ECLI:NL:GHDHA:2016:2799

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
26 september 2016
Zaaknummer
22-001596-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van levensgezel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1964 in Suriname, was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn toenmalige vrouw, waarbij hij haar in het gezicht had geslagen. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, maar het hof oordeelde dat het vonnis niet in stand kon blijven.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden die naar voren zijn gebracht tijdens de zittingen. De aangeefster had op 4 augustus 2015 aangifte gedaan van mishandeling door haar man, en getuigen bevestigden dat de verdachte haar in het gezicht had geslagen. Het hof oordeelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de mishandeling, ondanks dat de aangeefster op het laatste moment niet kon verschijnen om haar verklaring te wijzigen.

De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, waarvan € 250,00 voorwaardelijk, en 10 dagen hechtenis bij gebreke van betaling. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit. De uitspraak benadrukt dat mishandeling van een levensgezel onacceptabel is, vooral in situaties waar kinderen betrokken zijn. Het hof heeft de verdachte ook de mogelijkheid gegeven om de geldboete in termijnen te betalen.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-001596-16
Parketnummer: 09-158062-15
Datum uitspraak: 20 september 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 1 april 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1964,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 september 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 augustus 2015 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg zijn levensgezel, [benadeelde partij], heeft mishandeld door in het gezicht te slaan/stompen;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De beoordeling van het hof
Op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen gaat het hof uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 4 augustus 2015 heeft [benadeelde partij] aangifte gedaan van mishandeling door haar man, genaamd [verdachte] (hierna te noemen: de verdachte). Zij heeft verklaard dat zij en haar man die dag in Voorburg in gesprek waren met een maatschappelijk werker. Zij zag dat [verdachte] woest werd en in haar richting liep. [1]
De bij het gesprek aanwezige zoon van aangeefster en de verdachte, genaamd [getuige], is door de politie als getuige gehoord en hij heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte de aangeefster in haar gezicht sloeg. Hij zag dat haar gezicht licht geïrriteerd was door de klap van de verdachte. [2]
Tevens is de maatschappelijk werker, genaamd [getuige 2], door de politie als getuige gehoord en hij heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte met zijn vlakke hand de aangeefster op haar wang sloeg. De getuige hoorde ook een duidelijke klap, klets. [3]
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel waardoor letsel (te weten een geïrriteerd gezicht) is ontstaan.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat hij van de aangeefster telefonisch zou hebben vernomen dat zij haar verklaring op de terechtzitting wilde wijzigen, met dien verstande dat zij voornemens was om te verklaren dat de verdachte haar weliswaar heeft aangeraakt maar dat zij hierdoor geen pijn heeft ondervonden. De aangeefster zou evenwel op het laatste moment zijn verhinderd om ter terechtzitting in hoger beroep te verschijnen. Om die reden heeft de raadsman voorwaardelijk verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de aangeefster te horen.
Zoals uit het hier voren overwogen is gebleken, maakt het hof voor het bewijs van het ten laste gelegde geen gebruik van de verklaring van de aangeefster voor zover die verklaring ziet op de klap en het ondervinden van pijn of letsel door de klap. Het hof acht het om die reden niet noodzakelijk om de zaak aan te houden teneinde de aangeefster te horen. Het voorwaardelijk verzoek van de raadsman wordt afgewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks4 augustus 2015 te Voorburg
, gemeente Leidschendam-Voorburgzijn levensgezel, [benadeelde partij], heeft mishandeld door in het gezicht te slaan
/stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vrouw, door haar in het gezicht te slaan. Aldus handelende heeft de verdachte inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en haar gevoel van geborgenheid. Mishandeling van een levensgezel is niet de manier om eventuele problemen of meningsverschillen op te lossen, zeker niet wanneer er kinderen in het spel zijn.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 augustus 2016, waaruit blijkt dat de verdachte na 1997 niet meer voor strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof heeft tevens acht geslagen op een advies van de Reclassering d.d. 19 februari 2016, waarin door de Reclassering een geheel voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en deelname aan de interventie Leefstijl 24/7 is geadviseerd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geldboete ter hoogte van € 500,00 waarvan € 250 voorwaardelijk, een passende en geboden reactie vormt, gelet ook op de oriëntatiepunten die in de rechtspraak worden gehanteerd. Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte. De verdachte mag het onvoorwaardelijk deel van de geldboete voldoen in 5 maandelijkse termijnen van € 50,00.
Anders dan de reclassering ziet het hof er geen meerwaarde in om bij het voorwaardelijke deel van de geldboete bijzondere voorwaarden te bepalen. Blijkens de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is hij bovendien niet gemotiveerd om deel te nemen aan de bijzondere voorwaarden die door de Reclassering zijn geadviseerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
5 (vijf) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.I. van Delden,
mr. H.C. Plugge en mr. M. Moussault, in bijzijn van de griffier mr. S.D. Riggelink.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 september 2016.
Mr. A.S.I. van Delden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van aangifte van de politie eenheid Den Haag, District Zoetermeer – Leidschendam/Voorburg, nr. PL1500-2015232178-1, d.d. 4 augustus 2015, opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, p. 13-14.
2.Een proces-verbaal van verhoor getuige van de politie eenheid Den Haag, District Zoetermeer – Leidschendam/Voorburg, nr. PL1500-2015232178-2, d.d. 4 augustus 2015, opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, p. 21-23.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige van de politie eenheid Den Haag, District Zoetermeer – Leidschendam/Voorburg, nr. PL1500-2015232178-5, d.d. 4 augustus 2015, opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, p. 15-16.