er sprake is van een open einde van de tenlastelegging, nu er na het woord ‘immers’ niet is opgenomen dat de vermeende slachtoffers door de oplichtingsmiddelen zijn bewogen tot afgifte van het geld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ad I, II en III.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de inhoud van het procesdossier en het geheel van de onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, in onderlinge samenhang bezien, voldoende duidelijk is wat de verdenking tegen de verdachte inhoudt. De verdachte moet in staat worden geacht de tekst van de tenlastelegging te begrijpen. Meer in het bijzonder heeft de verdachte tijdens zijn verhoren bij de politie, de rechter-commissaris en tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg blijk gegeven te hebben begrepen wat hem onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd. De tenlastelegging is naar het oordeel van het hof voldoende duidelijk; zij is begrijpelijk, feitelijk en niet tegenstrijdig. Dit geldt ook ten aanzien van het onderdeel ‘een groot aantal’, waarbij het hof opmerkt dat het opnemen van dergelijke woorden in de tenlastelegging niet zonder meer leidt tot nietigheid van de dagvaarding (vgl. ook Hoge Raad 9 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF5074). Ad IV.
Het hof stelt vast dat in het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde alle bestanddelen van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht zijn opgenomen en dat het gedeelte dat na het woord ‘immers’ is opgenomen een verfeitelijking betreft van de wijze waarop de benadeelden zouden zijn bewogen tot afgifte van geldbedragen. Het hof is van oordeel dat het bestanddeel ‘heeft bewogen en/of heeft doen bewegen’ in de tenlastelegging voldoende feitelijk is en dat dit bestanddeel na het woord ‘immers’ niet herhaald behoeft te worden, zodat de dagvaarding op dat punt evenmin nietig is.
Het hof is derhalve van oordeel dat de tenlastelegging aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet en verwerpt het beroep op nietigheid van de dagvaarding.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweren met betrekking tot bewijsuitsluiting
Laptop
Door de raadsman is ter terechtzitting betoogd dat de informatie die afkomstig is van de laptop van de verdachte, alsmede het nadien verkregen bewijs als verboden vrucht daarvan, onrechtmatig is verkregen en voor het bewijs dient te worden uitgesloten. Hiertoe is aangevoerd –kort gezegd- dat er nimmer sprake is geweest van inbeslagname van de laptop onder de verdachte. In dit kader heeft de raadsman tevens voorwaardelijk verzocht om de heer De Witte, FIOD-ambtenaar, dan wel de persoon die aanwezig was bij de inbeslagname van de laptop onder de heer [persoon], als getuige te horen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De stelling van de verdediging dat de in een andere zaak in beslag genomen laptop van de verdachte en de daaruit verkregen informatie (de image) op het moment dat het strafvorderlijk belang in de andere zaak ophield te bestaan, opnieuw in beslag genomen had moeten worden en/of dat de image vernietigd had moeten worden, kan, indien al juist, niet de gevolgtrekking dragen dat zulks een vormverzuim oplevert dat is begaan in het kader van het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering naar de in de onderhavige zaak tenlastegelegde feiten waardoor in de onderhavige strafprocedure een belangrijk strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel in zodanige mate is geschonden dat de informatie die verkregen is uit de laptop en de vruchten daarvan van het bewijs zouden moeten worden uitgesloten. Het verweer wordt dan ook verworpen. Gelet op het voorgaande is de noodzaak tot het horen van de heer De Witte dan wel een andere persoon die bij de inbeslagname aanwezig was niet gebleken, zodat dit voorwaardelijke getuigenverzoek wordt afgewezen.
Bescheiden van benadeelde partijen
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte enkele bescheiden die benadeelde partijen ter onderbouwing van hun vorderingen hebben ingezonden voor het bewijs heeft gebezigd, nu deze stukken geen onderdeel van het procesdossier uitmaken. Wat er ook zij van hetgeen de raadsman hieromtrent heeft betoogd, het hof zal bescheiden die alleen op enig moment bij de voegingsformulieren van de benadeelde partijen zijn gevoegd en zich niet anderszins bij de stukken bevinden, niet voor het bewijs bezigen, zodat dit verweer geen nadere bespreking behoeft.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[bedrijf 1]
en/of [bedrijf 2] en/of een of meer aanverwante rechtsperso(o)n(en), in elk geval een rechtspersoon,op
één of meertijdstip
(pen
), gelegen in
of omstreeksde periode van 15 september 2004 tot en met 26 januari 2010,
te Rotterdam en/of Dordrecht en/of (elders)in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
(telkens
)met het oogmerk om zich en/of
(een)ander
(en
)wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) een (groot aantal)perso
(o)n
(en
) althans een of meer van onderstaande perso(o)n(en)heeft bewogen en/of door
(een
)ander
(en)heeft doen bewegen tot de (girale) afgifte van
een of meer(na te noemen) geldbedrag
(en
), waaronder
althans te weten
A) [slachtoffer 1]
(D111)tot een bedrag van euro 20.000,00,
althans enig geldbedrag, in elk geval enig goeden
/of
B) [slachtoffer 2]
(D171)tot een bedrag van euro 20.000,00,
althans enig geldbedrag, in elk geval enig goeden
/of
C) [slachtoffer 3]
(D150)tot een bedrag van euro 175.000,00,
althans enig geldbedrag, in elk geval enig goeden
/of
D) [slachtoffer 4]
(D145)tot een bedrag van euro 152.000,00,
althans enig geldbedrag, in elk geval enig goeden
/of
E) [slachtoffer 5]
(D118)tot een bedrag van euro 100.000,00,
althans enig geldbedrag, in elk geval enig goeden
/of
F) [slachtoffer 6]
(D77)tot een bedrag van euro 90.000,00,
althans enig geldbedrag, in elk geval enig goeden
/of
G) [slachtoffer 7]
(bijlage(n) G6)tot een bedrag van euro 692.000,00,
althans enig geldbedrag, in elk geval enig goeden
/of
H) [slachtoffer 8]
(D62 en/of D63 en/of D64)tot een bedrag van euro 915.020,25,
althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
immers heeft
/hebben[bedrijf 1]
en/of [bedrijf 2] en/of een of meer aanverwante rechtsperso(o)n(en), in elk geval (een) rechtsperso(o)n(en) en/of één (of meer) mededader(s)met voornoemd oogmerk
-zakelijk weergegeven - opzettelijk
valselijk en/oflistiglijk
en/of bedrieglijken/of in strijd met de waarheid
een groot aantalpersonen waaronder
althans een of meer vanvoornoemde perso
(o)n
(en
)
- benaderd en/of geïnteresseerd in de deelname aan en
/ofhet storten van een of meer geldbedrag(en) op een of meer
(deposito
)- en/of
(spaar
)rekening
(en
),
bij welke gelegenhe
(i)d
(en
)verdachte
en of zijn mededader(s)heeft
/hebbenvoorgewend dat
-het geld zou worden gestort op een
(deposito
)- en/of
(spaar
)rekening
(en) en/of
-er een gegarandeerde dagrente was en/of
-het ingelegde bedrag 30 dagen na einddatum polis zou worden teruggestort op de tegenrekening,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feiten verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven, dan welaan welke bovenomschreven verboden gedraging
(en
)verdachte
(telkens) tezamen en vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
hij op
één of meertijdstip
(pen
), gelegen in
of omstreeksde periode van 15 september 2004 tot en met 26 januari 2010,
te Rotterdam en/of Dordrecht en/of (elders)in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of een of meer (aanverwante) rechtsperso(o)n(en) en/of (een) ander(en), althans alleen,
(telkens)
(een)voorwerp
(en
), te weten
een (of meer)geldbedrag
(en
),
tot een totaal van (ongeveer) € 2.164.020,00, althans enig(e) geldbedrag(en),heeft
verworven en/of voorhanden gehad en/ofovergedragen en/of
omgezet ofvan genoemd
(e
) voorwerp(en) en/ofgeldbedrag
(en
)gebruik heeft gemaakt,
terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s)wist
(en),dat bovenomschreven
voorwerp(en) en/ofgeldbedrag
(en
)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
hebbende hij, verdachte
en of zijn mededader(s)van het plegen van witwassen een gewoonte gemaakt;
3.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 11 juli 2007 tot en met 31 augustus 2007
te Dordrecht en/of Nieuwe Tonge en/of Utrecht en/of Geleen en/of (elders)in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen
, althans eenmaal,(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
een of meervalse
en/of vervalstegeschriften, als ware
ndat/die geschrift
(en
)(telkens) echt en onvervalst, te weten
A) een werkgeversverklaring d.d.12 april 2007 (3-D-04) en
/of
B) een loonstrook over de periode juni 2007 (3-D-05) en
/of
C) een taxatierapport van [bedrijf 3] d.d. 11 december 2006 met betrekking tot object Kees Pijlstraat [nummer] te Rotterdam (3-D-07),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen –
bestaande dat gebruik maken (telkens) hierin dat verdachte
en/of zijn mededader(s)voornoemde werkgeversverklaring en
/ofloonstrook en
/oftaxatierapport heeft
/hebbeningediend bij
SNS Bank en/ofBGL Hypotheekbank N.V. ter verkrijging van een lening,
en bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat
ad A)
in/op die werkgeversverklaring is vermeld
/opgenomendat [medewerker] sedert 1 december 2005 in dienst is bij [bedrijf 4] te Nieuwe Tonge in de functie van Accountmanager en
/ofeen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft bij [bedrijf 4] en
/ofis aangesteld in vaste dienst bij [bedrijf 4] terwijl [medewerker] in werkelijkheid nooit heeft gewerkt voor [bedrijf 4] en
/of
ad B)
in/op die loonstrook is vermeld
/opgenomendat [medewerker] 21 dagen heeft gewerkt bij [bedrijf 4] te Nieuwe Tonge en
/ofeen netto loon heeft ontvangen van euro 3206,07 op rekeningnummer [rekeningnummer] terwijl [medewerker] in werkelijkheid nooit heeft gewerkt voor [bedrijf 4] en
/ofgeen rekeningnummer [rekeningnummer] heeft en
/of
ad C) in
/ophet taxatierapport is vermeld
/opgenomendat de woning is geïnspecteerd en gewaardeerd op een onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik van euro 395.000,00 en
/ofeen executiewaarde vrij van huur en gebruik van euro 355.000,00 terwijl de woning volgens een taxatierapport van Koophuis Makelaars (opgesteld in opdracht van BLG Hypotheken) d.d. 29 juni 2010 een onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik van euro 260.000,00 en
/ofexecutiewaarde vrij van huur en gebruik van euro 210.000,00 heeft.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De verdediging heeft ter terechtzitting bepleit dat er geen sprake was van noodzakelijkheidsbewustzijn dan wel voorwaardelijk opzet bij de verdachte op de oplichtingshandelingen, noch dat er sprake was van het feitelijke leiding geven aan de verboden gedragingen door de verdachte. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte altijd te goeder trouw spaarproducten verkocht, dat hij volledig vertrouwde op zijn compagnon, medeverdachte [medeverdachte], die verantwoordelijk was voor de betalingen en de administratie en dat hij niet wist dat [medeverdachte] de ingelegde geldbedragen – in strijd met de afspraken die gemaakt waren met de kopers van de spaarproducten - feitelijk inzette als obligaties. Volgens de verdediging dient hij dan ook van het onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat het door de verdediging geschetste beeld niet strookt met hetgeen uit de bewijsmiddelen naar voren komt. In de eerste plaats is er namens [bedrijf 1] op 24 oktober 2007 – naar aanleiding van door de Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) gestelde vragen over het product [product] – een brief verstuurd aan de AFM waarin is aangegeven dat [bedrijf 1] middels [product] zelf obligaties uitgeeft, welke in het bedrijf of bij [bedrijf 2] worden uitgezet. De betreffende brief is door de verdachte ondertekend. Voorts is in een brief van 28 februari 2008 namens [bedrijf 1] aan de Nederlandse Bank geschreven dat zij obligaties uitgeeft. Deze brief is ook door de verdachte ondertekend. Het hof acht de stelling van de verdediging dat [medeverdachte] de brieven opstelde en dat de verdachte deze vervolgens ‘blind’ heeft ondertekend en niets over de beleggingen wist, onaannemelijk, nu er, gelet op de verklaringen van de bestuurders [bestuurder 1] en [bestuurder 2], naar aanleiding van de brief van de AFM een overleg heeft plaatsgevonden waar de verdachte zelf heeft aangegeven dat het om bedrijfsobligaties ging. De stelling van de verdediging dat de verdachte het verschil tussen een spaarproduct en een obligatie niet kende acht het hof op grond van zijn werkzaamheden, opleiding en arbeidsverleden onaannemelijk.
Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte wist dat de gelden die hij zelf en enkele anderen namens [bedrijf 1] aantrokken, niet op een deposito- en/of spaarrekening werden gezet.
Gelet op het voorgaande worden de verweren van de verdediging verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
oplichting, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op: