Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest d.d. 14 juli 2015
Het geding
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de vrouw.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding betreffende een straat- en contactverbod tussen de man en de vrouw, alsook een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling. De man was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin hem was verboden zich binnen een straal van 50 meter van de woning van de vrouw te bevinden en contact met haar op te nemen voor een periode van zes maanden. Dit vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de man had een dwangsom opgelegd gekregen voor eventuele overtredingen.
De man vorderde vernietiging van het bestreden vonnis en toewijzing van zijn vorderingen, terwijl de vrouw concludeerde tot bekrachtiging van het vonnis. Het hof oordeelde dat de man belang had bij zijn vorderingen, ondanks het verstrijken van de termijn van het contactverbod, omdat hij mogelijk dwangsommen had verbeurd. Het hof bevestigde dat het contactverbod terecht was opgelegd, gezien de kwetsende en dreigende berichten die de man naar de vrouw had gestuurd. Echter, het hof beperkte de duur van het contactverbod tot 12 september 2014, omdat de vrouw zelf contact met de man had gezocht na deze datum.
Wat betreft het straatverbod oordeelde het hof dat dit ten onrechte was opgelegd, aangezien niet was aangetoond dat de man de vrouw had lastiggevallen. Het hof vernietigde het straatverbod en bekrachtigde het vonnis voor het overige, waarbij het de proceskosten tussen partijen compenseerde. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen in kort gedingprocedures, vooral in zaken die betrekking hebben op persoonlijke relaties en omgangsregelingen.