ECLI:NL:GHDHA:2014:7

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2014
Publicatiedatum
7 januari 2014
Zaaknummer
200.113.707-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herberekening van energieverbruik en kosten vervanging meter door Stedin

In deze zaak gaat het om een vordering van Stedin Netbeheer B.V. tegen een detailhandelaar in Poolse levensmiddelen en delicatessen. Stedin vordert betaling van een bedrag van € 3.604,87, dat voortvloeit uit een herberekening van het energieverbruik, nadat geconstateerd was dat de verzegeling van de elektriciteitsmeter was verbroken. De rechtbank had de vordering van Stedin afgewezen, omdat niet was vastgesteld wanneer de verzegeling was verbroken. Stedin ging in hoger beroep. Het hof oordeelt dat Stedin gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld. Het hof bevestigt dat Stedin op basis van haar Algemene Voorwaarden het recht heeft om het energieverbruik te herberekenen, maar corrigeert het gevorderde bedrag omdat de herberekening over een te lange periode was uitgevoerd. Het hof wijst een bedrag van € 2.772,15 toe aan Stedin, plus wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten worden ook aan de geïntimeerde opgelegd, die grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van Stedin gedeeltelijk toe.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.113.707/01
Rolnummer rechtbank : 394872 / 11-1559

arrest van 14 januari 2014

inzake

Stedin Netbeheer B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: Stedin,
advocaat: mr. J.A. Trimbach te De Meern,
tegen

[geïntimeerde], h.o.d.n. “[…]”,

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. F.A.M. Engels te Den Haag.

Het geding

Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 6 november 2012. In dat tussenarrest is een comparitie van partijen bevolen, die gehouden is op 10 januari 2013. Het proces-verbaal van deze comparitie bevindt zich bij de stukken. Vervolgens heeft Stedin een memorie van grieven tevens akte houdende vermindering van eis (met producties) genomen, waarin zij twee grieven tegen het bestreden vonnis heeft aangevoerd. [geïntimeerde] heeft de grieven bestreden in haar memorie van antwoord (met producties). Tenslotte heeft Stedin arrest gevraagd, onder overlegging van haar kopie-procesdossier.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank in haar vonnis onder het kopje “Feiten” vermelde feiten, nu hiertegen in hoger beroep geen grieven zijn gericht.
2.
Het gaat in deze zaak, kort en zakelijk weergegeven, om het volgende. [geïntimeerde] heeft per 15 augustus 2007 voor haar detailhandel in Poolse levensmiddelen en delicatessen aan de [A-straat] in [plaats] een overeenkomst gesloten voor de levering van energie, waarbij Stedin de netbeheerder was. In 2010 is door een fraudespecialist van Stedin geconstateerd dat in de meterkast van het betreffende pand de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was en dat de van fabriekswege aangebrachte verzegelingen aan het telwerkhuis van de elektriciteitsmeter verbroken en verwijderd waren. Op 20 augustus 2010 heeft Stedin de meter vervangen. Stedin stelt zich op het standpunt dat [geïntimeerde] meer energie heeft verbruikt dan dat aan haar op basis van de meterstanden in rekening is gebracht, en vordert in dit geding betaling door [geïntimeerde] van een bedrag van (na vermindering van eis in hoger beroep) € 3.604,87, met rente en kosten. De rechtbank heeft de vordering van Stedin afgewezen, nu niet is komen vast te staan op welk moment de verzegeling van de meter is verbroken en derhalve niet is uitgesloten dat de verzegeling reeds verbroken was op het moment dat [geïntimeerde] de overeenkomst sloot. Hiertegen richt zich het hoger beroep van Stedin.
3.
Stedin beroept zich in hoger beroep primair op artikel 13 van haar Algemene Voorwaarden, die tussen partijen van toepassing zijn. Dit artikel luidt, voorzover hier relevant:
Artikel 13(…)4. Indien blijkt dat de meetinrichting en/of de meting niet juist zijn, stelt de netbeheerder de getransporteerde hoeveelheid vast aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek. Herberekening zal plaatsvinden over de periode dat de meetinrichting onjuist heeft gefunctioneerd en/of de meting onjuist is geweest, doch ten hoogste over een tijdvak van 24 maanden gerekend vanaf het moment dat de ene partij zijn twijfel over de juistheid van de meetinrichting en/of meting bij de andere partij heeft geuit. In geval van fraude zal echter, na overleg met de leverancier, herberekening over de volledige periode plaatsvinden.5. Indien het onderzoek geen hanteerbare maatstaf oplevert voor het vaststellen van de getransporteerde hoeveelheid, is de netbeheerder (…) bevoegd de omvang van de getransporteerde hoeveelheid over het desbetreffende tijdvak in redelijkheid te schatten naar de ter beschikking van de netbeheerder staande gegevens hieromtrent.(…)
Stedin stelt, hetgeen door [geïntimeerde] niet is weersproken, dat een elektriciteitsmeter waarvan de ijkmerken zijn verbroken niet meer voldoet aan de eisen zoals gesteld in de Meetcode, als bedoeld in artikel 31 lid 1B van de Elektriciteitswet 1998 en niet meer betrouwbaar is. Op grond van artikel 13 lid 4 van haar toepasselijke Algemene Voorwaarden is Stedin bevoegd om het energieverbruik te herberekenen over een tijdvak van maximaal 24 maanden gerekend vanaf het moment dat een partij zijn twijfels over de juistheid van de meetinrichting en/of meting bij de andere partij heeft geuit. Op basis hiervan heeft Stedin het energieverbruik herberekend. Subsidiair stelt Stedin zich op het standpunt dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in haar zorgplicht om te voorkomen dat er – kort gezegd – wordt geknoeid met de meter, op grond waarvan zij aansprakelijk is voor de door Stedin geleden schade. Meer subsidiair beroept Stedin zich op ongerechtvaardigde verrijking en/of onrechtmatige daad.
4.
Het hof stelt vast (zie productie 7 bij conclusie van antwoord) dat de vordering van Stedin in hoger beroep van € 3.604,87 is samengesteld uit een bedrag van € 3.349,68 ter zake van te weinig in rekening gebrachte energie over de periode 20 maart 2008 tot 20 augustus 2010, € 94,09 ter zake van de vervanging van de elektriciteitsmeter en € 161,10 ter zake van arbeidsloon. Het hof is van oordeel dat Stedin zich ter zake van de te weinig in rekening gebrachte energie terecht beroept op artikel 13 van haar Algemene Voorwaarden. Als niet weersproken staat vast dat de elektriciteitsmeter niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen, en dat de metingen niet betrouwbaar waren. Stedin heeft op grond van artikel 13 van haar Algemene Voorwaarden in een dergelijk geval het recht om een herberekening uit te voeren. De vraag of [geïntimeerde] al dan niet op de hoogte was van het feit dat er met de meter was geknoeid en of zij haar zorgplicht heeft geschonden kan hierbij in het midden blijven. Ook als zij te goeder trouw is geweest heeft Stedin het recht op een herberekening. Het hof stelt echter vast dat de herberekening is uitgevoerd over de periode 20 maart 2008 tot 20 augustus 2010, terwijl Stedin op grond van artikel 13 lid 4 van haar Algemene Voorwaarden in beginsel slechts mag herberekenen over een tijdvak van maximaal 24 maanden, hetgeen neerkomt op de periode 20 augustus 2008 tot 20 augustus 2010. Het hof zal daarom het gevorderde bedrag van € 3.349,68 corrigeren voor de teveel (her)berekende periode van 20 maart 2008 tot 20 augustus 2008 (5 maanden), hetgeen neerkomt op een toe te wijzen bedrag van (24/29ste deel van € 3.349,68=) € 2.772, 15. Nu [geïntimeerde] de herberekening van Stedin op zichzelf niet gemotiveerd heeft betwist, is dit deel van de vordering voor toewijzing vatbaar.
5.
Wat betreft de herberekende energiekosten over de periode 20 maart 2008 tot 20 augustus 2008, en de kosten van de vervanging van de elektriciteitsmeter en het arbeidsloon, overweegt het hof als volgt. Dat [geïntimeerde] deze kosten ook verschuldigd is in het geval dat zij – zoals ze stelt – te goeder trouw is geweest en er, zonder dat zij dit wist of kon weten, reeds met de meter was geknoeid voordat zij het energiecontract afsloot, kan niet worden gebaseerd op de Algemene Voorwaarden van Stedin, noch op ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad. [geïntimeerde] is deze kosten naar het oordeel van het hof slechts verschuldigd indien vast komt te staan dat zij tekort is geschoten in haar zorgplicht dan wel op dit punt onrechtmatig heeft gehandeld. Het enkele feit dat bij een controle in het pand van [geïntimeerde] is gebleken dat er was geknoeid met de meter, is hiervoor onvoldoende. Voor een schending van de zorgplicht of onrechtmatig handelen door [geïntimeerde] is in beginsel nodig dat komt vast te staan dat het knoeien met de meter heeft plaatsgevonden tijdens de duur van het door [geïntimeerde] gesloten energiecontract. Alleen gedurende de duur van haar energiecontract berustte de zorg en de verantwoordelijkheid voor de meter bij [geïntimeerde].
6.
De bewijslast dat [geïntimeerde] is tekort geschoten in haar zorgplicht dan wel onrechtmatig heeft gehandeld berust krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv op Stedin. Het hof is van oordeel dat Stedin niet voorshands geslaagd kan worden geacht in dit bewijs. Nu Stedin op dit punt geen gespecificeerd bewijs aanbiedt, gaat het hof aan de stellingen van Stedin op dit punt voorbij.
7.
Op grond van het bovenstaande concludeert het hof dat de grieven van Stedin terecht zijn voorgesteld. Het hof zal de vordering van Stedin alsnog gedeeltelijk toewijzen, te weten tot een bedrag van € 2.772,15. De gevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten zullen als niet betwist eveneens worden toegewezen. De vordering zal voor het overige worden afgewezen. [geïntimeerde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, zowel in de eerste aanleg als in hoger beroep. Hieronder zijn begrepen de (nog te maken) nakosten (waarvoor onderstaande veroordeling een executoriale titel geeft – HR 19 maart 2010, LJN: BL1116). Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten.
8.
Hetgeen [geïntimeerde] verder nog aanvoert behoeft geen bespreking, want het is niet relevant voor de beoordeling van deze vordering.
9.
Het hof passeert de bewijsaanbiedingen van partijen, nu geen gespecificeerd bewijs is aangeboden van feiten die, indien bewezen, kunnen leiden tot een andere beslissing.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 mei 2012;
en
opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Stedin van een bedrag van € 2.772,15, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 14 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Stedin van een bedrag van € 384,- ter zake van buitengerechtelijke kosten;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Stedin tot op 30 mei 2012 begroot op € 652,81 aan verschotten en € 768,- aan salaris advocaat;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Stedin tot op heden begroot op € 742,17 aan verschotten en € 1.264,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.M.E. Arpeau, J.M.T. van der Hoeven-Oud en M.M. Olthof en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 januari 2014 in aanwezigheid van de griffier.