Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
BESLISSING
niet bewezendat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan integraal vrij.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van mensenhandel, waarbij hij samen met anderen of alleen de aangeefster zou hebben geworven, vervoerd en gehuisvest met het oog op uitbuiting. De tenlastelegging was gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, specifiek artikel 273f. Tijdens de rechtszittingen in zowel eerste aanleg als hoger beroep heeft de verdachte ontkend schuldig te zijn aan de hem verweten feiten.
Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster met grote voorzichtigheid beoordeeld, vooral gezien het feit dat de aangifte bijna een jaar na de vermeende feiten werd gedaan en de aangeefster in die periode veel alcohol en drugs gebruikte. De inconsistenties in haar verklaringen, zoals de tijdsduur van haar verblijf bij de verdachte en de omstandigheden waaronder zij hem zou hebben ontmoet, hebben het hof doen twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar getuigenis. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte integraal vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van consistent bewijs en de noodzaak om getuigenverklaringen kritisch te beoordelen, vooral in zaken die betrekking hebben op ernstige beschuldigingen zoals mensenhandel.