[verdachte],
geboren te [geboorteplaats](Oostenrijk) op
[geboortedatum],
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij,
op of omstreeks 26 maart 2013 te Schiedam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk een of meer perso(o)n(en) genaamd [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of een of meer andere pers(o)on(en) van het leven te beroven, met dat opzet, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen,
- na een (kort) tevoren genomen besluit - ter aanhouding en/of staandehouding van de inzittenden van de Volkswagen Golf (voorzien van het [kenteken 1]), te weten voornoemde [aangever 1] en [aangever 2],
- zijn dienswapen ter hand heeft genomen en deze gericht heeft (gehouden) op het voertuig, en/of
- twee, althans een of meer schot(en) heeft gelost op de (achterzijde van de) Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er twee, althans een of meer doorschotbeschadiging(en) zijn/is ontstaan in de kofferklep, te weten rechtsonder ter hoogte van de bumper op circa 70 cm gemeten vanaf rijbaanniveau en/of rechts onder de achterruit op circa 98 cm gemeten vanaf rijbaanniveau, en/of
- twee of drie, althans een of meer schot(en) heeft gelost op, dan wel in de richting van, de Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er een afketsbeschadiging is ontstaan aan het rechter voorportier van de Volkswagen Golf op circa 56 cm hoogte gemeten vanaf rijbaanniveau en/of ten gevolge waarvan een beschadiging is ontstaan in de achterruit van de Alfa Romeo (voorzien van het [kenteken 2]) op circa 125 cm gemeten vanaf rijbaanniveau met als gevolg een geheel versplinterde en verdwenen achterruit, welke auto voor de Volkswagen Golf reed en waarin voornoemde [aangever 3] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij,
op of omstreeks 26 maart 2013 te Schiedam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk aan een of meer perso(o)n(en) genaamd [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of een of meer andere pers(o)on(en) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen,
- na een (kort) tevoren genomen besluit - ter aanhouding en/of staandehouding van de inzittenden van de Volkswagen Golf (voorzien van het [kenteken 1]), te weten voornoemde [aangever 1] en [aangever 2],
- zijn dienswapen ter hand heeft genomen en deze gericht heeft (gehouden) op het voertuig, en/of
- twee, althans een of meer schot(en) heeft gelost op de (achterzijde van de) Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er twee, althans een of meer doorschotbeschadiging(en) zijn/is ontstaan in de kofferklep, te weten rechtsonder ter hoogte van de bumper op circa 70 cm gemeten vanaf rijbaanniveau en/of rechts onder de achterruit op circa 98 cm gemeten vanaf rijbaanniveau, en/of
- twee of drie, althans een of meer schot(en) heeft gelost op, dan wel in de richting van, de Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er een afketsbeschadiging is ontstaan aan het rechter voorportier op circa 56 cm hoogte gemeten vanaf rijbaanniveau en/of ten gevolge waarvan een beschadiging is ontstaan in de achterruit van de Alfa Romeo (voorzien van het [kenteken 2]) op circa 125 cm gemeten vanaf rijbaanniveau met als gevolg een geheel versplinterde en verdwenen achterruit, welke auto voor de Volkswagen Golf reed en waarin voornoemde [aangever 3] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij,
op of omstreeks 26 maart 2013 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meer perso(o)n(en) genaamd [aangever 1] en/of
[aangever 2] en/of [aangever 3] en/of een of meer andere pers(o)on(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk dreigend:
- na een (kort) tevoren genomen besluit - ter aanhouding en/of staandehouding van de inzittenden van de Volkswagen Golf (voorzien van het [kenteken 1]), te weten voornoemde [aangever 1] en [aangever 2],
- zijn/hun dienswapen ter hand genomen en deze gericht (gehouden) op het voertuig zonder zich (voldoende) kenbaar te maken als politieambtenaar, en/of
- twee, althans een of meer schot(en) gelost op de (achterzijde van de) Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er twee, althans een of meer doorschotbeschadiging(en) zijn/is ontstaan in de kofferklep, te weten rechtsonder ter hoogte van de bumper op circa 70 cm gemeten vanaf rijbaanniveau en/of rechts onder de achterruit op circa 98 cm gemeten vanaf rijbaanniveau, en/of
- twee of drie, althans een of meer schot(en) gelost op, dan wel in de richting van, de Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er een afketsbeschadiging is ontstaan aan het rechter voorportier van de Volkswagen Golf op circa 56 cm hoogte gemeten vanaf rijbaanniveau en/of ten gevolge waarvan een beschadiging is ontstaan in de achterruit van de Alfa Romeo (voorzien van het [kenteken 2]) op circa 125 cm gemeten vanaf rijbaanniveau met als gevolg een geheel versplinterde en verdwenen achterruit, welke auto voor de Volkswagen Golf reed en waarin voornoemde [aangever 3] zich bevond;
hij,
op of omstreeks 26 maart 2013 te Vlaardingen,
in elk geval in Nederland, in het geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede/belofte vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, schriftelijk, persoonlijk, opzettelijk een valse verklaring onder ede/belofte heeft afgelegd,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar in een door hem, verdachte, schriftelijk op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 26 maart 2013 (documentcode:a) opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - verklaard:
- dat hij en zijn collega [medeverdachte] samen aan de linkerzijde van de Volkswagen Golf aan kwamen, en/of
- dat hij hoorde dat zijn collega [medeverdachte] de bestuurder van de Volkswagen Golf (voorzien van het kenteken
[kenteken]) heeft aangeroepen met de woorden "politie, politie, staan blijven" of woorden van gelijke strekking, en/of
- dat hij op het moment van aanroepen zag dat de bestuurder van de Volkswagen Golf heel hard gas gaf en heel snel in beweging kwam en in de richting van zijn collega [medeverdachte] reed, en/of
- dat hij zich in een fractie besefte dat de bestuurder van de Volkswagen Golf zijn collega [medeverdachte] wel eens omver kon rijden, en/of
- dat hij vervolgens - ter afwending van direct gevaar en om de bestuurder van de Volkswagen Golf op andere gedachte te brengen - besloot zijn dienstwapen te trekken en twee schoten te lossen op de achterzijde van de Volkswagen Golf, en/of
- dat hij een fractie later zag en hoorde dat zijn collega [medeverdachte] aan de linkerzijde van de Volkswagen Golf - op zeer dichte afstand van de auto - twee schoten loste.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig zijn pleitnota primair vrijspraak betoogd van het onder 1 primair ten laste gelegde omdat zijn cliënt geen (voorwaardelijk) opzet had terzake van poging tot doodslag.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 maart 2013 ontvingen de verdachte en de [medeverdachte], beiden als coördinator werkzaam bij het Project Ondersteuning Lokmiddelen van de politie Eenheid Rotterdam, telefonisch een melding dat beweging van een zogenaamde lokauto was geconstateerd. Het zou gaan om een Volkswagen Golf met [kenteken 1]. Vervolgens werd contact opgenomen met de getuige [x] van het garagebedrijf waar dit voertuig was ondergebracht. Deze gaf aan een en ander te willen nakijken in zijn computersysteem. Zonder dit antwoord af te wachten besloten verdachte en zijn [medeverdachte] echter met hun dienstvoertuig het GPS-signaal via aansturing door de alarmcentrale te gaan volgen. De verdachte en [medeverdachte] verkeerden beiden in de – naar later gebleken: onjuiste - veronderstelling dat sprake zou zijn van een gestolen lokmiddel.
De verdachte en [medeverdachte] zagen dat de Volkswagen Golf vlak voor de oprit naar de Rijksweg A20 op de ’s-Gravelandseweg te Schiedam tot stilstand kwam voor een daar gesitueerd rood verkeerslicht. In het voertuig zagen zij twee personen zitten, naar later bleek de aangevers [aangever 1] en [aangever 2]). De verdachte en [medeverdachte] besloten na kort overleg en niet in overeenstemming met de geldende afspraken met betrekking tot de wijze van aanhouding van verdachten van diefstal van lokvoertuigen zelf tot onmiddellijke en snelle aanhouding van de inzittenden van het voertuig over te gaan.
De verdachte parkeerde het dienstvoertuig op een naast de rijstrook van de Volkswagen Golf gelegen rijstrook, waarna beide politieambtenaren uitstapten. Beiden zijn met getrokken dienstwapen op de Volkswagen Golf af gegaan. Op dat moment hadden zij geen aanwijzingen dat de inzittenden vuurwapen gevaarlijk zouden zijn, of anderszins een bijzonder risico voor hen zouden vormen.
Het verkeerslicht voor de Volkswagen Golf sprong vervolgens op groen. Terwijl aangever [aangever 1] nietsvermoedend optrok met de Volkswagen Golf, schoot de verdachte vanachter het voertuig twee keer op de achterzijde van de Volkswagen Golf. De Volkswagen Golf werd hierdoor twee keer met een kogel in de kofferklep geraakt.
Zeer kort nadat de verdachte had gevuurd heeft ook [medeverdachte] gevuurd, naar zijn zeggen op de (achter)banden van de Volkswagen Golf. Het forensische sporenbeeld maakt aannemelijk dat één van de door hem afgevuurde kogels via de wegbestrating op een plaats rechtsachter de auto het rechterportier van de Golf heeft geraakt. Voorts is een voor de Volkswagen Golf rijdende Alfa Romeo door directe dan wel indirecte inslagen van door [medeverdachte] afgevuurde kogels 2 maal in de achterruit geraakt.
Uit het sporenonderzoek is – kort samengevat en voorzover voor de beoordeling van belang - naar voren gekomen dat de Volkswagen Golf twee inschotbeschadigingen had in de achterklep van de auto als gevolg van de schietactie van de verdachte.
De eerste inschotbeschadiging bevond zich in de achterklep van de Volkswagen Golf op een hoogte van 70 cm, gemeten vanaf rijbaanniveau. Eén van de boodschappentassen in de achterbak was doorboord door een kogel uit het dienstwapen van de verdachte. Later is deze kogel in die boodschappentas gevonden.
De tweede inschotbeschadiging bevond zich in de achterklep van de Volkswagen Golf op een hoogte van 98 cm, gemeten vanaf rijbaanniveau. Deze tweede kogel heeft twee boodschappentassen doorboord en is vervolgens terechtgekomen in de achterwand van de rugleuning van de achterbank. Het projectiel werd later aangetroffen in de tweede boodschappentas. Vermoedelijk is de kogel teruggeveerd uit de achterwand van de rugleuning in de boodschappentas.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij 1.89 m. lang is. Bij een schutter van deze lengte zijn de kogels volgens het sporenonderzoek van een afstand van ongeveer 6.35 m. geschoten.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het moment van schieten verklaard, dat het klopt dat:
- hij gezien heeft dat twee personen in de Volkswagen Golf als bestuurder en inzittende aan de bijrijderszijde voorin het voertuig aanwezig waren;
- hij gericht heeft gevuurd op de achterzijde van de Volkswagen Golf, toen deze optrok voor het groen uitstralend licht van het stoplicht;
- hij op dat moment redelijk recht achter het voertuig stond, met een standaard schietpositie;
- hij heeft gezien dat twee kogels doel troffen;
- er een aanzienlijk risico voor de bijrijder was, dat hij ten tijde van het lossen van de schoten door de verdachte zou worden geraakt met een van de geloste kogels;
- het wel heel erg verkeerd had kunnen aflopen.
Het hof acht op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge verband en samenhang bezien, bewezen dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de beide inzittenden van de Volkswagen Golf in het lichaam dan wel het hoofd zouden worden geraakt door de geloste schoten en ten gevolge daarvan zouden komen te overlijden. De verdachte heeft immers vanuit een staande positie in korte tijd op een relatief korte afstand van zo’n zeseneenhalve meter gericht twee schoten gelost op de achterzijde van een betrekkelijk klein voertuig. Het voertuig was op dat moment niet alleen in een voorwaartse beweging maar veranderde daarbij bovendien van richting naar rechts. Gelet voorts op de exacte hoogte van de beide inschotbeschadigingen zoals hiervoor vermeld, acht het hof de kans aanmerkelijk dat de inzittenden van het voertuig zouden worden geraakt in een vitaal deel van het lichaam in zittende positie. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte door de aard van zijn gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht de aanmerkelijke kans op de dood van [aangever 1] en/of [aangever 2] bewust heeft aanvaard.
De omstandigheid, zoals door de verdachte ter zitting zelf nadrukkelijk naar voren is gebracht, dat hij heeft gehandeld in een periode van aanzienlijke stress op het werk, en - achteraf bezien - in een ogenblik van “kortsluiting”, maakt dit naar ’s hofs oordeel niet anders. Het hof ziet hierin veeleer een verklaring van de verdachte, achteraf beschouwd, om te kunnen erkennen en verwerken dat en waarom hij heeft gehandeld zoals hij heeft gedaan. Een handelen overigens, waarvan de verdachte ter terechtzitting zijn - oprechte - spijt heeft betuigd.
Het hof verwerpt het gevoerde verweer.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig zijn pleitnota primair vrijspraak betoogd van het onder 2 ten laste gelegde omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde onderdelen van het proces-verbaal van bevindingen in strijd zijn met de waarheid, subsidiair dat zijn cliënt geen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het valselijk opmaken van het proces-verbaal van bevindingen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep stelt het hof het volgende vast.
De verdachte heeft na het schietincident op 26 maart 2013 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt met documentcode:1303261100.AMB. Hij heeft onder meer het volgende ten laste gelegde in dit proces-verbaal gerelateerd:
- dat hij op het moment van aanroepen zag dat de bestuurder van de Volkswagen Golf heel hard gas gaf en heel snel in beweging kwam en in de richting van zijn collega [medeverdachte] reed;
- dat hij in een fractie van een seconde besefte dat de bestuurder van de Volkswagen Golf zijn collega [medeverdachte] wel eens omver kon rijden en
- dat hij vervolgens – ter afwending van direct gevaar en om de bestuurder van de Volkswagen Golf op andere gedachten te brengen – besloot zijn dienstwapen te trekken en twee schoten te lossen op de achterzijde van de Volkswagen Golf.
[medeverdachte] heeft op 26 november 2013 bij de politie verklaard dat de verdachte tegen hem direct na het schietincident op straat iets heeft gezegd in de trant van: “Ze zijn op ons ingereden”. De verdachte was op dat moment volgens [medeverdachte] in paniek. De verdachte kwam toen met het idee om het incident “aan te dikken” door te verklaren dat er op [medeverdachte] was ingereden.
De [getuige 2] heeft op 10 juli 2013 bij de politie verklaard dat hij zeer zeker niet heeft gezien dat er werd ingereden op [aangever 2]nen die hij zag schieten.
De getuige [x] heeft op 26 juli 2013 bij de politie verklaard dat er absoluut niet is ingereden op de politie. De inzittenden van de Volkswagen Golf, [aangever 1] en [aangever 2], hebben eveneens verklaard dat van inrijden absoluut geen sprake is geweest.
De Volkswagen Golf stond op het moment dat hij vanwege het groen worden van het verkeerslicht wegreed op de rechterrijstrook op de ’s-Gravenlandseweg te Schiedam naar oprit A-20 richting Vlaardingen. Voor hen stond de hiervoor reeds genoemde Alfa Romeo. Links van deze rechterrijstrook bevond zich een verhoogde middenberm, met aan het einde een verkeerslicht. Ook gezien deze feitelijke situatie acht het hof het onwaarschijnlijk dat de Golf een stuurbeweging naar links (in de richting van [medeverdachte]) heeft gemaakt, zoals door de verdacht is verklaard, omdat de Golf dan vanwege de verhoging schade aan de (linker)voorzijde zou hebben opgelopen. Er is echter vastgesteld dat de Volkswagen Golf geen schade aan de (linker) voorzijde had.
Gezien deze getuigenverklaringen, feiten en omstandigheden gaat het hof er vanuit dat van een stuurbeweging door de Volkswagen Golf in de richting van [medeverdachte] in werkelijkheid geen sprake is geweest.
Voorts overweegt het hof dat, gelet op getuigenverklaringen en de vindplaats van de gevonden hulzen, [medeverdachte] zich op het moment dat de Volkswagen Golf wegreed op of iets voorbij het na de verkeerslichten gelegen zebrapad bevond.
Derhalve is het ook gelet op deze positie van [medeverdachte] uitermate onwaarschijnlijk dat de door de verdachte in het proces-verbaal beschreven gang van zaken, te weten dat de Volkswagen Golf (met heel veel gas en/of snelheid) in de richting van [medeverdachte] heeft gereden, en dat er daardoor sprake was van direct gevaar voor [medeverdachte], daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het hof verwerpt dan ook dit scenario.
Op basis van bovenstaande feiten en omstandigheden is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte het proces-verbaal van bevindingen valselijk, want in strijd met de waarheid, heeft opgemaakt. Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte het proces-verbaal ook
opzettelijkvalselijk heeft opgemaakt. Alvorens het proces-verbaal op te maken hebben de verdachte en [medeverdachte] immers al afgesproken het incident “aan te dikken”. Verdachte heeft hiermee dan ook van meet af aan bewust tot doel gehad een andere voorstelling van zaken te geven dan zich in werkelijkheid heeft afgespeeld. Een ander scenario is niet aannemelijk geworden.
Het hof verwerpt daarom de primair en subsidiair gevoerde verweren.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig haar schriftelijke requisitoiraantekeningen betoogd dat uit de handelwijze van de verdachte en zijn [medeverdachte] blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachten, welke was gericht op de aanhouding van de inzittenden van de Volkswagen Golf. Zij hebben daarbij op voorhand hun dienstwapens ter hand genomen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het voltooien van het delict. De medeplegers moeten willens en wetens samenwerken tot het verrichten van het strafbare gedrag. De samenwerking moet aldus intensief zijn. Deze kan blijken uit uitdrukkelijke of stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid op belangrijke momenten tijdens het delict en/of het zich niet distantiëren van handelingen van de medeverdachte.
Het hof heeft op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in het bijzonder in hoger beroep niet kunnen vaststellen dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte]. Zij hebben weliswaar van tevoren in het dienstvoertuig gezamenlijk beslist tot een snelle aanhouding over te gaan, maar hebben daar verder geen nadere invulling aan gegeven volgens de verdachte. Vanaf het moment dat zij de auto verlieten hebben zij, aldus en desgevraagd in essentie de verklaring van de verdachte in hoger beroep, ieder afzonderlijk gehandeld. Op geen enkele moment, hebben zij gesproken over het eventuele gebruik van hun dienstvuurwapen. Naar het oordeel van het hof, kan gezien de omstandigheden van het geval, ook niet zonder meer worden gezegd dat dit vuurwapengebruik door de verdachte en [medeverdachte] reeds door het enkele door hen ter hand nemen van het vuurwapen impliciet was aanvaard.
Uit de verklaring van [medeverdachte], dat het vuren door de verdachte voor hem als een verrassing kwam, en dat hij slechts als een directe reactie op het vuren door de verdachte ook zijn dienstvuurwapen gebruikte, lijkt veeleer het tegendeel te volgen. In die zin handelden de verdachte en [medeverdachte] dan ook kennelijk ieder voor zich.
Hieruit leidt het hof af dat er impliciet noch expliciet sprake was van een gemeenschappelijk plan of een gezamenlijke uitvoering door de verdachte en [medeverdachte] betreffende het schieten op de Volkswagen Golf en/of de Alfa Romeo.
Nu geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] met betrekking tot het daadwerkelijke gebruik van het vuurwapen zal het hof de verdachte vrijspreken van het onderdeel “medeplegen van” poging tot doodslag.
Voorts zal het hof de verdachte vrijspreken van poging tot doodslag op de bestuurster van de voor de Volkswagen Golf rijdende Alfa Romeo, [aangever 3]. Immers, de Alfa Romeo van [aangever 3] is uitsluitend geraakt door één of meer kogels afkomstig uit het dienstwapen van [medeverdachte]. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts duidelijk geworden dat verdachte ook niet in de richting van voormelde Alfa Romeo heeft geschoten, of dat er op het moment dat hij op de Volkswagen Golf vuurde, een aanmerkelijk kans bestond dat hij ook de Alfa Romeo had kunnen raken.
Nu de verdachte van het medeplegen van de doodslag op [aangever 3] zal worden vrijgesproken, behoeft de vraag, in hoeverre het gelet op de bevindingen ten aanzien van de schietbanen van de geloste kogels, om een “aanmerkelijke” kans ging dat de inzittende van de Alfa Romeo door de geloste schoten zou komen te overlijden, geen beantwoording meer.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij,
op 26 maart 2013 te Schiedam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 1] en [aangever 2] van het leven te beroven, met dat opzet,
- na een (kort) tevoren genomen besluit - ter aanhouding van de inzittenden van de Volkswagen Golf
(voorzien van het [kenteken 1]
), te weten voornoemde [aangever 1] en [aangever 2],
- zijn diens
twapen ter hand heeft genomen en deze gericht heeft
(gehouden
)op het voertuig, en
- schot
(en
)heeft gelost op de
(achterzijde van de
)Volkswagen Golf, ten gevolge waarvan er twee, doorschotbeschadiging
(en
)zijn
/isontstaan in de kofferklep, te weten rechtsonder ter hoogte van de bumper op circa 70 cm gemeten vanaf rijbaanniveau en
/ofrechts onder de achterruit op circa 98 cm gemeten vanaf rijbaanniveau,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij,
op 26 maart 2013 te Vlaardingen,
in het geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede/belofte vordert en
/ofdaaraan rechtsgevolgen verbindt, schriftelijk, persoonlijk, opzettelijk een valse verklaring onder belofte heeft afgelegd,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar in een door hem, verdachte, schriftelijk op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 26 maart 2013 (documentcode:1303261100.AMB) opzettelijk valselijk, - zakelijk weergegeven - verklaard:
- dat hij zag dat de bestuurder van de Volkswagen Golf heel hard gas gaf en heel snel in beweging kwam en in de richting van zijn collega [medeverdachte] reed, en
- dat hij
zichin een fractie besefte dat de bestuurder van de Volkswagen Golf zijn collega [medeverdachte] wel eens omver kon rijden, en
- dat hij vervolgens - ter afwending van direct gevaar en om de bestuurder van de Volkswagen Golf op andere gedachte
nte brengen - besloot zijn dienstwapen te trekken en twee schoten te lossen op de achterzijde van de Volkswagen Golf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op: