ECLI:NL:GHDHA:2015:2900

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
16 oktober 2015
Zaaknummer
200.170.236/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake gebieds- en contactverbod met betrekking tot zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de man tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam. De man, die als appellant optreedt, is in hoger beroep gekomen van een vonnis dat hem gebiedsverboden en een contactverbod met de vrouw oplegde, alsmede de afwijzing van zijn verzoek om een zorgregeling voor hun minderjarige kind. De voorzieningenrechter had geoordeeld dat de man de vrouw ernstig lastigviel, wat leidde tot de opgelegde verboden. De man heeft in zijn hoger beroep zeven grieven aangevoerd, maar het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat de vrouw door de man ernstig wordt bedreigd en dat de opgelegde maatregelen gerechtvaardigd zijn. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en wijst de vorderingen van de man af. De man wordt veroordeeld in de proceskosten van de vrouw. Het hof benadrukt dat een zorgregeling zonder nader onderzoek niet mogelijk is, gezien de verstoorde verhouding tussen partijen en de angst van de vrouw voor de man. De man heeft onvoldoende onderbouwd dat de opgelegde verboden onterecht zijn, en het hof concludeert dat de situatie voor de vrouw ernstig is, wat de maatregelen rechtvaardigt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel, team familie
Zaaknummer : 200.170.236/01
Rol-/zaaknummer rechtbank : C/10/471155/KG ZA 15-235

arrest d.d. 13 oktober 2015

inzake
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Jonkman te Capelle aan den IJssel,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.C. Houwing te Rotterdam.

Het geding

Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het bestreden vonnis.
De man is bij dagvaarding van 13 mei 2015 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 17 april 2015, gewezen tussen de man als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie en de vrouw als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, hierna: het bestreden vonnis. In deze dagvaarding zijn zeven grieven aangevoerd.
Het verzoek, de zaak als een spoedappel te behandelen, is op 27 mei 2015 afgewezen.
Ter zitting van 23 juni 2015 is de memorie van antwoord ingediend. Daarbij zijn negen producties overgelegd.
De man heeft zijn procesdossier overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Tegen de feiten zoals de voorzieningenrechter deze onder ‘2’ in het bestreden vonnis heeft vastgesteld is geen grief gericht, zodat het hof van deze feiten zal uitgaan.
2. In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter in conventie, uitvoerbaar bij voorraad, de man gebiedsverboden in [plaatsnaam een] en in [plaatsnaam twee] , alsmede een verbod om contact met de vrouw op te nemen opgelegd, alle voor de duur van één jaar na de betekening van het bestreden vonnis. Hieraan zijn dwangsommen verbonden. In reconventie heeft de voorzieningenrechter de vordering van de man tot het vaststellen van een zorgregeling afgewezen. De proceskosten zijn in conventie en in reconventie tussen partijen gecompenseerd. Verder heeft de voorzieningenrechter, in conventie en in reconventie, de stukken in handen gesteld van de Raad voor de Kinderbescherming te Rotterdam, met het verzoek een onderzoek in te stellen naar het reeds ingediende verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag en naar de mogelijkheden tot het treffen van een zorgregeling tussen de man en het minderjarig kind van partijen: [naam] , geboren [geboortedatum] te [plaatsnaam] (hierna: de minderjarige), en het rapport dienaangaande tegen de datum van een zitting waarop het gezag (en mogelijk de zorgregeling) in de bodemprocedure wordt behandeld aan de rechtbank te doen toekomen.
3. De man vordert dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog de vorderingen van de vrouw zal afwijzen en een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal vaststellen waarbij de minderjarige één weekeinde per veertien dagen van vrijdagmiddag tot en met maandagochtend bij de man zal zijn, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.
4. De vrouw concludeert, uitvoerbaar bij voorraad, tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van de man in de kosten van het geding in hoger beroep.
Gebieds- en contactverbod
5. Het hof zal de eerste tot en met de vierde en de zesde grief gezamenlijk behandelen, nu zij zich daarvoor naar het oordeel van het hof lenen. Deze hebben alle betrekking op het gebieds- en contactverbod. Kort weergegeven voert de man daarin het volgende aan:
- De man heeft spijt van zijn uitlatingen aan het adres van de vrouw en van de heer [naam] (vriend van de vrouw). Zijn gedragingen en uitlatingen moeten worden bezien in het licht van de toen spelende ex-partnerproblematiek. De meeste beschuldigingen dateren van tijdens de relatie van partijen. Deze is na augustus 2014 nog een keer opgeleefd. Dit contact was nagenoeg alleen per sms en e-mailmail en is gestaakt in december 2014.
- Na december 2014 heeft de man begin 2015 wel contact gezocht met de vrouw maar dit had alleen betrekking op het contact dat de man met de minderjarige wenste te hebben.
- De man heeft zich nimmer opgehouden bij de woning van de vrouw en ook niet in de omgeving van de crèche van de minderjarige.
- De vrouw is toegelaten tot het Aware systeem, maar deze toelating is gebaseerd op de angst van de vrouw voor feiten/gedragingen die zich niet meer voordoen.
- De man betwist te zijn doorgegaan met het op onheuse wijze benaderen en lastigvallen van de vrouw, de vrouw heeft dit verzonnen. De man heeft in overleg willen treden met de vrouw en hun advocaten, maar dit lukt niet.
- De man komt in de problemen wanneer de vordering van de vrouw wordt toegekend, omdat hij op deze wijze [plaatsnaam twee] nagenoeg niet in en uit kan rijden. Verder wordt hem de mogelijkheid ontnomen om via de crèche contact te hebben met de minderjarige en met de leiding van de crèche.
- De verboden zijn voor de duur van een jaar opgelegd. Dit heeft tot gevolg dat de man en de minderjarige gedurende een jaar geen contact kunnen hebben met elkaar. Dit is veel te lang en moet worden beperkt.
6. De vrouw voert, kort weergegeven, daartegen het volgende aan:
- De relatie is na augustus 2014 niet meer hervat. De man heeft de vrouw en diverse mensen in haar sociale omgeving ook na december 2014 nog benaderd, zij legt daarvan schriftelijk bewijs over.
- De man heeft de vrouw wel degelijk stelselmatig benaderd via telefoon, mail, sms, whatsapp en persoonlijk. Hij intimideert en bedreigt. Dit heeft een grote negatieve invloed op de vrouw en op haar kinderen.
- De man is gedagvaard voor de meervoudige strafkamer van de rechtbank ter zake van de gedragingen waarvan de vrouw aangifte heeft gedaan. De zitting is uitgesteld tot 28 augustus 2015. De officier van justitie heeft het de man strafrechtelijk opgelegde gebieds- en contactverbod verlengd tot 16 september 2015 in verband met de uitgestelde zitting.
- Het voorval op haar werkadres heeft de vrouw niet verzonnen. Zij legt verklaringen van collega’s over.
- Het gebiedsverbod rond de crèche van de minderjarige dient gehandhaafd te blijven. Er is nu geen sprake van een contactregeling met de minderjarige, ook niet via het kinderdagverblijf van de minderjarige.
- Er zijn meerdere manieren om het centrum van [plaatsnaam twee] te bereiken. De man kan eenvoudig rond het gebied waarvoor een verbod is opgelegd, rijden.
7. Het hof overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat een straat-/gebiedsverbod een inbreuk maakt op het aan een ieder toekomend recht zich vrijelijk te verplaatsen en dat voor het opleggen van een dergelijke ingrijpende maatregel sprake moet zijn van feiten en omstandigheden die in hoge mate zo’n inbreuk rechtvaardigen. Het hof is van oordeel dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat voldoende aannemelijk is geworden dat de vrouw door de man zeer ernstig wordt lastiggevallen. De vrouw heeft diverse malen aangifte gedaan bij de politie van het lastigvallen en bedreigen door de man. Uit overgelegde verklaringen van derden volgt eveneens dat de man de vrouw heeft lastiggevallen. Ook collega’s van de vrouw en haar werkgever hebben verklaard dat de man zich met zijn auto in de directe nabijheid van de werkplek van de vrouw ophield en dit was na december 2014. Dat deze gedragingen zich na december 2014 niet meer zouden hebben voorgedaan vindt geen bevestiging in hetgeen de vrouw stelt, noch in de overgelegde stukken. De bewoordingen die de man heeft gebruikt in zijn bedreigingen zijn ernstig van aard. De vrouw is aangesloten op het Awaresysteem. Blijkens de tenlastelegging in de dagvaarding voor de meervoudige strafkamer strekken de bedreigingen waar de man van wordt verdacht, zich uit over een periode die voortduurt tot 6 maart 2015. Het is aannemelijk dat thans nog steeds sprake is van een ernstig bedreigende situatie voor de vrouw. Het hof is daarom van oordeel dat het gebiedsverbod en het contactverbod terecht zijn opgelegd door de voorzieningenrechter. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de man dat hij contact moet kunnen hebben met de minderjarige via de crèche. De vraag of en zo ja, hoe, een zorgregeling tussen de man en de minderjarige tot stand kan komen, is voorwerp van onderzoek. Op dit moment is dan ook niet aan de orde dat de man via de crèche contact zal hebben met de minderjarige. Ten aanzien van het gebied in [plaatsnaam twee] waarvoor het verbod is opgelegd, heeft de man onvoldoende onderbouwd dat hem geen alternatieve routes ten dienste staan om [plaatsnaam twee] , voor zover nodig, te bereiken. Mocht de man daarvoor moeten omrijden dan acht het hof dit niet een omstandigheid die maakt dat het gebied waarvoor het verbod heeft te gelden, moet worden beperkt. Tot slot acht het hof de duur van de opgelegde verboden niet buitenproportioneel. Indien in de toekomst een contactregeling tussen de man en de minderjarige wordt vastgesteld moet alsdan worden bezien of en zo ja, in welke mate het gebiedsverbod daaraan in de weg staat. Deze grieven falen daarom.
Zorgregeling
8. In zijn vijfde grief voert de man aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat een kort gedingprocedure zich niet leent voor het vaststellen van een zorgregeling zodat de vordering van de man wordt afgewezen. Uit de jurisprudentie blijkt dat dit wel degelijk mogelijk is, aldus de man. Het afwachten van een bodemprocedure duurt te lang.
9. De vrouw stelt dat een zorgregeling, zonder onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, niet mogelijk is, mede gezien de ernst van recente gebeurtenissen waardoor angst bij de vrouw bestaat.
10. Het hof overweegt dat in kort gedingprocedures wel eens een voorlopige contactregeling wordt opgelegd, maar dat daarvoor in het onderhavige geval geen aanleiding is. De verhouding tussen partijen is ernstig verstoord, (met name) door toedoen van de man. De vrouw heeft angstgevoelens voor de man. De door de vrouw gestelde gedragingen van de man worden weliswaar door de man betwist, maar geven, gelet op de door de vrouw in het geding gebrachte verklaringen en stukken, wel voldoende grond voor het voorlopig oordeel dat het vaststellen van een zorgregeling in kort geding, zonder nader onderzoek - waartegen door de man niet is gegriefd - niet mogelijk is. De voorzieningenrechter heeft deze vordering van de man terecht afgewezen.
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming
11. De zevende grief van de man betreft het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. De man komt op tegen de volgende overweging van de voorzieningenrechter: “De voorzieningenrechter wijst de raad voor de kinderbescherming op het feit dat in de zaak tussen de ex-partner van de man en de man de rechtbank eveneens om een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming heeft verzocht. Volgens de man is dit onderzoek aangevraagd vanwege de slechte communicatie tussen de man en die ex-partner.” De voorzieningenrechter lijkt de mededelingen van de man in twijfel te trekken, aldus de man.
12. Het hof constateert dat de man niet grieft tegen de beslissing van de voorzieningenrechter, een raadsonderzoek te gelasten. Het hof is van oordeel dat de man geen belang heeft bij deze grief. Deze kan niet tot een ander oordeel ten aanzien van de beslissingen van de voorzieningenrechter leiden. Overigens leest het hof, anders dan de man, in de overweging van de voorzieningenrechter niet dat deze de mededeling van de man in twijfel heeft getrokken. De grief wordt gepasseerd.
Slotsom. Proceskosten
13. Nu geen van de grieven slaagt zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. De man zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in hoger beroep worden veroordeeld.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt de man in de kosten van de procedure, aan de zijde van de vrouw begroot op € 1.205,-, te weten € 311,- aan griffierecht en € 894,- aan salaris advocaat en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.A. Mink, J.A. van Kempen en A.E. Sutorius-van Hees en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2015 in aanwezigheid van de griffier.