ECLI:NL:GHDHA:2015:3385

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
2200185015
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijk binnendringen in woning met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Algerije en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor verschillende strafbare feiten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor het wederrechtelijk binnendringen in een woning, wat plaatsvond op 1 januari 2012 te 's-Gravenhage. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de woning door een ruit in te slaan en heeft geprobeerd goederen te stelen. In eerste aanleg was de verdachte voor andere feiten vrijgesproken, maar het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte voor het bewezen verklaarde feit veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen. De vordering van de advocaat-generaal om een langere gevangenisstraf op te leggen werd afgewezen, omdat het hof van oordeel was dat een geheel voorwaardelijke straf volstond. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige overweging van de bewijsvoering en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001850-15
Parketnummers: 09-817928-14, 09-230654-12 en 09-819539-14
Datum uitspraak: 26 november 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 10 april 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedag] 1984,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 november 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het in de zaak met parketnummer 09-817928-14 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 09-230654-12 en het in de zaak met parketnummer 09-819539-14 onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-817928-14 onder 3 en 4, het in de zaak met parketnummer 09-818905-14, het in de zaak met parketnummer 09-819539-14 onder 1 en het in de zaak met parketnummer 09-820180-14 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 103 dagen, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis opgeheven en is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij akte partiële intrekking rechtsmiddel d.d. 22 mei 2015 is het hoger beroep ingetrokken ter zake van de feiten 2, 3 en 4 in de zaak met parketnummer 09-817928-14, ter zake van de zaak met parketnummer 09-818905-14, ter zake van feit 1 in de zaak met parketnummer 09-819539-14 en ter zake van de zaak met parketnummer 09-820180-14. Aldus is het hoger beroep niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van voormelde feiten.
Voorts is bij vonnis, waarvan beroep, de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich niet opnieuw in hoger beroep gevoegd. De in het vonnis, waarvan beroep, gegeven beslissing op de vordering van de benadeelde partij is derhalve niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is gelet op het vorenstaande en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-817928-14:
1:
hij op of omstreeks 01 januari 2012 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning [adres woning aangever 1] heeft weggenomen sierpleister en/of een betonboor en/of een zaagmachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door een ruit in te slaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 januari 2012 te ’s Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende in/uit een woning (aan de [adres woning aangever 1]) weg te nemen een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een ruit van die woning heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 1 januari 2012 te ’s Gravenhage wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres woning aangever 1] en in gebruik bij [aangever 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
Zaak met parketnummer 09-230654-12:
hij op of omstreeks 4 januari 2012 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 1500 euro, althans een bepaalde hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel] ([adres winkel]) en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Zaak met parketnummer 09-819539-14:
2:
hij op of omstreeks 18 september 2014 te Rijswijk met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres woning aangever 3] te Rijswijk heeft weggenomen een of meerdere siera(a)d(en), te weten drie gouden ringen en/of een of meerdere (gouden) ketting(en) en/of een of meerdere borstspeld(en) en/of een broche en/of een of meerdere armband(en) en/of een of meerdere kettinhanger(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 september 2014 te Rijswijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning aan de [adres woning aangever 3]) heeft weggenomen een of meerdere siera(a)d(en), te weten drie gouden ringen en/of een of meerdere (gouden) ketting(en) en/of een of meerdere borstspeld(en) en/of een broche en/of een of meerdere armband(en) en/of een of meerdere kettinghanger(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraken
Zaak met parketnummer 09-819539-14:
Het hof is – evenals de rechtbank – van oordeel dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario – kort gezegd, dat hij niet heeft ingebroken maar slechts een slaapplek heeft gezocht op de plek delict - niet wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Nu uit het dossier kan worden opgemaakt dat de verdachte destijds een zwervend bestaan leidde en hij geen vaste woon- of verblijfadres had, kan evenmin geoordeeld worden dat die alternatieve lezing onvoldoende aannemelijk is geworden dan wel dat zij zo onwaarschijnlijk is dat zij geen uitdrukkelijke weerlegging behoeft.
Het hof acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair en subsidiair ten laste gelegde, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Zaken met parketnummer 09-230654-12 en 09-819539-14:
Het hof stelt vast dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet heeft geleid tot andere dan de door de rechtbank reeds genomen beslissingen.
Het hof stelt voorop dat het hof geen eigen waarneming van de verdachte ter terechtzitting heeft kunnen doen, nu de verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen. Voorts stelt het hof voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen (van gezichtsbeelden en de vergelijking daarvan) en de bewijskracht daarvan. Dat geldt temeer indien, zoals in casu, dergelijke herkenningen het enige bewijsmiddel zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij een strafbaar feit kunnen bewerkstelligen. Er bestaat bij het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de oprechtheid van de verbalisanten, die hebben verklaard op de afdrukken van de foto- en camerabeelden de verdachte te herkennen. Bij de beoordeling van het bewijs is evenwel van doorslaggevend belang of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de herkenningen door de verbalisanten onvoldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Het hof baseert dit oordeel op de niet zeer sterke kwaliteit van het beeldmateriaal (
09-230654-12), de betrekkelijk grote afstand van degene die daarop valt waar te nemen (
09-819539-14)en de daarbij lastig ingenomen invalshoek (schuin van boven) van de lens (
09-230654-12), op grond waarvan het beeldmateriaal niet met een zodanige precisie valt te vergelijken dat de resultaten daarvan als zodanig betrouwbaar kunnen worden aangemerkt dat deze aan met zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen bijdragen aan de vaststelling dat het de verdachte is die op de beelden valt waar te nemen. Het hof heeft bij dit oordeel in het kader van de benodigde behoedzaamheid mede nog betrokken dat de vakbijlage “Algemene onderzoeksmethode vergelijking van gezichtsbeelden” van het Nederlands Forensisch Instituut benoemt dat herhaaldelijk is aangetoond dat het foutpercentage bij holistische gezichtsvergelijking –waarvan in de onderhavige zaken sprake is- op minstens 30 procent ligt.
De door de officier van justitie in de schriftuur hoger beroep genoemde argumenten die voor een andersluidend oordeel zouden pleiten, kunnen aan het vorenoverwogene niet afdoen.
Het hof acht derhalve, anders dan door de Advocaat-Generaal is gevorderd, het in deze zaken aan de verdachte ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-817928-14 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks1 januari 2012 te ’s
-Gravenhage wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres woning aangever 1] en in gebruik bij [aangever 1]
, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-817928-14 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:

in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-817928-14 onder 1 primair, het in de zaak met parketnummer
09-230654-12 en het in de zaak met parketnummer
09-819539-14 onder 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte is wederrechtelijk binnengedrongen in een woning. De verdachte heeft door aldus te handelen een inbreuk gemaakt op het ongestoorde bezit van de rechthebbende.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 oktober 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Gelet op de hiervoor genoemde vrijspraken komt het hof tot een aanzienlijk lagere strafoplegging dan door de advocaat-generaal gevorderd.
Nu enige door toedoen van de verdachte geleden schade niet is komen vast te staan is het hof van oordeel dat een geheel voorwaardelijke straf, met een proeftijd, volstaat.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 138 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-817928-14 primair en subsidiair en in de zaak met parketnummer 09-230654-12 en in de zaak met parketnummer 09-819539-14 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-817928-14 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-817928-14 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.I. van Delden, mr. S. van Dissel en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Meekenkamp.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 november 2015.