Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 7 juni 2016
Exploitatie Koelhuis Dronten B.V.,
The Greenery B.V.,
Het geding
mr. A.L. Appelman, advocaat te Zwolle, en The Greenery door mr. S.H. van Dijk voornoemd en mr. R.G.J. Gehring, advocaat te Den Haag. De advocaten hebben zich daarbij bediend van overgelegde pleitnotities.
Beoordeling van het hoger beroep
€ 1.406.000,-- te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
- voorwaardelijk - (ii) tot betaling van de nakosten.
20 september 2006 tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij The Greenery de activa en passiva behorende bij de exploitatie van het koelhuis te Dronten heeft verkocht en overgedragen aan Koelhuis Dronten. In deze overeenkomst staat onder meer:
“(doen) ontplooien en (doen) exploiteren van koelactiviteiten” doordat The Greenery koelhuizen van telers medefinanciert, door middel van het faciliteren van de verkrijging van een GMO-subsidie door bedoelde telers. Deze faciliteit houdt in dat The Greenery het betreffende koelhuis (formeel) op haar balans houdt voor een periode van tien jaar. De exploitatie van een dergelijk koelhuis is in die periode voor rekening en risico van de teler. The Greenery heeft ook geen zeggenschap over de exploitatie. Volgens Koelhuis Dronten is met The Greenery afgesproken dat deze faciliteit valt onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding, waartoe zij zich heeft beroepen op de totstandkomingsgeschiedenis daarvan. The Greenery heeft dit gemotiveerd betwist.
Het hof:
- laat Koelhuis Dronten toe tot het bewijs dat partijen zijn overeengekomen dat het faciliteren van de verkrijging van een GMO-subsidie door de bij Coferta aangesloten telers - als in r.o. 7 beschreven - valt onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding;
- bepaalt dat, indien Koelhuis Dronten getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. R.S. van Coevorden, op
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden september tot en met december van 2016, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
- houdt iedere verdere beslissing aan.