ECLI:NL:GHDHA:2016:2255

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
200.177.797/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het ambtshalve ontslag van de curator en herbenoeming in curatelezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende het ambtshalve ontslag van de broer van betrokkene als curator. De broer van betrokkene was op 10 juli 2015 door de rechtbank Rotterdam ontslagen als curator en de stichting werd benoemd als nieuwe curator. De broer van betrokkene heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de behandeling van de zaak heeft het hof vastgesteld dat de broer van betrokkene gedurende twintig jaar zorg heeft gedragen voor het emotioneel welzijn en de financiën van betrokkene. Hij heeft financiële rapportages over de inkomsten en uitgaven van betrokkene verstrekt aan Stichting Cliënt Gelden Support, die verbonden is aan de zorginstelling waar betrokkene verblijft. Het hof heeft geoordeeld dat de broer van betrokkene niet adequaat heeft gereageerd op het verzoek van de kantonrechter om rekening en verantwoording af te leggen, wat heeft geleid tot zijn ontslag. Echter, het hof heeft ook vastgesteld dat er geen gewichtige redenen meer zijn voor het ontslag en dat de broer van betrokkene goed zorg heeft gedragen voor de financiën van betrokkene. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de broer van betrokkene curator is gebleven. De stichting heeft geen bezwaar gemaakt tegen de herbenoeming van de broer van betrokkene, en de verzoeken van de broer van betrokkene met betrekking tot de kosten zijn afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van betrokkene, waarbij de goede verstandhouding tussen betrokkene en haar broer in overweging is genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 2 maart 2016
Zaaknummer : 200.177.797/01
Rekestnummer rechtbank : GZ VERZ 15-1267
Zaaknummer rechtbank : 3918990
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de broer van betrokkene,
advocaat mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann te Soest.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [betrokkene]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de betrokkene,
2. Stichting de Rotonde,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de stichting.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De broer van betrokkene is op 2 oktober 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 juli 2015 van de rechtbank Rotterdam.
Bij het hof is van de zijde van de stichting het volgende stuk ingekomen:
- op 22 oktober 2015 een brief van 20 oktober 2015 met bijlagen.
Voorts is op 10 december 2015 ingekomen een brief van 7 december 2015 van [zorginstelling], waaruit blijkt dat betrokkene niet ter zitting zal verschijnen omdat zij woonachtig is in de [zorginstelling], hetgeen een zorginstelling is.
De zaak is op 27 januari 2016 mondeling behandeld.
Ter zitting was aanwezig:
- de broer van betrokkende bijgestaan door zijn advocaat.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank Rotterdam ambtshalve de broer van betrokkene met ingang van 10 juli 2015 ontslagen als curator en de stichting over betrokkene tot curator benoemd. Voorts is bepaald dat de broer van betrokkene voor 1 augustus 2015 rekening en verantwoording aflegt over de jaren 2011, 2012, 2013, 2014 en eindrekening en verantwoording aflegt over de periode 1 januari 2015 tot en met 9 juli 2015 ten overstaan van de opvolgend curator en de kantonrechter. Tevens is de jaarbeloning van de curator vastgesteld overeenkomstig artikel 2 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren en is de beloning van de curator voor de aanvangswerkzaamheden op een bedrag van € 936,- vastgesteld.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is het ontslag van de huidige curator en herbenoeming van de broer van betrokkene als curator.
2. De broer van betrokkene verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en hem met ingang van 10 juli 2015 te herbenoemen tot curator over betrokkene en de beloning van de stichting voor de aanvangswerkzaamheden op nihil te stellen en te bepalen dat al hetgeen door of namens betrokkene aan de stichting mocht zijn betaald door deze dient te worden terugbetaald.
3. De stichting verweert zich daar niet tegen.
4. De broer van betrokkene stelt ter onderbouwing van het door hem verzochte het volgende. De broer van betrokkene heeft gedurende twintig jaren zorg gedragen voor het emotioneel welzijn van betrokkene en haar financiën. Hij heeft Stichting Cliënt Gelden Support, verbonden aan de instelling waar rechthebbende verblijft, inzicht verschaft in de inkomsten en uitgaven van betrokkene. Stichting Cliënt Gelden Support maakte hier financiële rapportages van op. De broer van betrokkene dacht dat dit voldoende was en hij was er niet mee bekend dat hij jaarlijks, rekening en verantwoording had moeten afleggen aan de kantonrechter. Dit was hem ook niet als zodanig meegedeeld. Het bevreemdt hem dat hij om die reden ambtshalve is ontslagen als curator. De broer van betrokkene is van mening dat zijn ontslag een disproportionele maatregel betreft. Deze maatregel is niet in het belang van betrokkene. De stichting kan geen maatwerk leveren. Daarnaast dreigt de inspraak van betrokkene verloren te gaan. Tevens zullen de kosten voor de curator explosief toenemen. De aanvangswerkzaamheden bedragen alleen al
€ 1.000,-. Dit terwijl de broer van betrokkene nooit kosten in rekening heeft gebracht.
5. Ter zitting heeft de broer van betrokkene aanvullend nog meegedeeld dat hij de brief van de kantonrechter, waarin werd verzocht om rekening en verantwoording af te leggen heeft gezien, maar dat hij daar niet adequaat op heeft gereageerd. Voorts is namens hem aangevoerd dat het vermogen van betrokkene sinds haar broer curator is alleen maar is toegenomen. Daarnaast is het contact tussen betrokkene en haar broer goed. Zij zien elkaar regelmatig en de broer van betrokkene onderneemt activiteiten met betrokkene. Desgevraagd is namens de broer van betrokkene meegedeeld dat hij zich ten aanzien van de mogelijkheid om al dan niet met terugwerkende kracht te worden herbenoemd aan het oordeel van het hof refereert.
6. Uit de door de stichting ingestuurde brief blijkt dat de stichting geen bezwaar heeft tegen de (her)benoeming van de broer van betrokkene. Zij is in afwachting van de beslissing in hoger beroep niet aangevangen met de werkzaamheden.
7. Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 1:385 lid 1 aanhef en onder d van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een curator te allen tijde hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter worden ontslagen, zulks op verzoek van de medecurator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, dan wel ambtshalve.
8. Het hof is van oordeel dat nu de broer van betrokkene heeft nagelaten om rekening en verantwoording af te leggen aan de kantonrechter en hij ook niet op het verzoek van de kantonrechter om daartoe over te gaan heeft gereageerd, de kantonrechter op dat moment op basis van de toen voorhanden zijnde informatie terecht heeft geoordeeld dat sprake was van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 1:385 lid 1 sub d BW die een ambtshalve te geven ontslag rechtvaardigden.
9. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat er thans geen sprake meer is van gewichtige redenen die een ambtshalve te geven ontslag rechtvaardigen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de broer van betrokkene de afgelopen jaren Stichting Cliënt Gelden Support volledig inzicht heeft verschaft in de inkomsten en de uitgaven van betrokkene en dat voornoemde stichting daar financiële rapportages van heeft opgemaakt. Uit deze aan het hof overgelegde financiële rapportages heeft het hof, conform hetgeen door de broer van betrokkene ter zitting is verklaard, opgemaakt dat door hem goed zorg is gedragen voor de financiën van betrokkene en dat het vermogen van betrokkene in de periode dat haar broer curator was aanzienlijk is gegroeid.
Mede in het licht bezien dat de verstandhouding tussen betrokkene en haar broer goed is, is het hof van oordeel dat de broer van betrokkene alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld om het curatorschap voor de toekomst op goede en juiste wijze vorm te (blijven) geven.
10. Aangezien de taak van de curator ingevolge het in artikel 1:385, eerste lid BW van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 1:281 lid 1 onder a BW eindigt op de dag waarop de beschikking waarbij hij is ontslagen in kracht van gewijsde is gegaan en de bestreden beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard kan het hof volstaan met vernietiging van de bestreden beschikking: daarmee is een situatie ontstaan waarin de broer van betrokkene gewoon curator is gebleven.
11. Nu de stichting bewust niet is aangevangen met haar werkzaamheden vanwege dit hoger beroep en zij dus ook geen kosten heeft gemaakt, behoeven de verzoeken dienaangaande geen behandeling en zal het hof deze verzoeken van de broer van betrokkene afwijzen.
12. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover deze het ontslag van de broer van betrokkene en de benoeming van de stichting als curator betreft;
verstaat dat [de broer van betrokkene] wonende te [woonplaats], curator over [betrokkene] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats] is gebleven;
draagt de griffier op een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Den Haag, in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.A. van Kempen, P.B. Kamminga en H. Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. D.A. Lengyel als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2016.