ECLI:NL:GHDHA:2016:1563

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
200.162.195/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake concurrentiebeding en mededingingsrecht

In deze zaak heeft Koelhuis Dronten in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin haar vorderingen werden afgewezen. De zaak betreft een geschil over de geldigheid van een concurrentiebeding dat is opgenomen in een overeenkomst tussen Koelhuis Dronten en The Greenery. De rechtbank had geoordeeld dat het concurrentiebeding nietig was, wat Koelhuis Dronten betwist. In hoger beroep heeft Koelhuis Dronten negen grieven ingediend, die door The Greenery zijn bestreden. De advocaten van beide partijen hebben hun standpunten toegelicht tijdens de zitting op 21 april 2016.

Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zoals door de rechtbank zijn vastgesteld niet in geschil zijn. Het hof heeft de vraag beantwoord of The Greenery het concurrentiebeding heeft geschonden, wat door Koelhuis Dronten wordt gesteld. Het concurrentiebeding is opgenomen in een overeenkomst van 20 september 2006, waarbij The Greenery activa en passiva van het koelhuis te Dronten heeft overgedragen aan Koelhuis Dronten. Koelhuis Dronten stelt dat The Greenery zich niet aan het concurrentiebeding heeft gehouden door koelhuizen van telers te medefinancieren.

Het hof heeft geoordeeld dat Koelhuis Dronten bewijs mag leveren dat partijen zijn overeengekomen dat het faciliteren van de verkrijging van een GMO-subsidie door telers onder het concurrentiebeding valt. Het hof heeft verdere beslissingen aangehouden en een datum vastgesteld voor getuigenverhoren, waarbij de raadsheer-commissaris mr. R.S. van Coevorden is benoemd. De zaak zal verder worden behandeld in de maanden september tot en met december 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.162.195/01
Rolnummer rechtbank : C/10/428439/ HA ZA 13-716

arrest van 7 juni 2016

inzake

Exploitatie Koelhuis Dronten B.V.,

gevestigd te Zwartsluis, gemeente Zwartewaterland,
appellante,
hierna te noemen: Koelhuis Dronten,
advocaat: mr. L.J.A. de Vries te Zwolle,
tegen

The Greenery B.V.,

gevestigd te Barendrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: The Greenery,
advocaat: mr. S.H. van Dijk te Den Haag.

Het geding

Bij exploot van 22 juli 2014 is Koelhuis Dronten in hoger beroep gekomen tegen het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, Team haven en handel, van 23 april 2014. Bij memorie van grieven (met producties) heeft Koelhuis Dronten negen grieven aangevoerd die door The Greenery bij memorie van antwoord (met producties) zijn bestreden. Vervolgens heeft Koelhuis Dronten een (aanvullende) akte (met producties) genomen.
Partijen hebben hun zaak op 21 april 2016 doen bepleiten, Koelhuis Dronten door
mr. A.L. Appelman, advocaat te Zwolle, en The Greenery door mr. S.H. van Dijk voornoemd en mr. R.G.J. Gehring, advocaat te Den Haag. De advocaten hebben zich daarbij bediend van overgelegde pleitnotities.
Arrest wordt gewezen op het pleitdossier.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De door de rechtbank in het vonnis van 23 april 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:3194) in r.o. 2.1 tot en met 2.8 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan en de door de rechtbank gehanteerde aanduidingen van partijen en stukken volgen.
2. In eerste aanleg heeft Koelhuis Dronten gevorderd - kort samengevat - dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. verklaart voor recht dat The Greenery vanaf 30 augustus 2008 toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van het tussen The Greenery en Koelhuis Dronten overeengekomen non-concurrentiebeding;
b. The Greenery veroordeelt de door Koelhuis Dronten geleden schade van
€ 1.406.000,-- te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
c. The Greenery veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten;
d. The Greenery veroordeelt in de kosten van dit geding, met de nakosten.
3. De rechtbank heeft deze vorderingen van Koelhuis Dronten afgewezen en haar veroordeeld (i) tot betaling van de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente en
- voorwaardelijk - (ii) tot betaling van de nakosten.
4. In hoger beroep vordert Koelhuis Dronten vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog toewijzing van haar vorderingen in de eerste aanleg, alsmede een proceskostenveroordeling in beide instanties.
5. De grieven keren zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het concurrentiebeding nietig is. Gezien dit oordeel heeft de rechtbank niet onderzocht of The Greenery het concurrentiebeding heeft geschonden, zoals Koelhuis Dronten stelt. Met grief VII betoogt Koelhuis Dronten tevens dat de rechtbank had moeten onderzoeken of The Greenery het concurrentiebeding heeft overtreden. Het hof ziet aanleiding eerst deze vraag te beantwoorden.
6. Het in geding zijnde concurrentiebeding is opgenomen in art. 9 van de op
20 september 2006 tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij The Greenery de activa en passiva behorende bij de exploitatie van het koelhuis te Dronten heeft verkocht en overgedragen aan Koelhuis Dronten. In deze overeenkomst staat onder meer:
"Artikel 9 Non-concurrentiebeding
[The Greenery] (en/of door haar daartoe opgerichte rechtspersonen) verplichten zich jegens [Koelhuis Dronten] het in de regio Flevopolders geteelde fruit, voor zover dit door leden van [Coforta] aan [The Greenery] ter koeling wordt aangeboden, voor koelactiviteiten aan te bieden aan [Koelhuis Dronten] tegen marktconforme tarieven, zulks gedurende een periode van 10 jaar na 01 september 2006.
Gedurende de hiervoor bedoelde periode van 10 jaar zal [The Greenery] zich onthouden van het (doen) ontplooien en (doen) exploiteren van koelactiviteiten in de regio Flevopolders en de provincies Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel van fruit."
7. Koelhuis Dronten stelt dat sprake is van
“(doen) ontplooien en (doen) exploiteren van koelactiviteiten” doordat The Greenery koelhuizen van telers medefinanciert, door middel van het faciliteren van de verkrijging van een GMO-subsidie door bedoelde telers. Deze faciliteit houdt in dat The Greenery het betreffende koelhuis (formeel) op haar balans houdt voor een periode van tien jaar. De exploitatie van een dergelijk koelhuis is in die periode voor rekening en risico van de teler. The Greenery heeft ook geen zeggenschap over de exploitatie. Volgens Koelhuis Dronten is met The Greenery afgesproken dat deze faciliteit valt onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding, waartoe zij zich heeft beroepen op de totstandkomingsgeschiedenis daarvan. The Greenery heeft dit gemotiveerd betwist.
8. Het hof overweegt als volgt.
9. Partijen verschillen van mening over de totstandkomingsgeschiedenis van het concurrentiebeding. Aan de overgelegde concepten van de overeenkomst wordt door hen een verschillende en onverenigbare betekenis toegekend. Bij de interpretatie van het concurrentiebeding komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-maatstaf). De concept-teksten en de wijze van totstandkoming van die concepten kunnen daarbij relevant zijn. Het hof ziet aanleiding om Koelhuis Dronten toe te laten haar stelling te bewijzen dat partijen zijn overeengekomen het door The Greenery faciliteren van de verkrijging van een GMO-subsidie door de bij Coforta aangesloten telers - als hiervoor in r.o. 7 beschreven - valt onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding.
10. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

Het hof:

  • laat Koelhuis Dronten toe tot het bewijs dat partijen zijn overeengekomen dat het faciliteren van de verkrijging van een GMO-subsidie door de bij Coferta aangesloten telers - als in r.o. 7 beschreven - valt onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding;
  • bepaalt dat, indien Koelhuis Dronten getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. R.S. van Coevorden, op
  • bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden september tot en met december van 2016, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
  • verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, C.J. Verduyn en E. Bauw en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.