Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 19 juli 2016
1. [appellant], h.o.d.n. MWG Installatietechniek en tevens h.o.d.n. MWG Handelsonderneming,
2. Mariska Cristina [appellante],
[geïntimeerde],
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Scope
Uitvoering werkzaamheden:
ˈ- [en handgeschreven onder aan pagina:] *
ˈtrappenhuis, trap, deur, leuning
Overeen gekomen is dat MWG de werkplek schoon en zonder restafval oplevert.Wij kunnen u voor de onder scope vermelde hoeveelheid vaste prijs aanbieden van 17500,00 euro ex 19% btw.
Vaste all-in meerwerk verrekent eenheidsprijzen:
Betalingsovereenkomst:
Uitvoering periode:
€ 69.147,60(inclusief BTW), te weten:
€ 23.800,-(€ 20.000 plus BTW),
€ 20.349,-(€ 17.100,- plus BTW),
€ 13.866,60(€ 11.460,- plus BTW),
€ 4.356,-(€ 3.600,- plus BTW)
€ 3.528,33(€ 2.916,- plus BTW) en
€ 3.247,67(€ 2.684,- plus BTW).
Daarop heeft [geïntimeerde] teruggeschreven: “Ik schrik flink van je mailtje dat er extra betaald moet worden. De afspraak was toen we bij jullie waren: geen extra kosten omdat ik dat niet kan betalen en omdat het eerdere werk wat vooruitbetaald is niet af is. (…) Ik heb volledig voldaan aan mijn verplichtingen. (…) Graag alles afmaken binnen enkele maanden. September alles klaar. Restantbedragen 116 (dak) is ook al bij jullie. Niet uitgevoerd werk. (…) Eerst afmaken wat besproken is was de afspraak. We zijn enorm uitgelopen in de planning (…) De gevel moet ook betaald worden en daar krijg ik nog geld voor teruggestort. (…) ”
we bespraken net dat we maandag 29 juli (over één week) de spullen zullen vervoeren uit de loodsen. (…)”
€ 13.925,- conform de toezegging van 1 juli 2013 die ten onrechte (in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt) is genegeerd, en
€ 15.450,34 wegens verduistering van aan [geïntimeerde] toebehorende zaken;
a. € 31.637,60 als vergoeding voor niet geleverde prestaties,
b. € 14.823,- aan inkomensschade van Langstraats eenmanszaak,
c. € 11.495,- wegens misgelopen huurinkomsten voor Woning [X] en
d. € 3.025,- aan opslagkosten;
a. schadevergoedingen wegens vervangend gereedschap (€ 500,-), gehuurde objecten (€ 8.070,70 tot en met week 3 van 2014 en daarna € 278,30 per week) en inkomensverlies (€ 35.000,),
b. de resterende aanneemsom van € 43.613,40 en
c. de proces- en nakosten.
eerste griefvan [appellanten] richt zich tegen de veroordeling van [appellant] tot betalen van € 13.925,-. Deze post, waarvoor op 1 juli 2013 een schuldbekentenis is afgegeven, maakt volgens [appellanten] deel uit van het factuurtotaal, zodat de veroordeling tot (terug)betaling dubbelop is en ook de wettelijke rente over het dubbel getelde bedrag niet verschuldigd is.
eerste incidentele griefvan [geïntimeerde] betreft (onder meer) deze post van € 13.925,-. Volgens [geïntimeerde] is niet alleen [appellant], maar ook [appellante] dit bedrag verschuldigd, omdat zij nauw betrokken was bij de bedrijfsvoering en de communicatie inzake betalingen altijd via haar verliepen. Zij was op de hoogte van de afgegeven schuldbekentenis en handelde onrechtmatig door de betaling niet uit te voeren en willens en wetens mee te werken aan de wanprestatie van [appellant], aldus [geïntimeerde].
tweede griefvan [appellanten] richt zich tegen de veroordeling tot het betalen van € 15.450,34 ter vergoeding van aan [geïntimeerde] toebehorende zaken. Volgens [appellanten] heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat [appellant] zaken verduisterd heeft en is alles beschikbaar om terug te geven. Tot aan de datum van het vonnis oefende [appellant] rechtsgeldig het retentierecht uit, aldus [appellanten] Voorts betwisten zij dat de vervangingswaarde meer dan € 9.239,38 is. Ter onderbouwing van hun betwisting hebben zij diverse prijsopgaven van deuren, deurlijsten, glas en een voordeur overgelegd, die tezamen op (ongeveer) dat bedrag uitkomen. Voorts merken [appellanten] op dat de wastafel gezandstraald diende te worden.
€ 3.950,-is, zodat het hof dit thans vaststelt.
€ 5.000,-.
€ 1.300,-gesteld. Deze waarde hebben [appellanten] onvoldoende gemotiveerd betwist. De enkele stelling dat er gezandstraald moet worden, wat daarvan ook zij, is daartoe onvoldoende.
€ 10.250,-.
eerste incidentele griefheeft [geïntimeerde] aangevoerd dat niet alleen [appellant], maar ook [appellante] aansprakelijk is voor de betaling van de waarde van zijn zaken, omdat zij de afspraak voor retournering maakte, de zaken niet ter beschikking stelde en de toegang tot de loods weigerde.
derde griefvan [appellanten] richt zich tegen de veroordeling tot (terug)betaling van € 31.637,30 voor de niet geleverde prestaties. [appellanten] hebben aangevoerd dat er geen gronden zijn voor ontbinding van de aannemingsovereenkomst omdat er geen toerekenbare tekortkoming was, althans [appellant] niet deugdelijk in gebreke was gesteld en niet in redelijkheid in staat was gesteld om alsnog na te komen. Voorts hebben zij de onderbouwing van de hoogte van het bedrag bestreden.
nietbereid te zijn om de werkzaamheden eerst af te maken. Verder is onvoldoende gesteld om vast te kunnen stellen dat [appellant] niet in staat werd gesteld om het werk af te maken. Dat de sleutel tot Woning [Y] op 29 juli 2013 van hem is afgenomen, staat niet aan het verrichten van verdere werkzaamheden in de weg. Niets wijst er op dat [appellant] heeft aangebeld of anderszins om toegang heeft verzocht. Zo het juist is dat aan [appellanten] reeds bij het inleveren van de sleutel tevens de toegang is ontzegd, dan had het op zijn weg gelegen om op enig moment daarna weer toegang te vragen. Immers, doordat hij op 19 juli 2013 had geschreven dat hij het werk zonder betalingen onmogelijk kon afmaken, was er geen aanleiding voor [geïntimeerde] – die niet meer wilde betalen voor wat niet af was – om hem op de werkplek toe te laten. Daarnaast had [appellant] uit de brief van 4 september 2013 kunnen en moeten begrijpen dat van hem werd verlangd dat hij (toch) de werkzaamheden (alsnog) af zou maken. Niets wijst er op dat hij toen om toegang heeft verzocht.
Aan het vragen van inlichtingen omtrent het rapport of de omstandigheden waaronder het onderzoek is verricht en de conclusies, waartoe partij [appellant] een aanbod heeft gedaan, heeft het hof geen behoefte, gelet op de duidelijkheid van het rapport.
€ 9.847,60heeft toegewezen.
vierde griefvan [appellanten] richt zich tegen de toewijzing van een bedrag van € 3.025,-, met rente, wegens vervoers- en opslagkosten voor zijn huisraad. [appellanten] betwisten dat deze kosten gemaakt zijn en ook dat deze kosten gedurende een periode van negen maanden als schade aan [appellant] zijn toe te rekenen.
€ 181,50heeft toegewezen is de vierde grief dus gegrond.
De bij incidenteel appel door [geïntimeerde] gewijzigde eis aangaande deze post zal voor het meerdere worden afgewezen.
vijfde griefkomen [appellanten] op tegen de afwijzing van hun vorderingen in reconventie. Zij voeren daartoe aan dat er geen geldige gronden zijn voor de ontbinding van de overeenkomst. Nu het hof heeft geoordeeld dat er wel grond voor ontbinding van de overeenkomst is, moet deze grief worden verworpen.
eerste incidentele griefricht zich tegen de overwegingen van de rechtbank dat [appellante] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de tekortkomingen en voor onrechtmatig handelen.
tweede incidentele griefkomt [geïntimeerde] op tegen de afwijzing door de rechtbank van gevolgschade.
derde incidentele griefkomt [geïntimeerde] op tegen gedeeltelijk afwijzen van zijn vordering van € 1.603,57 wegens de beslagkosten. Hij voert aan dat de rechtbank slechts de kosten van het in oktober 2013 gelegde beslag op de bankrekening van [appellant] en op de roerende zaken heeft toegewezen, en niet de kosten die verband houden met het in februari 2014 gelegde beslag op de onroerende zaak van [appellant] en [appellante].
€ 2.599,16. Hierover is wettelijke rente verschuldigd vanaf 13 augustus 2014, zoals door de rechtbank (onbestreden) toegewezen.