Uitspraak
uitspraak van 10 november 2015
[X] te [Z] , belanghebbende,
Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
Vaststaande feiten
8.57m2 à € 4/m2) € 34.280
720m2 à € 3/m2) € 2.160
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een geschil over de vastgestelde waarde van een woning en de vraag of de cultuurgrondvrijstelling van toepassing is op de grond die tot de onroerende zaak behoort. De belanghebbende, eigenaar van een vrijstaande woonboerderij, heeft bezwaar gemaakt tegen de door de Heffingsambtenaar van de gemeente Leerdam vastgestelde WOZ-waarde van € 459.000 voor het jaar 2012. De Heffingsambtenaar heeft de waarde vastgesteld op basis van een taxatierapport en vergelijkingsobjecten, maar de belanghebbende betwist deze waardering en stelt dat de waarde te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de belanghebbende aangevoerd dat hij een agrarische onderneming heeft en dat de cultuurgrondvrijstelling van toepassing zou moeten zijn. De Heffingsambtenaar betwist dit en stelt dat de grond niet bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd. Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende schapen houdt en dat hij een aantal percelen in gebruik heeft voor de veehouderij. Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar niet voldoende heeft aangetoond dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat de cultuurgrondvrijstelling van toepassing is op een deel van de grond.
Uiteindelijk komt het Hof tot de conclusie dat de waarde van de woning op de waardepeildatum moet worden vastgesteld op € 400.000, waarbij rekening is gehouden met de cultuurgrondvrijstelling. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar, en wijzigt de beschikking dienovereenkomstig. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende vergoed.