naaldwijk Winkelrijk BIZ 2011
Begroot 2010
Inkomsten via BIZ
€ 89.700,00

Kosten

Algemene kosten
Centrum manager € 15.500,00
Nieuwsbrief € 3.000,00
Navulling map € 2.500,00
Algemene Leden Vergadering 1 + 2 € 5.000,00
Kantoor € 1.500,00
Boekhouding € 2.000,00
Representatie kosten € 500,00
Website € 1.500,00
Bestuursuitjes/Vergaderkosten € 700,00
Beveiliging € 2.000,00
Totaal algemene kosten € 34.200,00
Promotiekosten
Valentijn
Vroege Vogel Actie
Pasen
Moederdag
Vaderdag/ WK actie/Westland Culinair
Rommelmarkt
Westland Reünie
Cool 2 School festival
Koren festival
Dierendag
Halloween
Sint
Kerst
Consumentenacties
Totaal promotie€ 40.000,00
Bewegwijzering € 2.500,00
Kerstverlichting € 10.000,00
Stroomverbruik € 1.500,00
Muziekinstallatie € 1.500,00
Totaal promotiekosten € 55.500,00
Kosten € 89.700,00
Baten € 89.700,00
3.8. Belanghebbende heeft een “Begroting Naaldwijk Winkelrijk BIZ 2011” overgelegd. Het gaat, naar is af te leiden uit de aan de voet van de begroting vermelde datum, om een versie van 9 maart 2011. Deze luidt als volgt.
Begroting Naaldwijk Wnkelrijk BIZ 2011
Bedrag BTW Totaal 2011
Inkomsten via B1Z90
90

Kosten

Algemene kosten
Nieuwsbrief 3.500 665 4.165
Algemene Leden Vergadering 1 3.500 665 4.165
Kantoor 1.500 285 1.785
Boekhouding 1.500 285 1.785
Representatie kosten 500 95 595
Website 1.500 285 1.785
Centrummanager 14.000 2.660 16.660
Promotiekosten
Vroege Vogel Actie 5.000 950 5.950
Pasen 1.250 238 1.488
Moederdag/Straatartiestenfestival 7.500 1.425 8.925
Vaderdag 1.250 238 1.488
Rommelmarkt 500 95 595
Mode Event 7.500 1.425 8.925
Koren festival 3.000 570 3.570
Halloween 3.000 570 3.570
Sint 7.500 1.425 8.925
Kerst 7.500 1.425 8.925
Overige activiteiten 5.000 950 5.950
Kosten 75.000 14.250 89.250
Baten 90.000 0 90.000
Overschot 750
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
4.1. Tussen partijen is in geschil is of de aanslag moet worden vernietigd.
4.2. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Heffingsambtenaar ontkennend.
4.3. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop deze rusten wordt verwezen naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
5.1. Het hoger beroep van de Heffingsambtenaar strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot ongegrondverklaring van het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep.
5.2. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
6.
De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, omtrent het geschil het volgende overwogen, waarbij de rechtbank belanghebbende als ”eiser” en de Heffingsambtenaar als ”verweerder” heeft aangeduid:
Met betrekking tot de derde beroepsgrond
4.2
In artikel 1, eerste lid, van de Experimentenwet BI-zones is bepaald dat de gemeenteraad onder de naam BIZ-bijdrage een heffing kan instellen ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente (BI-zone) gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. Volgens het tweede lid van dit artikel is de BIZ-bijdrage een belasting die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.
4.3
In de in de Memorie van Toelichting wordt met betrekking tot de onder 4.2. genoemde bepalingen onder meer het volgende opgemerkt:
"Dit artikel bevat de expliciete bevoegdheid de belasting op te leggen zoals die wordt geëist door artikel 132, zesde lid, van de Grondwet, geeft de belastinggrondslag en karakteriseert de belasting als een bestemmingsheffing. De heffingsverordening zal nader moeten specificeren om welk gebied het gaat, welke activiteiten worden uitgevoerd, welke vereniging of stichting deze activiteiten uit zal voeren, welke kosten hieraan verbonden zijn en wat de hoogte van de heffing zal bedragen. Ook worden eisen gesteld aan het soort te subsidiëren activiteiten, naar verwachting vooral op het gebied van leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en veiligheid (zie ook paragraaf 7.1.2 in het algemene deel). Een belangrijke beperking is ook dat het moet gaan om behartiging van een publiek belang in de openbare ruimte. (…)" (MvT, Kamerstukken II 2007/2008, 31 430, nr. 3).
4.4
Naar het oordeel van de rechtbank laat het bepaalde in artikel 1, leden 1 en 2, van de Experimentenwet BI-zones, mede gelet op de onder 4.3. aangehaalde passage uit de Memorie van Toelichting, de gemeenteraad niet de vrijheid om een BIZ-bijdrage in te voeren waarvan de opbrengst ingevolge de ter uitvoering van de verordening gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Experimentenwet, wordt gebruikt voor de bestrijding van andere kosten dan die welke zijn genoemd in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet BI-zones genoemde kosten.
4.5
In dit geval is de Uitvoeringsovereenkomst de onder 4.4. genoemde overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Experimentenwet BI-zones. Naar volgt uit het bepaalde in onderdeel 5.4. van de Uitvoeringsovereenkomst maakt daarvan het Activiteitenplan deel uit. In zowel de door verweerder als de door eiser overgelegde versie van de in het Activiteitenplan opgenomen begroting staat dat de uit de BIZ-bijdrage bekostigde subsidie wordt besteed aan Algemene kosten en Promotiekosten. Voor een specificatie van deze kosten verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 2.7. en 2.8.
4.6
Uit de Uitvoeringsovereenkomst en het daarvan deel uitmakende Activiteitenplan leidt de rechtbank af dat de BIZ-heffing voor het jaar 2011 niet in betekenende mate strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet BI-zones. De in het Activiteitenplan genoemde activiteiten zijn naar het oordeel van de rechtbank in overheersende mate direct (Promotiekosten) of indirect (Algemene kosten) gericht op de commerciële belangen van in de BI-zone gevestigde winkeliers. Slechts van enkele kostenposten, in het bijzonder de posten ‘Beveiliging” en “Bewegwijzering”, kan wellicht worden gezegd dat zij direct of indirect zijn verbonden aan activiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet BI-zones. Het totale beloop van deze posten valt echter in het niet bij het beloop van de kosten die niet aan activiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet BI-zones zijn verbonden.
4.7
De stelling van verweerder dat de gemeente, mede gelet op de zogeheten ‘nieuwe vrijheid’, een ruime beoordelingsmarge heeft bij het bepalen van de activiteiten die voldoen aan artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet BI-zones, kan hem niet baten. Immers, zo er van een dergelijke beoordelingsmarge sprake is, mag daarvan niet, zoals de gemeente in dit geval wel heeft gedaan, gebruik worden gemaakt op een wijze die leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever bij de toekenning van de bevoegdheid om de BIZ-bijdrage te heffen, niet op het oog kan hebben gehad.
4.8
Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.
Beoordeling van het hoger beroep
7.1.
De Heffingsambtenaar betoogt in hoger beroep dat de activiteiten zoals opgesomd in het activiteitenplan dienen te worden aangemerkt als zijnde gericht op het bevorderen van de leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.
7.2.
De kosten zoals hierboven weergegeven in de rechtsoverwegingen 2.7 en 2.8 van de uitspraak van de rechtbank zien op “Promotiekosten”, alsmede daarmee samenhangende “Algemene Kosten”. Het Hof begrijpt de samenhang tussen die kosten aldus, dat om de activiteiten te kunnen doen plaatsvinden die worden opgesomd in het onderdeel Promotiekosten van het activiteitenplan (hierna: de promotionele activiteiten), de Algemene Kosten dienen te worden gemaakt.
7.3.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe of vorenbedoelde activiteiten waarvan de kosten met de onderhavige BIZ-bijdrage worden bestreden, zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone. De Rechtbank heeft in dit verband in overweging 4.4 van haar uitspraak terecht vooropgesteld dat de opbrengst van de BIZ-bijdrage dient te worden gebruikt voor de bestrijding van kosten die zijn genoemd in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet BI-zones. Wat betreft de norm dat de bekostigde activiteiten zowel de gezamenlijke belangen van de aan de heffing van een BIZ-bijdrage onderworpen ondernemers als het algemene belang dienen, is in de wordingsgeschiedenis van de Experimentenwet BI-zones onder meer het volgende opgemerkt:
“(…) Zowel ondernemers als gemeenten hebben belang bij investeringen in de bedrijfsomgeving. Voor het bedrijfsleven is de kwaliteit en veiligheid van de bedrijfsomgeving een belangrijke factor voor de aantrekkelijkheid van een onderneming voor klanten. Voor de lokale overheid is een veilige en leefbare publieke ruimte van belang om bedrijven (werkgelegenheid) en bezoekers aan te trekken. Een leefbare bedrijfsomgeving heeft invloed op de leefbaarheid van het omliggende gebied; burgers willen een veilige en leefbare omgeving om in te werken, te wonen en te winkelen. Het collectieve belang van de ondernemers valt op deze punten samen met het algemene belang van een kwalitatief hoogwaardige bedrijfsomgeving. (…)”
(Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 31 430, nr. 3, blz. 1)
“(…) De voorzieningen dienen zowel het gezamenlijk belang van de ondernemers als het algemeen belang. (…)”
Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 31 340, nr. 3, blz. 2)
“(…) De leden van de PvdA-fractie vroegen of de ondernemers onderscheid maken tussen activiteiten in het gezamenlijk belang en in het algemeen belang. De betrokken activiteiten in een BGV-zone zullen naar hun aard zowel het gemeenschappelijke belang van de ondernemers als het algemeen belang moeten dienen. Het gaat dus niet om verschillende activiteiten maar om een kenmerk van het soort activiteiten. Het gemeenschappelijk belang bewerkstelligt daarbij dat ondernemers er heil in zien en in meerderheid bereid zijn extra bij te dragen, het feit dat tevens het algemeen belang wordt gediend rechtvaardigt de tussenkomst van de gemeente en de inzet van een heffing. (…)”
Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 31 340, nr. 6, blz. 2)
7.4.
Uit de wordingsgeschiedenis van de onderhavige wet kan niet worden afgeleid in welke mate door middel van BIZ-bijdragen bekostigde activiteiten ten minste het algemene belang moeten dienen ter rechtvaardiging van de heffing van zodanige bijdragen. Naar ’s Hofs oordeel dient het algemene belang ten minste in gelijke mate te worden gediend als de gemeenschappelijke private belangen van de ondernemers teneinde de inzet van het instrument van gemeentelijke belastingheffing te rechtvaardigen. Anders dan de Heffingsambtenaar heeft betoogd, is er te dien aanzien geen grond voor een terughoudende rechterlijke toetsing. Dat een BIZ-heffing kan worden opgelegd uitsluitend ter bekostiging van activiteiten op het gebied van “promotie” als de onderhavige en dat in die situatie zou zijn voldaan aan de eisen die de Experimentwet BI-zones stelt, is niet uit de tekst of de parlementaire geschiedenis van de wet af te leiden. In zoverre schiet het wettelijk instrumentarium tekort om “free-ridergedrag” tegen te gaan.
7.5.
De bewijslast ter zake van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het algemene belang in voldoende mate wordt gediend met de door middel van de BIZ-bijdrage bekostigde activiteiten rust op de Heffingsambtenaar.
7.6.
De Heffingsambtenaar heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt waaruit volgt dat de promotionele activiteiten strekken tot een bevordering van de leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone. Geenszins is vast komen te staan dat de promotionele activiteiten op enigerlei wijze gericht waren op (of hadden kunnen leiden tot) een verbetering van verkeersvoorzieningen dan wel bewegwijzering, groenvoorziening, afvalinzameling, verlichting, schoonmaak, onderhoud, brandveiligheid, graffitiverwijdering, het vergroten van de veiligheid door bijvoorbeeld extra surveillance, hekwerken en/of camerabewaking in het onderhavige BIZ-gebied, dan wel soortgelijke, mede het algemeen belang dienende, voorzieningen. De Heffingsambtenaar heeft voorts weliswaar gesteld dat de promotionele activiteiten hebben geleid tot een kwaliteitsimpuls waardoor het centrum van Naaldwijk in economische zin is versterkt, maar deze stelling is niet nader geconcretiseerd. Feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het algemene belang in ten minste even sterke mate als de particuliere belangen van het collectief van de ondernemers in het BIZ-gebied zijn gediend, zijn niet aannemelijk geworden. Het Hof is dan ook van oordeel dat met het organiseren van de onderhavige promotionele activiteiten de particuliere belangen van het collectief van de ondernemers in het BIZ-gebied prevaleren boven het algemeen belang in dat gebied.
7.7.
Aan het voorgaande doet niet af dat de toenmalige staatssecretaris F. Heemskerk van het Ministerie van Economische Zaken in het tijdschrift "Bedrijventerrein" van juli 2008, blz 18-20, op de vraag wat onder “mede publiek belang” dient te worden verstaan heeft geantwoord dat het erom gaat dat lokaal maatwerk kan ontstaan, waarbij in het ene gebied het bijvoorbeeld gaat om veiligheid, en in een ander gebied het bijvoorbeeld draait om promotie. De staatssecretaris heeft deze uitlatingen gedaan in zijn hoedanigheid van uitvoerder en niet in de hoedanigheid van medewetgever. Wat er verder zij van zijn opvattingen, het Hof acht deze niet van belang voor zijn oordeel.
7.8.
Aan het voorgaande doet evenmin niet af – anders dan de Heffingsambtenaar stelt - dat de gemeenteraad heeft ingestemd met de instelling van de onderhavige BI-zone, noch dat de gemeente een uitvoeringsovereenkomst is aangegaan met de Vereniging BIZ Naaldwijk Winkelrijk, aangezien zulks niet zonder meer - dat wil zeggen, zonder inachtneming van de aard van de voorgenomen activiteiten - leidt tot het oordeel dat het algemeen belang wordt gediend.
7.9.
De conclusie dat het hoger beroep ongegrond is. Beslist zal worden zoals hierna vermeld.
Proceskosten en griffierecht
8.1.
Nu het hoger beroep ongegrond is, zal het Hof de Heffingsambtenaar veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage stelt het Hof de kosten vast op € 708 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in hoger beroep: 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472. Aan de zwaarte van de zaak wordt een factor 1,5 toegekend. Ter zitting heeft de advocaat van belanghebbende een formulier voor het aanvragen van een toevoeging overgelegd. Aangezien geen formulier is overgelegd waaruit blijkt dat de toevoeging ook daadwerkelijk is verleend, wordt bij het vergoeden van de proceskosten de procedure gevolgd die het Hof hanteert als er geen toevoeging is.
8.2.
Nu de uitspraak van de rechtbank in stand blijft, wordt van de gemeente Westland een griffierecht geheven van € 466.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt:
- de uitspraak van de rechtbank;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende; vastgesteld op € 708;
- gelast dat van de gemeente Westland een griffierecht wordt geheven van € 466.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, H.A.J. Kroon en P.C. van der Vegt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Massmann. De beslissing is op 3 januari 2014 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.