ECLI:NL:GHDHA:2015:3269

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
23 november 2015
Zaaknummer
200.169.432/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep echtscheiding en huurrecht voormalige echtelijke woning met belangenafweging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin de echtscheiding tussen de vrouw en de man is uitgesproken en het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan de man is toegewezen. De vrouw is op 8 mei 2015 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 10 februari 2015. De man heeft op 3 augustus 2015 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 4 november 2015 mondeling behandeld. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat, heeft verklaard dat zij zich om persoonlijke redenen niet kan verenigen met de echtscheiding en de inschrijving daarvan. De man verzet zich tegen het beroep van de vrouw en verzoekt het hof om haar niet-ontvankelijk te verklaren.

Het hof oordeelt dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek met betrekking tot de echtscheiding, omdat zij in eerste aanleg al het door haar gevraagde heeft gekregen en de man de duurzame ontwrichting van het huwelijk heeft gesteld, wat door de vrouw niet is weersproken. Wat betreft het huurrecht van de voormalige echtelijke woning, oordeelt het hof dat de rechtbank op juiste gronden het huurrecht aan de man heeft toegekend. Het hof concludeert dat de belangenafweging in het voordeel van de man uitvalt, gezien zijn ziekte en de urgentie van zijn situatie. De vrouw heeft onvoldoende onderbouwd dat zij niet elders terecht kan. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en compenseert de proceskosten in beide instanties, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 18 november 2015
Zaaknummer : 200.169.432/01
Rekestnummers rechtbank : FA RK 14-1785 (echtscheiding) en FA RK 14-7653 (verdeling)
Zaaknummers rechtbank : C/09/461789 (echtscheiding) en C/09/474560 (verdeling)
[appellante] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. S. Salhi te Den Haag,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.E. van Kuijk-Wesdorp te Den Haag.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 8 mei 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 februari 2015 van de rechtbank Den Haag.
De man heeft op 3 augustus 2015 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
  • op 1 juni 2015 een V-formulier met bijlagen;
  • op 4 juni 2015 een V-formulier met een bijlage.
De zaak is op 4 november 2015 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en de heer A. Ouazizi, tolk in de taal Berbers;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is, voor zover in dit hoger beroep van belang:
  • uitgesproken de echtscheiding tussen de man en de vrouw, gehuwd op [datum] 2010 te [plaats 1] (Marokko);
  • bepaald - uitvoerbaar bij voorraad - dat de man met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de woonruimte te [adres 1] .
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. Het beroep van de vrouw richt zich tegen de echtscheiding en de beslissing ter zake de toewijzing van het huurrecht van de echtelijke woning. De vrouw verzoekt in haar petitum de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de vrouw de huurster van de echtelijke woning te [plaats 2] aan de [adres 1] zal zijn, kosten rechtens.
2. De man bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de vrouw in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het beroep van de vrouw af te wijzen als zijnde rechtens ongegrond en onbewezen onder bekrachtiging van de bestreden beschikking en de vrouw te veroordelen in de proceskosten van onderhavige procedure.
Echtscheiding
3. Ter zitting is namens de vrouw verklaard dat zij zich om haar moverende redenen niet kan verenigen met de echtscheiding en de inschrijving daarvan. Zij heeft de band tussen het verzoek tot echtscheiding en de verzochte nevenvoorziening in stand willen laten.
4. De man stelt dat de vrouw niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar verzoek met betrekking tot de echtscheiding en de inschrijving daarvan. Zij heeft nagelaten dit verzoek te onderbouwen en heeft bovendien in eerste aanleg het inleidend verzoek tot echtscheiding gedaan. Partijen wonen sinds december 2013 gescheiden en de man persisteert bij zijn standpunt dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. De verblijfsvergunning van de vrouw is gekoppeld aan het huwelijk van partijen en het door de rechtbank aan de man toegewezen huurrecht is gekoppeld aan de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Op grond van dit laatste verblijft de vrouw nog steeds in de voormalige echtelijke woning. Door deze procedure te rekken tot het einde van dit jaar, waardoor partijen vijf jaren getrouwd zullen zijn, zal dit positieve consequenties hebben voor haar verblijfsvergunning.
5. Hoewel het petitum geen daartoe strekkend verzoek vermeldt, richt naar het hof (met de man) begrijpt het appel van de vrouw zich eveneens tegen de toewijzing van haar eigen inleidend verzoek tot het uitspreken van de echtscheiding tussen partijen door de rechtbank. Naar het oordeel van het hof dient de vrouw in dit verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard, zulks bij gebreke van enig rechtens te respecteren belang. Niet alleen heeft zij in eerste aanleg toegewezen gekregen hetgeen door haar gevraagd is, maar de door de man gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is door de vrouw in hoger beroep ook niet weersproken. Bijzondere omstandigheden die in het onderhavige geval tot een andere slotsom zouden noodzaken, zijn niet aangevoerd of anderszins aannemelijk geworden.
Huurrecht voormalige echtelijke woning
6. De vrouw is van mening dat de rechtbank met betrekking tot het huurrecht van de voormalige echtelijke woning ten onrechte heeft geoordeeld dat het belang van de man zwaarder weegt dan dat van de vrouw. Partijen woonden tijdens het huwelijk in bij de ouders van de man totdat zij deze woning begin 2013 toegewezen kregen. De urgentie is slechts aan de man - gezien zijn ziektebeeld - toegekend omdat de vrouw bij hem ging wonen. Hij is namelijk door zijn schizofrenie niet in staat zelfstandig te wonen en heeft 24 uur per dag zorg nodig. Bovendien heeft hij een goed netwerk, terwijl de vrouw bij niemand terecht kan en dakloos zou raken als zij de woning zou moeten verlaten. De man heeft de woning in december 2013 verlaten en woont weer in bij zijn ouders. De vrouw woont sedertdien in de echtelijke woning en is in staat de vaste lasten van de woning te blijven betalen. Zij geniet een bijstandsuitkering.
7. De man stelt dat hij wel degelijk met goede begeleiding in de woning zal kunnen verblijven. Hij heeft een persoonsgebonden budget en zijn familie staat hem graag terzijde. Bij het toekennen van de urgentie is er rekening mee gehouden dat de woning gelegen is in een voor de man bekende wijk: ook zijn ouders bij wie hij tot dat moment woonde, wonen in deze buurt. Door zijn schizofrenie is het voor hem belangrijk om in zijn vertrouwde omgeving met de hem vertrouwde meubels te verblijven. Daarom heeft hij bijzonder belang om terug te kunnen gaan. De vrouw heeft diverse familieleden in [woonplaats 1] wonen, zodat zij geenszins op straat zal komen te staan. Voorts is de verblijfsstatus van de vrouw onzeker.
8. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan de man heeft toegekend. Het hof neemt deze gronden over. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat uitgangspunt bij de beslissing is dat beide partijen belang hebben bij het huurrecht van de woning, zodat het aankomt op een belangenafweging. In hoger beroep is niet dan wel onvoldoende weersproken dat de woning is verkregen op basis van een urgentieverklaring van de man en dat bij de toewijzing rekening is gehouden met de omstandigheid dat de woning in een voor de man bekende buurt ligt. Voorts heeft de vrouw naar het oordeel van het hof haar stelling dat zij niet elders terecht kan - gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de man - onvoldoende onderbouwd. Dat de man inmiddels enige tijd bij zijn ouders inwoont, kan hem naar het oordeel van het hof niet worden tegengeworpen. Hij kan immers het hem bij de bestreden beschikking toegewezen huurrecht (welke uitvoerbaar bij voorraad is verklaard maar is gekoppeld aan de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking) niet effectueren zolang de echtscheidingsbeschikking niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Deze inschrijving heeft tot op heden niet plaats kunnen hebben als gevolg van de omstandigheid dat de vrouw een - zoals hiervoor geoordeeld - ongegrond beroep tegen de uitgesproken echtscheiding heeft ingesteld. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook in zoverre bekrachtigen.
Proceskosten
9. De man is van mening dat de vrouw het appel tegen de echtscheiding nodeloos en zonder enige motivering heeft ingesteld. Hij verzoekt het hof de vrouw te veroordelen in de kosten van onderhavige procedure in hoger beroep, de nakosten daaronder begrepen.
10. De vrouw bestrijdt het verzoek van de man.
11. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in beide instanties compenseren.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep ten aanzien van de echtscheiding;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in beide instanties in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.A. van Kempen, P.B. Kamminga en O.I.M. Ydema, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2015.