BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de benoeming van een tweede mentor ten behoeve van de betrokkene.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hem naast de vrouw te belasten met het mentorschap over de betrokkene en de vrouw te veroordelen in de proceskosten van dit geding (het hof leest: de kosten van het geding in hoger beroep).
3. De man kan zich niet met de bestreden beschikking verenigen en voert daartoe, kort weergegeven, het volgende aan. Bij de echtscheiding tussen de man en de vrouw (ruim zes jaar geleden) zijn zij overeengekomen dat de man als bewindvoerder van de betrokkene wordt benoemd en de vrouw als mentor. Die regeling heeft altijd goed gewerkt en de belangen van de betrokkene waren zodoende optimaal gewaarborgd. De betrokkene verblijft in een zorginstelling en is de weekenden om en om bij zowel de man als de vrouw.
Een stagiaire van de zorginstelling van de betrokkene heeft namens de vrouw een verzoek ingediend tot benoeming van een tweede mentor. De man is van het verzoek niet op de hoogte gesteld en de vrouw heeft hem ten onrechte en om haar moverende reden buiten het verzoek gehouden. Bovendien bevreemdt het de man dat een dergelijk verzoek door een stagiaire van de zorginstelling is ingediend. Een onderbouwing voor het feit dat de in het eerste lid van artikel 1:451 BW genoemde personen geen verzoek hebben ingediend ontbreekt en de man vraagt zich af of de stagiaire bevoegd was om het verzoek in te dienen. Primair stelt de man dan ook dat de stagiaire geen verzoek in kon dienen en om die reden niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden in het verzoek. Tevens had een akkoordverklaring van alle andere familieleden bij de aanvraag gevoegd moeten worden. Dat is niet gebeurd. De man heeft pas na het afgeven van de bestreden beschikking kennis genomen van het verzoek tot benoeming van een tweede mentor. Er is niet voldaan aan het gestelde in artikel 798 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna Rv. In een telefonisch contact met de rechtbank heeft de man te horen gekregen dat hij ten onrechte niet in de procedure is gehoord. Toen was het te laat.
De man meent dat, indien er een tweede mentor benoemd moet worden, hij daarvoor de juiste persoon is als vader van de betrokkene. De huidige tweede mentor is de twee jaar oudere broer van de betrokkene. Hij heeft al ruim zes jaar geen contact meer met de man en met twee andere broers uit het gezin. Mede om die reden acht de man het niet wenselijk dat de tweede mentor als zodanig is benoemd. Indien de vrouw onverhoopt niet meer als mentor kan optreden dan is er geen communicatie tussen de tweede mentor en de man mogelijk, hetgeen niet in het belang van de betrokkene is. Bovendien heeft de tweede mentor niet de leeftijd om de rol als mentor van zijn zus te krijgen. De man acht het in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de ouders om voor de betrokkene te zorgen en belangrijke beslissingen te nemen. Het door de vrouw gewenste overleg en het delen van dilemma’s kan ook zonder de benoeming van een tweede mentor plaatsvinden. Als de vrouw niet meer tot mentorschap in staat is en meergenoemde broer [naam tweede mentor 1] die rol vervult, komt de man in zijn rol als vader buitenspel te staan. De man acht zich samen met de vrouw in staat het mentorschap op zich te nemen en hij acht dat ook zijn verantwoordelijkheid. De man is een zeer betrokken ouder en is zeer begaan met het welbevinden van de betrokkene. De man acht zijn zoon onvoldoende in staat om de belangen van de betrokkene te behartigen en acht het vooral niet zijn taak om als tweede mentor voor zijn zus op te treden. De man acht zich de meest geschikte persoon om als tweede mentor op te treden.
4. De vrouw heeft ter terechtzitting gesteld dat het niet haar bedoeling is geweest om de man te passeren bij de indiening van het verzoek. Zij vindt het mentorschap voor haar alleen te zwaar, er is niet tot nauwelijks overleg met de man mogelijk en [naam tweede mentor 1] staat haar waar nodig al enige tijd bij. Om die reden is de keuze van de vrouw het verzoek te doen om [naam tweede mentor 1] als tweede mentor te benoemen een logische keuze.
5. De tweede mentor betreurt de gang van zaken met betrekking tot de indiening van het inleidend verzoek maar naar zijn weten is daarover vooraf met de man gecommuniceerd. Het is in ieder geval nimmer de bedoeling geweest om de man in zoverre te passeren. De tweede mentor betwist dat de man en de vrouw behoorlijk met elkaar kunnen communiceren. Hij heeft de wetenschap dat het contact tussen de man en de vrouw over de betrokkene, met name ten aanzien van de vergoeding van kosten vanuit het bewind die ten behoeve van de betrokkene zijn gemaakt, stroef verloopt. De moeder heeft voorts de wens geuit ondersteund te willen worden in haar werkzaamheden als mentor omdat het mentorschap voor haar alleen te zwaar is en de tweede mentor, die goed met zijn moeder kan communiceren en overleggen, acht zich prima in staat die taak op zich te nemen. De tweede mentor betwist dat hij vanwege zijn jonge leeftijd ongeschikt zou zijn. Hij meent dat zijn leeftijd geen rol speelt. Hij is heel goed in staat om beslissingen aangaande de verzorging en het welbevinden van de betrokkene te nemen en daarbij de (slechte) relatie ondergeschikt te maken aan de belangen van de betrokkene. De tweede mentor verzet zich tegen een benoeming van de man als tweede mentor naast zijn benoeming als bewindvoerder omdat alsdan sprake is van een belangenverstrengeling die niet in het belang van de betrokkene is. Indien het hof meent dat de beschikking niet in stand kan blijven dan verzoekt de tweede mentor een externe mentor te benoemen.
6. Het hof passeert de stelling van de man dat de vrouw niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden in haar verzoek tot benoeming van een tweede mentor omdat het verzoek is ingediend door een stagiaire. Het hof passeert tevens de stelling van de man dat het verzoek niet namens de vrouw is ingediend omdat het op briefpapier van [naam instelling] staat.
7. Zoals ter terechtzitting van het hof reeds is medegedeeld doet de man er vooreerst verstandig aan niet zo zwaar te tillen aan dit formele punt omdat de vrouw in het geval van niet-ontvankelijkheid een nieuw verzoek in kan dienen en niemand belang heeft bij het voeren van meerdere procedures. De omstandigheid dat het verzoek is ingediend op briefpapier en door een medewerkster van de instelling waar de betrokkene verblijft ziet het hof bovendien als gedekt door een door de vrouw gegeven volmacht. Voor het hof is duidelijk dat het verzoek vanuit de vrouw is gekomen en het hof beschouwt het verzoek derhalve ook als namens de vrouw ingediend. Dat het verzoek op briefpapier van [naam instelling] staat doet aan het vorenstaande niet af.
8. De omissie dat de man en de overige gezinsleden niet als belanghebbende zijn aangemerkt en evenmin in de gelegenheid zijn gesteld om zich over het verzoek uit te laten, is in hoger beroep hersteld. In zoverre heeft de man geen belang meer bij deze grief.
9. Hoewel zulks in hoger beroep niet in geschil is hebben de man en de vrouw ter terechtzitting overeenstemming bereikt over de kosten met betrekking tot de betrokkene, in die zin dat de man en de vrouw zijn overeengekomen dat zij beiden een bedrag van € 140,- per maand ter beschikking krijgen om in de volgens hen noodzakelijke kosten van de betrokkene te voorzien.
10. Het hof oordeelt als volgt. Het geschil tussen de man en de vrouw spitst zich met name toe op de vraag of er al dan niet een tweede mentor benoemd moet worden en zo ja, wie. Het hof is van oordeel dat de vrouw de noodzaak van haar verzoek voldoende heeft onderbouwd. De vrouw heeft aangevoerd dat het mentorschap gezien haar leeftijd voor haar alleen te zwaar is, zij met enige regelmaat behoefte heeft aan overleg aangaande de betrokkene en dat het contact met de man moeizaam verloopt. De vrouw heeft een goed contact met de tweede mentor en niet gesteld, noch gebleken is dat de tweede mentor zijn taken als tweede mentor niet goed vervult. Naar het oordeel van het hof is er geen gegronde reden die zich tegen de benoeming van een tweede mentor verzet terwijl de wet ook de mogelijkheid biedt om tot benoeming van een tweede mentor over te gaan. Dat de man het als vader van de betrokkene als zijn plicht voelt om naast zijn taak als bewindvoerder ook de zorg te dragen voor het mentorschap valt op zich te waarderen maar in de praktijk is voldoende gebleken dat het overleg tussen de man en de vrouw moeizaam verloopt. Om die reden acht het hof de benoeming van de man tot tweede mentor niet gewenst. De stelling van de man dat de tweede mentor gezien zijn leeftijd te jong is deelt het hof niet. De tweede mentor is volwassen en is al langere tijd een volwaardig aanspreekpunt voor de vrouw gebleken met betrekking tot het welzijn van de betrokkene. De benoeming van de man tot tweede mentor neemt de communicatieproblemen binnen het gezin niet weg en zou uitsluitend een verschuiving van die problemen met zich brengen, ten nadele van de betrokkene. In hetgeen hiervoor is overwogen ziet het hof gegronde redenen om de benoeming van [naam tweede mentor 2] als tweede mentor te handhaven.
Gezien het feit dat er geen contact is tussen de man en de tweede mentor acht het hof het echter in het onderhavige geval zondermeer redelijk, zoals ook ter terechtzitting is besproken, om het tweede mentorschap in duur te beperken, in die zin dat de duur ervan gelijk wordt gesteld met de duur van het mentorschap van de vrouw. Hiermee wordt het bezwaar van de man ondervangen dat er geen overleg mogelijk is met de tweede mentor indien de taak van de vrouw als eerste mentor onverhoopt zou eindigen. Het hof zal aldus beslissen.
11. Het hof ziet geen reden, zoals door de man is verzocht, om de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep. Zoals gebruikelijk in zaken als de onderhavige zal het hof de kosten van het geding in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.