ECLI:NL:GHDHA:2015:3822
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- C.J. Frikkee
- J.J.I. Verburg
- A.J. Coster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op 29 april 2015 niet-ontvankelijk werd verklaard. Het hof heeft op 16 juni 2015 uitspraak gedaan. De appellant had op 3 maart 2015 een verzoek ingediend bij de rechtbank om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelde dat zonder een met reden omklede verklaring van het college van burgemeester en wethouders, waaruit blijkt dat de appellant tevergeefs heeft geprobeerd om met zijn schuldeisers tot een minnelijk vergelijk te komen, de wettelijke schuldsaneringsregeling niet kon worden toegepast. Dit was in strijd met artikel 285 lid 1 Fw, en de rechtbank kon het verzoek daarom niet in behandeling nemen.
De appellant stelde dat de Gemeentelijke Kredietbank hem eerder had geweigerd om het schuldhulpverleningstraject te doorlopen, en dat dit niet aan hem te verwijten was. Hij verzocht het hof om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en hem alsnog toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juni 2015 heeft de appellant zijn standpunt toegelicht. Het hof constateerde dat er een verzoek was ingediend door een derde om het faillissement van de appellant uit te spreken, en dat de appellant een verzoek tot schuldsanering kon indienen zolang hij niet failliet was verklaard.
Het hof oordeelde dat het verzoek van de appellant imperfect was, omdat de bijlage die door zijn advocaat was opgesteld niet voldeed aan de eisen van artikel 285 lid 1 Fw. Het hof kon niet anders dan het vonnis van de rechtbank bekrachtigen, omdat niet was gebleken dat de tekortkomingen in het verzoek hersteld konden worden. Het hof concludeerde dat de Gemeentelijke Kredietbank aanvankelijk niet adequaat had gehandeld, maar dat dit niet relevant was voor de beoordeling van het hoger beroep. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof liet de mogelijkheid open voor de rechtbank om de appellant alsnog in de gelegenheid te stellen het schuldhulptraject volledig te doorlopen.