ECLI:NL:GHDHA:2015:3425
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- J.J.I. Verburg
- M. Flipse
- W.E. Merens
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake faillissement en vorderingsrechten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij hij op 22 mei 2015 in staat van faillissement is verklaard. De rechtbank benoemde mr. J.C.A.T. Frima tot rechter-commissaris en mr. R.J.R.M. de Bok als curator. [Appellant] heeft op 1 juni 2015 een verzoekschrift ingediend om het vonnis te vernietigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juni 2015 zijn zowel [appellant] als [geïntimeerde] verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook de curator aanwezig.
De rechtbank had in haar vonnis overwogen dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van [geïntimeerde] en dat [appellant] in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. [Appellant] betwistte het bestaan van de hoofd- en steunvorderingen en verzocht het hof om het vonnis te vernietigen. [Geïntimeerde] handhaafde zijn standpunt dat er sprake was van een opeisbare hoofdvordering en verscheidene steunvorderingen, en vroeg het hof om het vonnis te bekrachtigen.
Het hof oordeelde dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van [geïntimeerde] en dat er steunvorderingen bestonden, waaronder een vordering van de Belastingdienst. Het hof concludeerde dat het bestreden vonnis van de rechtbank Rotterdam bekrachtigd moest worden, omdat er voldoende bewijs was dat [appellant] in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank.