de man zal veroordelen in de proceskosten.
4. Het hof behandelt eerst de tweede tot en met vierde grief tezamen. In deze grieven wordt, kort samengevat, aangevoerd dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat een spoedeisend belang bij de vorderingen van de vrouw onvoldoende aannemelijk is gemaakt. De vrouw voert ter toelichting aan dat het spoedeisend belang is veroorzaakt door de man omdat de vrouw altijd de mening was toegedaan dat de man vrijwillig toestemming zou verlenen. De vrouw wenst een korte vakantie in september 2014 dan wel oktober 2014 met de minderjarige in het buitenland door te brengen. De vrouw begrijpt niet dat zij geen spoedeisend belang zou hebben bij de afgifte van een reisdocument. De minderjarige beschikt daar niet over. Dat de vrouw niet met de minderjarige zou terugkeren uit Turkije, zoals de man stelt, is onjuist.
5. Het hof stelt voorop dat, indien in hoger beroep de vraag voor ligt of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing daarvan hetzij na weigering daarvan door de voorzieningenrechter, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, ook in hoger beroep, zo nodig ambtshalve, mede dient te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft (vgl. HR 31 mei 2002, LJN: AE3437, NJ 2003, 343). Het hof oordeelt dat hiervan geen sprake is en overweegt daartoe als volgt.
6. De vrouw heeft vervangende toestemming gevorderd voor een reis naar het buitenland met de minderjarige in september 2014 dan wel oktober 2014. Reeds omdat die periode is verstreken heeft de vrouw geen belang meer bij deze vordering.
7. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat een vordering tot het verlenen van vervangende toestemming voor een reis naar het buitenland en voor de afgifte van een reisdocument in een bodemprocedure dienen te worden beoordeeld en beslist door de kinderrechter. Gesteld noch gebleken is dat een bodemprocedure door de vrouw aanhangig is gemaakt. De vrouw heeft verder niet onderbouwd waarom een bodemprocedure, die doorgaans ook in een betrekkelijk korte termijn wordt behandeld, door haar niet kan worden ingezet. In een bodemprocedure kunnen de belangen van partijen en van de minderjarige zorgvuldig worden onderzocht. Dat de vrouw de mening was toegedaan dat de man vrijwillig toestemming zou verlenen maakt dit niet anders. De vrouw had tijdig met de man in contact kunnen treden om hem daarnaar te vragen. Op vorenstaande gronden zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. Het hof komt daarmee aan de eerste grief van de man niet toe.
8. Nu de vrouw niet in het gelijk wordt gesteld, zal haar vordering, de man in de proceskosten te veroordelen, eveneens worden afgewezen.