ECLI:NL:GHDHA:2016:2133

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
22004572-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van ex-politieagent wegens poging tot doodslag en meineed

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een ex-politieagent die werd beschuldigd van poging tot doodslag en meineed. De verdachte had op 26 maart 2013 in Schiedam tweemaal op een wegrijdende auto geschoten, terwijl hij nog in functie was als politieagent. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en de aanmerkelijke kans op de dood van de inzittenden van de auto bewust heeft aanvaard. De verdachte had geen aanwijzingen dat de inzittenden gevaarlijk waren en handelde in strijd met de richtlijnen voor politieoptreden. Het hof verwerpt het verweer van de verdachte dat hij handelde uit noodweer. Daarnaast heeft de verdachte na het schietincident een proces-verbaal opgemaakt waarin hij opzettelijk onjuiste verklaringen heeft afgelegd, wat hem ook schuldig maakt aan meineed. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De uitspraak benadrukt de ernst van het handelen van de verdachte, vooral gezien zijn rol als politieagent, en de impact van zijn daden op de slachtoffers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004572-15
Parketnummer: 10-775504-14
Datum uitspraak: 15 juli 2016

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 1 oktober 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats](Oostenrijk) op
[geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij,
op of omstreeks 26 maart 2013 te Schiedam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk een of meer perso(o)n(en) genaamd [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of een of meer andere pers(o)on(en) van het leven te beroven, met dat opzet, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen,
- na een (kort) tevoren genomen besluit - ter aanhouding en/of staandehouding van de inzittenden van de Volkswagen Golf (voorzien van het [kenteken 1]), te weten voornoemde [aangever 1] en [aangever 2],
- zijn dienswapen ter hand heeft genomen en deze gericht heeft (gehouden) op het voertuig, en/of
- twee, althans een of meer schot(en) heeft gelost op de (achterzijde van de) Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er twee, althans een of meer doorschotbeschadiging(en) zijn/is ontstaan in de kofferklep, te weten rechtsonder ter hoogte van de bumper op circa 70 cm gemeten vanaf rijbaanniveau en/of rechts onder de achterruit op circa 98 cm gemeten vanaf rijbaanniveau, en/of
- twee of drie, althans een of meer schot(en) heeft gelost op, dan wel in de richting van, de Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er een afketsbeschadiging is ontstaan aan het rechter voorportier van de Volkswagen Golf op circa 56 cm hoogte gemeten vanaf rijbaanniveau en/of ten gevolge waarvan een beschadiging is ontstaan in de achterruit van de Alfa Romeo (voorzien van het [kenteken 2]) op circa 125 cm gemeten vanaf rijbaanniveau met als gevolg een geheel versplinterde en verdwenen achterruit, welke auto voor de Volkswagen Golf reed en waarin voornoemde [aangever 3] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij,
op of omstreeks 26 maart 2013 te Schiedam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk aan een of meer perso(o)n(en) genaamd [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of een of meer andere pers(o)on(en) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen,
- na een (kort) tevoren genomen besluit - ter aanhouding en/of staandehouding van de inzittenden van de Volkswagen Golf (voorzien van het [kenteken 1]), te weten voornoemde [aangever 1] en [aangever 2],
- zijn dienswapen ter hand heeft genomen en deze gericht heeft (gehouden) op het voertuig, en/of
- twee, althans een of meer schot(en) heeft gelost op de (achterzijde van de) Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er twee, althans een of meer doorschotbeschadiging(en) zijn/is ontstaan in de kofferklep, te weten rechtsonder ter hoogte van de bumper op circa 70 cm gemeten vanaf rijbaanniveau en/of rechts onder de achterruit op circa 98 cm gemeten vanaf rijbaanniveau, en/of
- twee of drie, althans een of meer schot(en) heeft gelost op, dan wel in de richting van, de Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er een afketsbeschadiging is ontstaan aan het rechter voorportier op circa 56 cm hoogte gemeten vanaf rijbaanniveau en/of ten gevolge waarvan een beschadiging is ontstaan in de achterruit van de Alfa Romeo (voorzien van het [kenteken 2]) op circa 125 cm gemeten vanaf rijbaanniveau met als gevolg een geheel versplinterde en verdwenen achterruit, welke auto voor de Volkswagen Golf reed en waarin voornoemde [aangever 3] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij,
op of omstreeks 26 maart 2013 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meer perso(o)n(en) genaamd [aangever 1] en/of
[aangever 2] en/of [aangever 3] en/of een of meer andere pers(o)on(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk dreigend:
- na een (kort) tevoren genomen besluit - ter aanhouding en/of staandehouding van de inzittenden van de Volkswagen Golf (voorzien van het [kenteken 1]), te weten voornoemde [aangever 1] en [aangever 2],
- zijn/hun dienswapen ter hand genomen en deze gericht (gehouden) op het voertuig zonder zich (voldoende) kenbaar te maken als politieambtenaar, en/of
- twee, althans een of meer schot(en) gelost op de (achterzijde van de) Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er twee, althans een of meer doorschotbeschadiging(en) zijn/is ontstaan in de kofferklep, te weten rechtsonder ter hoogte van de bumper op circa 70 cm gemeten vanaf rijbaanniveau en/of rechts onder de achterruit op circa 98 cm gemeten vanaf rijbaanniveau, en/of
- twee of drie, althans een of meer schot(en) gelost op, dan wel in de richting van, de Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er een afketsbeschadiging is ontstaan aan het rechter voorportier van de Volkswagen Golf op circa 56 cm hoogte gemeten vanaf rijbaanniveau en/of ten gevolge waarvan een beschadiging is ontstaan in de achterruit van de Alfa Romeo (voorzien van het [kenteken 2]) op circa 125 cm gemeten vanaf rijbaanniveau met als gevolg een geheel versplinterde en verdwenen achterruit, welke auto voor de Volkswagen Golf reed en waarin voornoemde [aangever 3] zich bevond;
2.
hij,
op of omstreeks 26 maart 2013 te Vlaardingen,
in elk geval in Nederland, in het geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede/belofte vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, schriftelijk, persoonlijk, opzettelijk een valse verklaring onder ede/belofte heeft afgelegd,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar in een door hem, verdachte, schriftelijk op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 26 maart 2013 (documentcode:a) opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - verklaard:
- dat hij en zijn collega [medeverdachte] samen aan de linkerzijde van de Volkswagen Golf aan kwamen, en/of
- dat hij hoorde dat zijn collega [medeverdachte] de bestuurder van de Volkswagen Golf (voorzien van het kenteken
[kenteken]) heeft aangeroepen met de woorden "politie, politie, staan blijven" of woorden van gelijke strekking, en/of
- dat hij op het moment van aanroepen zag dat de bestuurder van de Volkswagen Golf heel hard gas gaf en heel snel in beweging kwam en in de richting van zijn collega [medeverdachte] reed, en/of
- dat hij zich in een fractie besefte dat de bestuurder van de Volkswagen Golf zijn collega [medeverdachte] wel eens omver kon rijden, en/of
- dat hij vervolgens - ter afwending van direct gevaar en om de bestuurder van de Volkswagen Golf op andere gedachte te brengen - besloot zijn dienstwapen te trekken en twee schoten te lossen op de achterzijde van de Volkswagen Golf, en/of
- dat hij een fractie later zag en hoorde dat zijn collega [medeverdachte] aan de linkerzijde van de Volkswagen Golf - op zeer dichte afstand van de auto - twee schoten loste.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig zijn pleitnota primair vrijspraak betoogd van het onder 1 primair ten laste gelegde omdat zijn cliënt geen (voorwaardelijk) opzet had terzake van poging tot doodslag.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 maart 2013 ontvingen de verdachte en de [medeverdachte], beiden als coördinator werkzaam bij het Project Ondersteuning Lokmiddelen van de politie Eenheid Rotterdam, telefonisch een melding dat beweging van een zogenaamde lokauto was geconstateerd. Het zou gaan om een Volkswagen Golf met [kenteken 1]. Vervolgens werd contact opgenomen met de getuige [x] van het garagebedrijf waar dit voertuig was ondergebracht. Deze gaf aan een en ander te willen nakijken in zijn computersysteem. Zonder dit antwoord af te wachten besloten verdachte en zijn [medeverdachte] echter met hun dienstvoertuig het GPS-signaal via aansturing door de alarmcentrale te gaan volgen. De verdachte en [medeverdachte] verkeerden beiden in de – naar later gebleken: onjuiste - veronderstelling dat sprake zou zijn van een gestolen lokmiddel.
De verdachte en [medeverdachte] zagen dat de Volkswagen Golf vlak voor de oprit naar de Rijksweg A20 op de ’s-Gravelandseweg te Schiedam tot stilstand kwam voor een daar gesitueerd rood verkeerslicht. In het voertuig zagen zij twee personen zitten, naar later bleek de aangevers [aangever 1] en [aangever 2]). De verdachte en [medeverdachte] besloten na kort overleg en niet in overeenstemming met de geldende afspraken met betrekking tot de wijze van aanhouding van verdachten van diefstal van lokvoertuigen zelf tot onmiddellijke en snelle aanhouding van de inzittenden van het voertuig over te gaan.
De verdachte parkeerde het dienstvoertuig op een naast de rijstrook van de Volkswagen Golf gelegen rijstrook, waarna beide politieambtenaren uitstapten. Beiden zijn met getrokken dienstwapen op de Volkswagen Golf af gegaan. Op dat moment hadden zij geen aanwijzingen dat de inzittenden vuurwapen gevaarlijk zouden zijn, of anderszins een bijzonder risico voor hen zouden vormen.
Het verkeerslicht voor de Volkswagen Golf sprong vervolgens op groen. Terwijl aangever [aangever 1] nietsvermoedend optrok met de Volkswagen Golf, schoot de verdachte vanachter het voertuig twee keer op de achterzijde van de Volkswagen Golf. De Volkswagen Golf werd hierdoor twee keer met een kogel in de kofferklep geraakt.
Zeer kort nadat de verdachte had gevuurd heeft ook [medeverdachte] gevuurd, naar zijn zeggen op de (achter)banden van de Volkswagen Golf. Het forensische sporenbeeld maakt aannemelijk dat één van de door hem afgevuurde kogels via de wegbestrating op een plaats rechtsachter de auto het rechterportier van de Golf heeft geraakt. Voorts is een voor de Volkswagen Golf rijdende Alfa Romeo door directe dan wel indirecte inslagen van door [medeverdachte] afgevuurde kogels 2 maal in de achterruit geraakt.
Uit het sporenonderzoek is – kort samengevat en voorzover voor de beoordeling van belang - naar voren gekomen dat de Volkswagen Golf twee inschotbeschadigingen had in de achterklep van de auto als gevolg van de schietactie van de verdachte.
De eerste inschotbeschadiging bevond zich in de achterklep van de Volkswagen Golf op een hoogte van 70 cm, gemeten vanaf rijbaanniveau. Eén van de boodschappentassen in de achterbak was doorboord door een kogel uit het dienstwapen van de verdachte. Later is deze kogel in die boodschappentas gevonden.
De tweede inschotbeschadiging bevond zich in de achterklep van de Volkswagen Golf op een hoogte van 98 cm, gemeten vanaf rijbaanniveau. Deze tweede kogel heeft twee boodschappentassen doorboord en is vervolgens terechtgekomen in de achterwand van de rugleuning van de achterbank. Het projectiel werd later aangetroffen in de tweede boodschappentas. Vermoedelijk is de kogel teruggeveerd uit de achterwand van de rugleuning in de boodschappentas.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij 1.89 m. lang is. Bij een schutter van deze lengte zijn de kogels volgens het sporenonderzoek van een afstand van ongeveer 6.35 m. geschoten.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het moment van schieten verklaard, dat het klopt dat:
- hij gezien heeft dat twee personen in de Volkswagen Golf als bestuurder en inzittende aan de bijrijderszijde voorin het voertuig aanwezig waren;
- hij gericht heeft gevuurd op de achterzijde van de Volkswagen Golf, toen deze optrok voor het groen uitstralend licht van het stoplicht;
- hij op dat moment redelijk recht achter het voertuig stond, met een standaard schietpositie;
- hij heeft gezien dat twee kogels doel troffen;
- er een aanzienlijk risico voor de bijrijder was, dat hij ten tijde van het lossen van de schoten door de verdachte zou worden geraakt met een van de geloste kogels;
- het wel heel erg verkeerd had kunnen aflopen.
Het hof acht op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge verband en samenhang bezien, bewezen dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de beide inzittenden van de Volkswagen Golf in het lichaam dan wel het hoofd zouden worden geraakt door de geloste schoten en ten gevolge daarvan zouden komen te overlijden. De verdachte heeft immers vanuit een staande positie in korte tijd op een relatief korte afstand van zo’n zeseneenhalve meter gericht twee schoten gelost op de achterzijde van een betrekkelijk klein voertuig. Het voertuig was op dat moment niet alleen in een voorwaartse beweging maar veranderde daarbij bovendien van richting naar rechts. Gelet voorts op de exacte hoogte van de beide inschotbeschadigingen zoals hiervoor vermeld, acht het hof de kans aanmerkelijk dat de inzittenden van het voertuig zouden worden geraakt in een vitaal deel van het lichaam in zittende positie. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte door de aard van zijn gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht de aanmerkelijke kans op de dood van [aangever 1] en/of [aangever 2] bewust heeft aanvaard.
De omstandigheid, zoals door de verdachte ter zitting zelf nadrukkelijk naar voren is gebracht, dat hij heeft gehandeld in een periode van aanzienlijke stress op het werk, en - achteraf bezien - in een ogenblik van “kortsluiting”, maakt dit naar ’s hofs oordeel niet anders. Het hof ziet hierin veeleer een verklaring van de verdachte, achteraf beschouwd, om te kunnen erkennen en verwerken dat en waarom hij heeft gehandeld zoals hij heeft gedaan. Een handelen overigens, waarvan de verdachte ter terechtzitting zijn - oprechte - spijt heeft betuigd.
Het hof verwerpt het gevoerde verweer.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig zijn pleitnota primair vrijspraak betoogd van het onder 2 ten laste gelegde omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde onderdelen van het proces-verbaal van bevindingen in strijd zijn met de waarheid, subsidiair dat zijn cliënt geen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het valselijk opmaken van het proces-verbaal van bevindingen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep stelt het hof het volgende vast.
De verdachte heeft na het schietincident op 26 maart 2013 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt met documentcode:1303261100.AMB. Hij heeft onder meer het volgende ten laste gelegde in dit proces-verbaal gerelateerd:
- dat hij op het moment van aanroepen zag dat de bestuurder van de Volkswagen Golf heel hard gas gaf en heel snel in beweging kwam en in de richting van zijn collega [medeverdachte] reed;
- dat hij in een fractie van een seconde besefte dat de bestuurder van de Volkswagen Golf zijn collega [medeverdachte] wel eens omver kon rijden en
- dat hij vervolgens – ter afwending van direct gevaar en om de bestuurder van de Volkswagen Golf op andere gedachten te brengen – besloot zijn dienstwapen te trekken en twee schoten te lossen op de achterzijde van de Volkswagen Golf.
[medeverdachte] heeft op 26 november 2013 bij de politie verklaard dat de verdachte tegen hem direct na het schietincident op straat iets heeft gezegd in de trant van: “Ze zijn op ons ingereden”. De verdachte was op dat moment volgens [medeverdachte] in paniek. De verdachte kwam toen met het idee om het incident “aan te dikken” door te verklaren dat er op [medeverdachte] was ingereden.
De [getuige 2] heeft op 10 juli 2013 bij de politie verklaard dat hij zeer zeker niet heeft gezien dat er werd ingereden op [aangever 2]nen die hij zag schieten.
De getuige [x] heeft op 26 juli 2013 bij de politie verklaard dat er absoluut niet is ingereden op de politie. De inzittenden van de Volkswagen Golf, [aangever 1] en [aangever 2], hebben eveneens verklaard dat van inrijden absoluut geen sprake is geweest.
De Volkswagen Golf stond op het moment dat hij vanwege het groen worden van het verkeerslicht wegreed op de rechterrijstrook op de ’s-Gravenlandseweg te Schiedam naar oprit A-20 richting Vlaardingen. Voor hen stond de hiervoor reeds genoemde Alfa Romeo. Links van deze rechterrijstrook bevond zich een verhoogde middenberm, met aan het einde een verkeerslicht. Ook gezien deze feitelijke situatie acht het hof het onwaarschijnlijk dat de Golf een stuurbeweging naar links (in de richting van [medeverdachte]) heeft gemaakt, zoals door de verdacht is verklaard, omdat de Golf dan vanwege de verhoging schade aan de (linker)voorzijde zou hebben opgelopen. Er is echter vastgesteld dat de Volkswagen Golf geen schade aan de (linker) voorzijde had.
Gezien deze getuigenverklaringen, feiten en omstandigheden gaat het hof er vanuit dat van een stuurbeweging door de Volkswagen Golf in de richting van [medeverdachte] in werkelijkheid geen sprake is geweest.
Voorts overweegt het hof dat, gelet op getuigenverklaringen en de vindplaats van de gevonden hulzen, [medeverdachte] zich op het moment dat de Volkswagen Golf wegreed op of iets voorbij het na de verkeerslichten gelegen zebrapad bevond.
Derhalve is het ook gelet op deze positie van [medeverdachte] uitermate onwaarschijnlijk dat de door de verdachte in het proces-verbaal beschreven gang van zaken, te weten dat de Volkswagen Golf (met heel veel gas en/of snelheid) in de richting van [medeverdachte] heeft gereden, en dat er daardoor sprake was van direct gevaar voor [medeverdachte], daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het hof verwerpt dan ook dit scenario.
Op basis van bovenstaande feiten en omstandigheden is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte het proces-verbaal van bevindingen valselijk, want in strijd met de waarheid, heeft opgemaakt. Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte het proces-verbaal ook
opzettelijkvalselijk heeft opgemaakt. Alvorens het proces-verbaal op te maken hebben de verdachte en [medeverdachte] immers al afgesproken het incident “aan te dikken”. Verdachte heeft hiermee dan ook van meet af aan bewust tot doel gehad een andere voorstelling van zaken te geven dan zich in werkelijkheid heeft afgespeeld. Een ander scenario is niet aannemelijk geworden.
Het hof verwerpt daarom de primair en subsidiair gevoerde verweren.
Vrijspraak medeplegen
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig haar schriftelijke requisitoiraantekeningen betoogd dat uit de handelwijze van de verdachte en zijn [medeverdachte] blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachten, welke was gericht op de aanhouding van de inzittenden van de Volkswagen Golf. Zij hebben daarbij op voorhand hun dienstwapens ter hand genomen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het voltooien van het delict. De medeplegers moeten willens en wetens samenwerken tot het verrichten van het strafbare gedrag. De samenwerking moet aldus intensief zijn. Deze kan blijken uit uitdrukkelijke of stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid op belangrijke momenten tijdens het delict en/of het zich niet distantiëren van handelingen van de medeverdachte.
Het hof heeft op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in het bijzonder in hoger beroep niet kunnen vaststellen dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte]. Zij hebben weliswaar van tevoren in het dienstvoertuig gezamenlijk beslist tot een snelle aanhouding over te gaan, maar hebben daar verder geen nadere invulling aan gegeven volgens de verdachte. Vanaf het moment dat zij de auto verlieten hebben zij, aldus en desgevraagd in essentie de verklaring van de verdachte in hoger beroep, ieder afzonderlijk gehandeld. Op geen enkele moment, hebben zij gesproken over het eventuele gebruik van hun dienstvuurwapen. Naar het oordeel van het hof, kan gezien de omstandigheden van het geval, ook niet zonder meer worden gezegd dat dit vuurwapengebruik door de verdachte en [medeverdachte] reeds door het enkele door hen ter hand nemen van het vuurwapen impliciet was aanvaard.
Uit de verklaring van [medeverdachte], dat het vuren door de verdachte voor hem als een verrassing kwam, en dat hij slechts als een directe reactie op het vuren door de verdachte ook zijn dienstvuurwapen gebruikte, lijkt veeleer het tegendeel te volgen. In die zin handelden de verdachte en [medeverdachte] dan ook kennelijk ieder voor zich.
Hieruit leidt het hof af dat er impliciet noch expliciet sprake was van een gemeenschappelijk plan of een gezamenlijke uitvoering door de verdachte en [medeverdachte] betreffende het schieten op de Volkswagen Golf en/of de Alfa Romeo.
Nu geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] met betrekking tot het daadwerkelijke gebruik van het vuurwapen zal het hof de verdachte vrijspreken van het onderdeel “medeplegen van” poging tot doodslag.
Voorts zal het hof de verdachte vrijspreken van poging tot doodslag op de bestuurster van de voor de Volkswagen Golf rijdende Alfa Romeo, [aangever 3]. Immers, de Alfa Romeo van [aangever 3] is uitsluitend geraakt door één of meer kogels afkomstig uit het dienstwapen van [medeverdachte]. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts duidelijk geworden dat verdachte ook niet in de richting van voormelde Alfa Romeo heeft geschoten, of dat er op het moment dat hij op de Volkswagen Golf vuurde, een aanmerkelijk kans bestond dat hij ook de Alfa Romeo had kunnen raken.
Nu de verdachte van het medeplegen van de doodslag op [aangever 3] zal worden vrijgesproken, behoeft de vraag, in hoeverre het gelet op de bevindingen ten aanzien van de schietbanen van de geloste kogels, om een “aanmerkelijke” kans ging dat de inzittende van de Alfa Romeo door de geloste schoten zou komen te overlijden, geen beantwoording meer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.primair:
hij,
op 26 maart 2013 te Schiedam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 1] en [aangever 2] van het leven te beroven, met dat opzet,
- na een (kort) tevoren genomen besluit - ter aanhouding van de inzittenden van de Volkswagen Golf
(voorzien van het [kenteken 1]
), te weten voornoemde [aangever 1] en [aangever 2],
- zijn diens
twapen ter hand heeft genomen en deze gericht heeft
(gehouden
)op het voertuig, en
- schot
(en
)heeft gelost op de
(achterzijde van de
)Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er twee, doorschotbeschadiging
(en
)zijn
/isontstaan in de kofferklep, te weten rechtsonder ter hoogte van de bumper op circa 70 cm gemeten vanaf rijbaanniveau en
/ofrechts onder de achterruit op circa 98 cm gemeten vanaf rijbaanniveau,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij,
op 26 maart 2013 te Vlaardingen,
in het geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede/belofte vordert en
/ofdaaraan rechtsgevolgen verbindt, schriftelijk, persoonlijk, opzettelijk een valse verklaring onder belofte heeft afgelegd,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar in een door hem, verdachte, schriftelijk op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 26 maart 2013 (documentcode:1303261100.AMB) opzettelijk valselijk, - zakelijk weergegeven - verklaard:
- dat hij zag dat de bestuurder van de Volkswagen Golf heel hard gas gaf en heel snel in beweging kwam en in de richting van zijn collega [medeverdachte] reed, en
- dat hij
zichin een fractie besefte dat de bestuurder van de Volkswagen Golf zijn collega [medeverdachte] wel eens omver kon rijden, en
- dat hij vervolgens - ter afwending van direct gevaar en om de bestuurder van de Volkswagen Golf op andere gedachte
nte brengen - besloot zijn dienstwapen te trekken en twee schoten te lossen op de achterzijde van de Volkswagen Golf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:

poging tot doodslag, meermalen gepleegd.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
in de gevallen, waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, schriftelijk, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig zijn pleitnota aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit (putatief) noodweer(exces), zodat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft reeds hiervoor overwogen dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de feitelijke toedracht, zoals door de verdediging als verweer is aangevoerd, niet aannemelijk is geworden. Uit genoemde wettige bewijsmiddelen heeft het hof afgeleid dat geen sprake is geweest van een situatie waarbij werd ingereden op politieambtenaar [medeverdachte] of waarin de verdachte redelijkerwijs kon menen dat zulks het geval was. Reeds daarom kan een beroep op (putatief) noodweer(exces) niet slagen.
Het hof verwerpt daarom de gevoerde verweren.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op twee personen in een auto. De verdachte heeft in de uitoefening van zijn functie als politieambtenaar, in een poging de bestuurder van een personenauto en diens bijrijder aan te houden, vanwege een –onjuist gebleken, en op onvoldoende feiten gebaseerde- verdenking van diefstal van die personenauto twee maal gericht op een auto geschoten. De auto is daarbij ook twee maal aan de achterzijde geraakt.
Verdachte heeft van zijn dienstvuurwapen gebruikt gemaakt zonder zich in voldoende mate op de hoogte te stellen van de feiten, hij handelde in strijd met de regels aangaande de wijze van aanhouden van verdachten in dergelijke situaties en handelde voorts in strijd met de instructies ten aanzien van het vuurwapengebruik door politieambtenaren. Het is slechts aan toeval te danken dat de inzittenden van de auto daarbij geen dodelijk letsel hebben opgelopen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven onvoldoende oog te hebben voor het belangrijkste recht van een mens, het recht op leven. De verdachte heeft met zijn gedrag bovendien geen oog gehad voor de impact van zijn handelen op de mensen die daarvan ook onbedoeld getuige waren. Daar komt nog bij dat de verdachte noch zijn collega als zodanig herkenbaar was als politieambtenaar. Verschillende getuigen hebben verklaard dat zij dachten dat sprake was van een liquidatie in de criminele onderwereld. Een delict als het onderhavige heeft dan ook een voor de rechtsorde schokkend karakter.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan meineed, om het (onterechte) gebruik van zijn dienstwapen te rechtvaardigen. Hij heeft in zijn hoedanigheid van politieambtenaar opzettelijk valselijk een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Hij heeft met het onder ambtsbelofte opmaken van een valse verklaring een ernstig misdrijf gepleegd, waardoor een goede procesorde in gevaar wordt gebracht en de rechtsgang wordt belemmerd. Juist van een politiefunctionaris moet – ook in de moeilijkste omstandigheden - kunnen worden verwacht dat deze bewijsmateriaal overeenkomstig de waarheid opmaakt. Met zijn handelen heeft de verdachte de integriteit van de politie geschaad.
Beide feiten rekent het hof de verdachte zeer zwaar aan.
Naar het oordeel van het hof zijn de bewezenverklaarde feiten dermate ernstig, dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zekere duur onontkoombaar is. Het hof heeft in dit geval bovendien meegewogen dat de verdachte een politieagent was die het strafbare feit heeft gepleegd in de uitoefening van zijn functie.
Het hof heeft voorts gelet op de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 17 september 2015 van [aangever 1]. Uit deze verklaring blijkt dat het schietincident een enorme impact heeft gehad op het leven van [aangever 1]. Namens hem is ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de schriftelijke slachtofferverklaring nog steeds actueel is, en dat het ook nu, ruim drie jaar later, nog steeds niet goed gaat met het slachtoffer.
Het hof heeft acht geslagen op het blanco strafblad van de verdachte.
In strafmatigende zin weegt het hof in het bijzonder nog het volgende mee. Het schietincident en (de uitkomst van) de strafzaak hebben een zeer grote impact gehad, en zal dat nog lange tijd hebben, ook op het leven van de verdachte. Na een langdurig dienstverband is de verdachte, wiens passie het uitoefenen van zijn vak van politieman was, oneervol ontslagen, zonder behoud van pensioen. Hij zal dat vak nooit meer uit kunnen oefenen en is daarmee dus niet alleen zakelijk maar ook privé zwaar geraakt.
Het hof acht voorts aannemelijk dat ook een rol heeft gespeeld het gegeven dat verdachte op dat moment -mede omdat hij nog maar kort werkzaam was in een nieuwe functie- een hoge werkdruk ervoer, en er sprake was van onvoldoende aandacht vanuit de organisatie voor de daaruit voortvloeiende spanningen.
Tenslotte heeft het hof bij de strafoplegging betrokken het psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 29 april 2015 opgemaakt en ondertekend door drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog. Uit het onderzoek blijkt dat de verdachte volgens de onderzoekend psycholoog als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd voor het onder 1 bewezenverklaarde. In de periode voorafgaand aan het schietincident had de verdachte vanwege zowel privé- als werkomstandigheden veel spanningen en voelde hij een sterke prestatiedrang. Hierdoor is het psychisch evenwicht van de verdachte in toenemende mate verstoord. De dag van het schietincident heeft de verdachte zich mede daardoor in verminderde mate kunnen afgrenzen van spanningen van het moment, waardoor hij de grip op de situatie is verloren.
Het hof maakt de conclusie van de psycholoog omtrent de verminderde toerekeningsvatbaarheid tot de zijne.
Tenslotte heeft het hof bij de straftoemeting meegewogen dat de verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft gesteld en onderbouwd, dat hij zich in de jaren na zijn ontslag aanzienlijke inspanningen heeft getroost om opnieuw werk te vinden, en daarin ook deels is geslaagd. Daarnaast is aannemelijk geworden dat een langdurige detentie niet alleen voor verdachte maar ook voor zijn gezinsleden vergaande sociale en financiële consequenties zal hebben.
Alles overziende hebben de gebeurtenissen die hebben geleid tot deze strafzaak derhalve niet alleen voor de slachtoffers, maar ook voor de verdachte en zijn omgeving reeds vergaande gevolgen gehad. Het hof kan zich voorstellen dat verdachte zulks na een langdurig min of meer vlekkeloos politie-dienstverband, als een persoonlijk drama heeft ervaren.
Gezien voormelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat hoewel zoals reeds hiervoor overwogen, de ernst van de feiten oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf onontkoombaar maakt, bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf een zwaarder gewicht aan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte moet worden toegekend dan de advocaat-generaal en de rechtbank hebben gedaan. Meer in concreto is het hof van oordeel dat het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf van een zodanige duur dient te zijn, dat verdachte althans enig perspectief moet worden geboden om na de uitvoering daarvan zijn leven weer op een aanvaardbare wijze te kunnen voorzetten.
Het hof is - alles overwegende, en in aanmerking nemende de verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van het schietincident- van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 207 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. A. Kuijer, mr. A.S.I. van Delden en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. N. Ellens-Veenhof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 juli 2016.
Mr. G.J.W. van Oven en de griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.