2.2.Het gaat in deze zaak – kort gezegd – om het volgende:
a. Alfa heeft vanaf 1999 als accountant en belastingadviseur de belangen van [appellant] behartigd en in dat kader jaarrekeningen en aangiftes inkomstenbelasting ten behoeve van [appellant] opgemaakt.
b. [appellant] is in 1992 op eenentwintig jarige leeftijd ondernemer geworden. Hij exploiteerde een tuinbouwonderneming met bijbehorende agrarische bedrijfswoning te [plaats], in de vorm van een eenmanszaak. [appellant] heeft het onroerend goed met toebehoren – dat deels behoorde tot het ondernemingsvermogen van [appellant] – in twee tranches verkocht aan Ontwikkelingsmaatschappij “Het Nieuwe Westland” B.V.
c. De eerste tranche, bestaande uit het grootste deel van de percelen bedrijfsgrond, met een oppervlakte van 10.915 m2, (hierna: het tuinbouwbedrijf), is op 8 juni 2005 verkocht voor € 1.245.205,- kosten koper, exclusief btw en is geleverd op 1 september 2006. Rond 1 september 2006 is het overige deel van de bedrijfsgrond (480 m2) overgegaan naar het privévermogen van [appellant], waarbij deze grond is toegevoegd aan het perceel waarop de (bedrijfs)woning stond.
d. [appellant] heeft een gedeelte van € 500.000,- van de ontvangen verkoopprijs voor het tuinbouwbedrijf in de loop van 2007 belegd in effecten. Het resterende deel van de verkoopprijs heeft hij onder meer gebruikt voor aflossing van hypothecaire schulden, de aanschaf van een woning en de verbouwing daarvan en voor betaling van € 200.000,- achterstallige omzetbelasting.
e. De woning met bijbehorende grond (hierna: de woning) is als tweede tranche eind 2008/ begin 2009 verkocht aan “Het Nieuwe Westland” B.V. voor ongeveer € 1.200.000,- kosten koper, exclusief btw, en geleverd op 5 mei 2009.
f. In de op 11 maart 2008 ingediende aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) heeft Alfa ter zake van de winst behaald bij de verkoop van het tuinbouwbedrijf een bedrag van € 235.567,50 opgevoerd. Van de in verband met de overbrenging van de woning met bijbehorende grond naar het privé vermogen van [appellant] in aanmerking te nemen winst heeft Alfa in de aangifte geen melding gemaakt. Het zo-even genoemde bedrag van € 235.567,50 is het verschil tussen de bij de verkoop van het tuinbouwbedrijf bedongen verkoopprijs van € 1.245.205 en waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming (WEVAB) op 1 september 2006 (datum levering) van € 1.009.637,50.
g. In november 2007 heeft Alfa [appellant] een berekening voorgehouden die inhield dat de belastingdienst, uitgaande van de door Alfa berekende winst ter zake van de verkoop van het tuinbouwbedrijf, de voor het jaar 2006 verschuldigde IB/PVV zou vaststellen op € 24.225,-. Op basis van dit gegeven heeft [appellant] ermee ingestemd dat in de aangifte de bij de verkoop van het tuinbouwbedrijf behaalde winst tot de belastbare winst van 2006 zou worden gerekend (directe afrekening).
h. Op 20 april 2009 heeft de belastingdienst aangekondigd een boekenonderzoek bij [appellant] te zullen uitvoeren, dat onder meer de aangifte IB/PVV voor het jaar 2006 zou betreffen.
Medio 2010 heeft de belastingdienst [appellant] voor het jaar 2006 een aanslag IB/PVV conform de ingediende aangifte opgelegd.
i. Met dagtekening 6 augustus 2011 heeft de belastingdienst [appellant] voor het jaar 2006 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd die, na verrekening van bij de aanslag geheven IB/PVV, € 205.513,- bedroeg. Gelijktijdig is bij beschikking € 40.185,- heffingsrente in rekening gebracht. Bij de berekening van de verschuldigde IB/PVV heeft de belastingdienst de bij de verkoop van het tuinbouwbedrijf behaalde winst berekend op € 508.442,50, zijnde het verschil tussen de verkoopprijs van € 1.245.205,- en de WEVAB van het tuinbouwbedrijf op 8 juni 2005 (datum verkoop) ten bedrage van € 736.762,50. Tevens heeft de belastingdienst de bij de overbrenging van de woning naar privé behaalde boekwinst van € 102.700,- tot de belastbare winst gerekend. [appellant] heeft tegen de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente bezwaar gemaakt. Bij de uitspraak op bezwaar is de heffingsrente verminderd tot € 20.000. Tegen de uitspraak is geen rechtsmiddel aangewend zodat de aanslag en de beschikking heffingsrente, zoals deze luidde na vermindering, na verloop van de beroepstermijn onherroepelijk zijn komen vast te staan.