ECLI:NL:GHDHA:2016:3170

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
24 oktober 2016
Zaaknummer
200.182.103/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bemiddelingskosten en onrechtmatig binnentreden in huurzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Alvast B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Rotterdam, waarin Alvast werd veroordeeld tot betaling van bedragen aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. De zaak betreft de huur van een woning door [geïntimeerde 1] en zijn broer [geïntimeerde 2], waarbij Alvast als bemiddelaar optrad. De kantonrechter oordeelde dat de door [geïntimeerde 2] betaalde vergoeding van € 80,-- per maand aan Alvast onverschuldigd was, omdat deze in strijd was met artikel 7:417 lid 4 BW, dat bemiddelingskosten verbiedt. Alvast stelde in hoger beroep dat deze vergoeding niet alleen betrekking had op bemiddeling, maar ook op extra diensten die zij verleende. Het hof oordeelde echter dat de vergoeding voornamelijk als bemiddelingskosten moest worden aangemerkt, en dat Alvast geen recht had op deze vergoeding. Daarnaast werd Alvast verweten dat medewerkers zonder toestemming de woning van [geïntimeerde 2] waren binnengetreden, wat het hof als onrechtmatig kwalificeerde. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde Alvast niet-ontvankelijk in het hoger beroep van [geïntimeerde 1]. Alvast werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.182.103/01
Zaaknummer rechtbank : 3800066 CV EXPL 15-3908
arrest van 18 oktober 2016
inzake
Alvast B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
advocaat: mr. C.J.M. Stubenrouch te Rotterdam,
tegen

1.[naam],

wonende te Rotterdam,
niet verschenen,

2. [naam],

wonende te Rotterdam,
advocaat: mr. D. Tap te Rotterdam.
Partijen worden hierna genoemd Alvast, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. De twee laatstgenoemden worden tezamen aangeduid als [geïntimeerde].
Het geding
1. Bij exploot van 8 december 2015 is Alvast in hoger beroep gekomen van een door de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Rotterdam, tussen partijen gewezen vonnis van 27 november 2015. Bij memorie van grieven heeft Alvast vier grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met één productie heeft [geïntimeerde 2] de grieven bestreden. Tegen [geïntimeerde 1] is verstek verleend. Vervolgens hebben Alvast en [geïntimeerde 2] de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
2. Het gaat in deze zaak, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, om het volgende:
2.1
[geïntimeerde 1] huurde vanaf 28 november 2012 van Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) een zelfstandige woonruimte aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). Het betrof tijdelijke huur (in afwachting van sloop), waarvoor een vergunning was verleend als bedoeld in artikel 15 van de Leegstandwet.
2.2
[geïntimeerde 1] heeft deze woning gevonden via de website van Alvast. Volgens de website diende hij contact op te nemen met Alvast om voor de woning in aanmerking te komen. Daarop heeft [geïntimeerde 1] een afspraak gemaakt met Alvast om de woning te bezichtigen, waarna [geïntimeerde 1] heeft aangegeven de woning te willen huren.
2.3
Alvast heeft vervolgens twee overeenkomsten aan [geïntimeerde 1] voorgelegd ter ondertekening: een huurovereenkomst met Woonstad en een overeenkomst getiteld “overeenkomst tot bemiddeling en dienstverlening” met Alvast. Beide overeenkomsten zijn door partijen getekend.
2.4
[geïntimeerde 2], de broer van [geïntimeerde 1], heeft deze zelfde woning daaropvolgend van Woonstad gehuurd, vanaf 18 augustus 2014. Ook hij heeft twee overeenkomsten getekend: een huurovereenkomst met Woonstad en een overeenkomst getiteld “overeenkomst tot bemiddeling en dienstverlening” met Alvast.
2.5
De huurovereenkomst die [geïntimeerde 2] in augustus 2014 heeft getekend is gesloten tussen hem als huurder enerzijds en Woonstad als verhuurder anderzijds. Alvast is hierbij opgetreden als schriftelijk gevolmachtigde van Woonstad en Alvast heeft in die hoedanigheid de huurovereenkomst namens Woonstad ondertekend.
2.6
De huurprijs bedroeg volgens deze huurovereenkomst € 216,82 per maand en de servicekosten kwamen op € 27,62 per maand (ten behoeve van een glasverzekering, elektra algemeen, schoonmaak algemene ruimten en buurthuismeester). Artikel 9.1 van de huurovereenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Ondanks het feit dat het gehuurde op korte termijn zal worden gesloopt, zal verhuurder normaal onderhoud plegen aan het gehuurde. Daarbij worden wel reparaties en noodzakelijke vervangingen gedaan, maar vindt geen vernieuwend onderhoud plaats.”
2.7
De overeenkomst die [geïntimeerde 2] hiernaast in augustus 2014 met Alvast heeft gesloten luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
Overeenkomst tot bemiddeling en dienstverlening
De ondergetekenden

1.(…) [geïntimeerde 2] (…) hierna te noemen “de Kandidaat”,

2. Alvast BV (…);

in aanmerking nemende:
de Kandidaat wenst, in afwachting van verkoop/verhuur/renovatie/sloop of andere ontwikkelingen, een tijdelijk leegstaand pand in bruikleen danwel in tijdelijke huur op basis van de leegstandswet te verkrijgen (…) om daar tijdelijk verblijf te houden (te wonen);
Alvast BV wenst de Kandidaat behulpzaam te zijn bij het vinden van een bruikleengever danwel verhuurder zoals hiervoor bedoeld;
(…)
Alvast BV heeft slechts recht op een vergoeding van de Kandidaat, indien de Kandidaat daadwerkelijk een bruikleenovereenkomst dan wel tijdelijk huurcontract op basis van de leegstandswet zoals hiervoor bedoeld is aangegaan;
er bestaat uit de aard der zaak geen zekerheid vooraf te geven over de duur van een eventueel af te sluiten bruikleenovereenkomst danwel tijdelijke huurovereenkomst, derhalve wordt het meest redelijk geacht om voormelde vergoeding van de kandidaten te verlangen in evenredigheid tot de werkelijke duur van de af te sluiten bruikleenovereenkomst danwel tijdelijke huurovereenkomst, en wel periodiek;
komen overeen:
Vinden bruikleengever / verhuurder
Artikel 1
Alvast BV zal trachten een bruikleengever te vinden die bereid is om een tijdelijk leegstaand pand voor (on)bepaalde tijd om niet, in al dan niet gedeelde bruikleen danwel tijdelijke verhuur te geven aan de Kandidaat, om daarin tijdelijk verblijf te houden (te wonen).
Voorzieningen
Artikel 2
Alvast BV zal zo nodig en zo mogelijk het pand enigszins geschikt maken voor het beoogde gebruik (bewoning).
(…)
Vergoeding
Artikel 4
(…)
2. Indien de Kandidaat daadwerkelijk een tijdelijke huurovereenkomst als bedoeld in artikel 1 afsluit, zal de Kandidaat aan Alvast BV voor de tijd dat die bruikleenovereenkomst duurt een maandelijkse vergoeding voldoen van € 80,-- (…).
(…)
Opzegging
Artikel 7
Deze overeenkomst loopt voor onbepaalde tijd doch kan te allen tijde, zonder opgaaf van redenen, met onmiddellijke ingang worden opgezegd door Alvast BV of de Kandidaat, echter onverminderd de door de Kandidaat aan Alvast BV verschuldigde vergoeding(en) uit hoofde van alsdan afgesloten bruikleenovereenkomsten danwel tijdelijke huurovereenkomsten, ook voor zover deze vergoedingen na de opzegging verschuldigd worden.”
2.8
[geïntimeerde 2] heeft daarnaast een schriftelijk stuk getiteld ‘Bewonersinformatie tijdelijke verhuur’ (hierna: de Bewonersinformatie) voor akkoord ondertekend. Deze bewonersinformatie vermeldt onder meer het volgende:
BEWONERSINFORMATIE TIJDELIJKE VERHUUR
(…)
1. Tijdelijke huurders
Om in aanmerking te komen voor een tijdelijke woonruimte dien je student of starter te zijn (…) en wordt er ook van je verlangd dat je een flexibele en verantwoordelijke instelling hebt. De wijze waarop de panden worden bewoond is immers bepalend voor de tevredenheid van onze klanten en indirect dus ook voor de mogelijkheden om je door te kunnen plaatsen naar een nieuw pand, als het door jou bewoonde pand wordt opgezegd. Voor vragen of klachten die te maken hebben met het tijdelijk wonen, dien je contact op te nemen met Alvast, in geen enkel geval met de eigenaar, tenzij vooraf anders afgesproken. Wij zorgen ervoor dat terechte klachten worden opgelost.
INSCHRIJVING, BEWONING EN OPLEVERING
Tijdelijke huurovereenkomst
Op het moment dat wij een geschikte ruimte voor je gevonden hebben, nemen wij contact met je op. Je wordt uitgenodigd op het kantoor van Alvast (…)
(…)
Na een wederzijds positief gesprek, kun je een “tijdelijke huurovereenkomst” ondertekenen voor de woningruimte(s) die je gaat bewonen. (…)
(…)
Representativiteit
Alvast Beheer verlangt van haar tijdelijke bewoners netjes en verantwoordelijk om te gaan met de woning, erf en omgeving. (…)
(….)
Huisregels
(…)
Doorplaatsing
Wanneer je wordt opgezegd kun je aangeven of je interesse hebt in een eventuele doorplaatsing. Wij zullen daar altijd rekening mee houden indien we tevreden zijn over jou als bewoner.Helaas kunnen we nooit garanderen dat doorplaatsing mogelijk is.Dit heeft o.a. te maken met het beschikbare woningaanbod op dat moment. (…)
Oplevering
De woonruimte dient volgens afspraak leeg en schoon opgeleverd te worden. Onze pandbeheerders geven tijdig aan op welke wijze dit dient te gebeuren. (…)
Na goedkeuring van de oplevering kan je de sleutel(s) inleveren bij een Alvast medewerker of op het kantoor van Alvast.
(…)
Klachten over bewoners
Indien er door omwonenden of via de eigenaar klachten binnenkomen over jou, dan ontvang je een officiële waarschuwing van Alvast. Herhaling van klachten kan leiden tot huuropzegging.
Storing & Klachten melden
Indien er sprake is van een technische storing, schade of ander ongemak, dan kan dit doorgeven via de website van Alvast (…).
Wij trachten binnen 7 dagen de storing te verhelpen of wij zullen je verder informeren over de voortgang van de afhandeling. Uitsluitend in geval van ernstige calamiteiten (dus niet bij verlies van een sleutel) kun je gebruik maken van ons alarmnummer (…). Je wordt dan direct doorverbonden met een medewerker van Alvast. Storingen en schades zullen verholpen worden, mits het om de noodzakelijke voorzieningen gaat om normaal te kunnen wonen (Winddichtheid, warm water, verwarming, lekkage etc).”
Onderaan de Bewonersinformatie staat “
Sleuteltoestemming JA/NEE”. ‘NEE” is doorgestreept en daaronder heeft [geïntimeerde 2] zijn handtekening geplaatst.
3. In eerste aanleg vorderde [geïntimeerde] na wijziging van eis, zakelijk weergegeven, veroordeling van Alvast tot betaling van:
( a) een bedrag van € 2.080,--, te vermeerderen met € 80,-- per maand vanaf 1 januari 2015 tot aan de dag dat komt vast te staan dat de betalingsplicht is geëindigd, te vermeerderen met wettelijke rente;
( b) schadevergoeding van € 5.832,56 met wettelijke rente.
[geïntimeerde] heeft aan de vordering (a) ten grondslag gelegd dat de aan Alvast betaalde vergoeding van € 80,-- per maand onverschuldigd is betaald omdat dit bemiddelingskosten betreft die in strijd met het bepaalde in artikel 7:417 lid 4 BW in rekening zijn gebracht. Aan vordering (b) heeft [geïntimeerde] ten grondslag gelegd dat medewerkers van Alvast zonder toestemming de woning zijn binnengetreden en daarnaast spullen van [geïntimeerde] uit de woning hebben meegenomen. De schade bestaat voor € 5.000,-- aan smartengeld en € 832,56 voor de verdwenen spullen.
4. Bij akte van 29 oktober 2015 heeft [geïntimeerde] nader gesteld dat [geïntimeerde 2] per 26 juli 2015 de woning heeft verlaten en tot en met maart 2015 het maandelijks bedrag van
€ 80,- aan Alvast heeft betaald. Vordering (a) bedraagt volgens [geïntimeerde] derhalve in totaal € 2.240,--, waarvan een bedrag van € 1.200,-- ziet op een vordering van [geïntimeerde 1] en een bedrag van € 1.040,-- op [geïntimeerde 2]. Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding, vordering sub (b), staat vast dat het gestelde onrechtmatige binnentreden heeft plaatsgevonden in september 2014, en dus in de periode dat [geïntimeerde 2] de woning huurde.
5. De kantonrechter heeft de door [geïntimeerde] nader uitgesplitste vorderingen tot uitgangspunt genomen en tevens overwogen dat de vordering terzake van de schadevergoeding, gelet op het tijdstip waarop het gestelde onrechtmatige binnentreden van de woning heeft plaatsgevonden, moet worden aangemerkt als een vordering van [geïntimeerde 2]. Dit betekent dat de vorderingen waarop de kantonrechter heeft beslist als volgt luiden: [geïntimeerde 1] vordert van Alvast een bedrag van € 1.200,-- uit hoofde van vordering (a), en [geïntimeerde 2] vordert van Alvast een bedrag van totaal € 6.872,56, bestaande uit € 1.040,-- uit hoofde van vordering (a) en € 5.832,56 uit hoofde van vordering (b).
6. De kantonrechter heeft Alvast veroordeeld om uit hoofde van vordering (a) aan [geïntimeerde 1] te betalen een bedrag van € 1.200,-- en aan [geïntimeerde 2] een bedrag van
€ 1.040,--. De kantonrechter heeft hiertoe het volgende overwogen. De aan Alvast betaalde bedragen van € 80,-- per maand moeten worden aangemerkt als een vergoeding voor het bemiddelen bij het zoeken naar zelfstandige woonruimte. Alvast heeft in dit geval bemiddeld tussen [geïntimeerde] en verhuurder Woonstad. Alvast heeft niet weersproken dat de woning alleen via haar website kon worden gehuurd en dat het niet mogelijk was om Woonstad rechtstreeks te benaderen voor deze woonruimte. Mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 16 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3099) moet worden geconcludeerd dat het hier gaat om bemiddelingskosten waarop artikel 7:417 lid 4 BW van toepassing is, zodat [geïntimeerde] geen bemiddelingskosten aan Alvast verschuldigd is. Ten aanzien van vordering (b) heeft de kantonrechter aan [geïntimeerde 2] een bedrag van € 100,-- toegekend aan immateriële schadevergoeding in verband met het onrechtmatig binnentreden van de woning. De vordering van [geïntimeerde 2] inzake de weggenomen spullen is geheel afgewezen.
7. Alvast heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld. Zij vordert dat het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigt en de vorderingen alsnog afwijst.
Ten aanzien van [geïntimeerde 1]
8. Artikel 332 Rv bepaalt, voor zover hier relevant, dat partijen van een in eerste aanleg gewezen vonnis in hoger beroep kunnen komen, tenzij de vordering waarover de rechter in eerste aanleg had te beslissen niet meer beloopt dan € 1750,--, waarbij de tot aan de dag van dagvaarding in eerste aanleg verschenen rente bij de vordering is inbegrepen.
9. Het hof stelt vast dat de vordering waarover de kantonrechter diende te beslissen ten aanzien van [geïntimeerde 1] € 1.200,-- in hoofdsom bedroeg en dat, ook indien rekening wordt gehouden met de gevorderde wettelijke rente, het door [geïntimeerde 1] gevorderde niet boven de appelgrens uitkomt. Dit betekent dat Alvast, voor zover haar hoger beroep is gericht tegen de beslissing ten aanzien van de vordering van [geïntimeerde 1], niet ontvankelijk moet worden verklaard.
10. [geïntimeerde 1] is in hoger beroep niet verschenen, zodat zijn proceskosten nihil zijn. Een veroordeling van Alvast in de proceskosten is dan ook niet aan de orde.
Ten aanzien van [geïntimeerde 2]
Grieven I t/m III: de aan Alvast betaalde vergoeding van € 80,- per maand
11. Met de grieven I t/m III komt Alvast op tegen het oordeel dat de door [geïntimeerde 2] betaalde vergoeding van € 80,-- per maand betrekking heeft op loon terzake van de bemiddeling bij de totstandkoming van de huurovereenkomst tussen [geïntimeerde 2] en Woonstad en dat het in rekening brengen van deze vergoeding in strijd is met artikel 7:417 lid 4 BW. Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.
12. Uit de toelichting bij de grieven blijkt dat Alvast op zich niet betwist dat zij heeft bemiddeld bij de totstandkoming van de huurovereenkomst tussen [geïntimeerde 2] en Woonstad. Haar bezwaar richt zich op een ander punt: Alvast betwist dat de vergoeding van € 80,-- per maand die zij aan [geïntimeerde 2] in rekening heeft gebracht loon is voor deze bemiddeling. Zij betoogt dat dit een vergoeding is voor andere (extra) diensten die Alvast aan [geïntimeerde 2] heeft geleverd. Alvast voert in dit verband aan dat zij een bedrijf is dat zich (onder meer) bezig houdt met het leegstandbeheer van onroerend goed. Zij zoekt naar leegstaande woningen die zij vervolgens bewoonbaar maakt voor tijdelijke bewoning in de zin van de Leegstandwet voor kandidaat bewoners die zich bij Alvast kunnen inschrijven. De woning waar het in de onderhavige zaak om gaat maakte deel uit van een project van Woonstad. Alvast kreeg dat project in beheer nadat met Woonstad duidelijke afspraken waren gemaakt over de controles, zorg voor de omgeving, de bewoonbaarheid van de panden en klein technisch onderhoud. Nadat een intakegesprek met [geïntimeerde 2] had plaatsgevonden, is een huurovereenkomst tussen hem en Woonstad voor de woning tot stand gekomen. Daarnaast heeft Alvast met [geïntimeerde 2] een aparte overeenkomst gesloten die ziet op het verlenen van enige (extra) diensten gedurende de duur van de huurovereenkomst. De door [geïntimeerde 2] betaalde vergoeding van € 80,-- per maand heeft betrekking op die extra diensten, die bestaan uit het volgende:
1. het plaatsen van noodzakelijke voorzieningen om een pand bewoonbaar te maken zoals kachels, douche en keuken indien niet aanwezig;
2. het uitvoeren van bewakingsrondes;
3. het uitvoeren van pandcontroles waarbij gelet wordt op een nette leefomgeving;
4. het uitvoeren van klein technisch onderhoud;
5. het hebben van een alarmlijn die gebeld kan worden in geval van nood;
6. het uitvoeren van onderhoud aan de kachels;
7. het beheren van sleutels (indien daarom verzocht wordt door de huurder) die Alvast tijdens kantooruren kan afgeven bij verlies;
8. het bemiddelen bij conflicten tussen bewoners onderling (zorgen voor een veilige woonomgeving);
9. het verzamelen en doorgeven aan de bewoner van informatie met betrekking tot de verdere ontwikkeling en uiteindelijke opzegging van het tijdelijke huurcontract;
10. het gedurende de periode van bewoning zoeken naar vervangende tijdelijke woonruimte.
Deze door Alvast te verrichten diensten betreffen geen bemiddeling bij het tot stand komen van een huurovereenkomst tussen de verhuurder en de bewoner. Het gaat ook niet om diensten die de verhuurder diende te verrichten: het zijn extra diensten die daar buiten vallen. Gelet op het voorgaande is de vergoeding van € 80,-- per maand niet ten onrechte in rekening gebracht, aldus nog steeds Alvast.
13. Het hof stelt vast dat de werkwijze van Alvast erop neer komt dat het voor kandidaat bewoners, zoals [geïntimeerde 2], niet mogelijk is om een huurovereenkomst met een door een verhuurder aan Alvast in beheer gegeven woning rechtstreeks en zonder tussenkomst van Alvast af te sluiten. Daardoor hebben kandidaat bewoners praktisch geen andere mogelijkheid dan de bemiddeling van Alvast te accepteren bij de totstandkoming van een huurovereenkomst met betrekking tot deze woningen. Op de door Alvast ten behoeve van kandidaat bewoner [geïntimeerde 2] verrichte bemiddelingswerkzaamheden is daarmee ingevolge artikel 7:427, artikel 7:417 lid 4 BW van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat als de door [geïntimeerde 2] aan Alvast betaalde maandelijkse vergoeding van € 80,-- moet worden aangemerkt als loon voor bemiddeling bij de totstandkoming van de huurovereenkomst, [geïntimeerde 2] deze als consument-huurder niet aan Alvast was verschuldigd. Daarbij doet niet terzake of Alvast van de verhuurder al dan niet een vergoeding heeft ontvangen voor de bemiddeling. (Zie ook het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad van 16 oktober 2015). Het hof overweegt dat ook het zoeken naar - of zoals Alvast het ook wel noemt: het vinden van - een woning voor een kandidaat bewoner, gelet op de werkwijze van Alvast, valt onder de bemiddeling bij het tot stand brengen van een huurovereenkomst.
14. Bij de beoordeling of de door Alvast aangevoerde grieven slagen, komt het erop aan wat tussen Alvast en [geïntimeerde 2] is overeengekomen: (i) dat Alvast voor de vergoeding van € 80,-- per maand ‘extra diensten’ voor [geïntimeerde 2] zou verrichten (zoals Alvast betoogt) of (ii) dat de maandelijkse vergoeding van € 80,-- een tegenprestatie is voor de bemiddeling door Alvast bij het tot stand brengen van de huurovereenkomst tussen [geïntimeerde 2] en verhuurder Woonstad (zoals [geïntimeerde 2] betoogt).
15. Het hof stelt vast dat de vergoeding van € 80,-- per maand is bedongen in de tussen Alvast en [geïntimeerde 2] gesloten ‘
overeenkomst tot bemiddeling en dienstverlening’(hierna: de overeenkomst). Uit de considerans van die overeenkomst in combinatie met de artikelen 1 en 4 (zie 2.7) volgt naar het oordeel van het hof dat de maandelijkse vergoeding die tijdens de looptijd van een af te sluiten (tijdelijke) huurovereenkomst verschuldigd is, een vergoeding is voor ‘het vinden’ van die verhuurder. Dat de door de bewoner te betalen vergoeding maandelijks moet worden afgedragen zolang de door hem aangegane huurovereenkomst duurt, en dat daarmee de totaal te betalen vergoeding hoger is naarmate de duur van de huurovereenkomst langer is, betekent niet dat deze vergoeding niet bedoeld kan zijn voor ‘het vinden’ van de bewuste verhuurder. Zoals in de considerans van de overeenkomst expliciet is vermeld, acht Alvast deze constructie het meest redelijk, nu bij het type woningen dat Alvast voor kandidaat bewoners beoogt te vinden (tijdelijk leegstaande panden, die op basis van de Leegstandwet worden verhuurd of in gebruik gegeven) vooraf geen zekerheid kan worden gegeven over de duur van een afgesloten huurovereenkomst.
16. Artikel 2 van de overeenkomst bepaalt dat Alvast (zo nodig en zo mogelijk) het pand enigszins geschikt zal maken voor bewoning (dienst 1). Voor zover Alvast heeft gesteld dat de door [geïntimeerde 2] betaalde maandelijkse vergoeding mede daarvoor is bedoeld, geldt dat - als dat al zo zou zijn - uit de overeenkomst niet blijkt, en ook anderszins niet is gebleken, welk deel van de vergoeding is bedoeld voor het vinden van de bewuste woonruimte en welk deel voor het bewoonbaar maken ervan (indien dat al nodig was). De tekst van de overeenkomst (inclusief considerans) duidt er naar het oordeel van het hof op dat de vergoeding die maandelijks moet worden betaald gedurende de looptijd van de gesloten bruikleen- of huurovereenkomst op zijn minst voornamelijk moet worden begrepen als een vergoeding voor het vinden van de betrokken woonruimte. Daarbij komt dat het geschikt maken van een pand voor bewoning een verplichting is die op de weg van de verhuurder ligt (volgens de huurovereenkomst wordt de gehuurde ruimte immers als woonruimte verhuurd) zodat een vergoeding voor het geschikt maken reeds geacht wordt in de huurprijs te zijn inbegrepen.
17. Ten aanzien van de stelling van Alvast dat de door [geïntimeerde 2] betaalde vergoeding een tegenprestatie is voor de bij r.o. 12 genoemde diensten 2 t/m 9 oordeelt het hof dat nergens uit blijkt dat zij dat met [geïntimeerde 2] is overeengekomen. Uit de overeenkomst, waarin de vergoeding van € 80,-- per maand is bedongen, wordt nergens gerept over het verrichten van deze diensten door Alvast ten behoeve van [geïntimeerde 2]. Alvast heeft in dit verband ook verwezen naar de door [geïntimeerde 2] ondertekende Bewonersinformatie (zie 2.8), maar ook daaruit blijkt niet dat tussen [geïntimeerde 2] en Alvast is overeengekomen dat Alvast deze diensten ten behoeve van hem zal verrichten en dat de in de overeenkomst bedongen vergoeding (ook) daarop ziet.
18. Alvast heeft verder betoogd dat de tijdens de looptijd van de huurovereenkomst aan Alvast betaalde maandelijkse vergoeding van € 80,-- niet alleen betrekking had op het vinden van de woonruimte die [geïntimeerde 2] op dat moment bewoonde, maar ook op het zoeken naar vervangende tijdelijke woonruimte voor het geval [geïntimeerde 2] de woning zou moeten verlaten (dienst 10). Het hof is van oordeel dat nergens uit blijkt (ook niet uit de Bewonersinformatie) dat tussen partijen is overeengekomen dat [geïntimeerde 2] de maandelijkse vergoeding daarvoor diende te betalen. Daarbij komt dat deze constructie moeilijk valt te rijmen met de omstandigheid dat het onzeker is of opnieuw een tijdelijke huur- danwel bruikleenovereenkomst via Alvast tot stand zal komen. Bovendien geldt dat als wel een eventuele nieuwe woonruimte door middel van een huurovereenkomst aan [geïntimeerde 2] via Alvast ter beschikking zou worden gesteld, in dat geval ook hiervoor geldt dat sprake is van bemiddeling bij de totstandkoming van een huurovereenkomst, en Alvast mag daar ingevolge artikel 7:417 lid 4 geen vergoeding voor vragen.
19. Alvast heeft ook nog verwezen naar artikel 7 van de overeenkomst (zie 2.8) waarin is bepaald dat deze overeenkomst met Alvast te allen tijde kan worden opgezegd, terwijl de huurovereenkomst in dat geval in stand blijft (tenzij ook die rechtsgeldig wordt beëindigd). Het hof begrijpt dat Alvast dit aanvoert ter onderbouwing van haar stelling dat zij voor de door [geïntimeerde 2] betaalde vergoeding van € 80,-- per maand extra diensten verleent gedurende de looptijd van de huurovereenkomst, welke dienstverlening op ieder moment door [geïntimeerde 2] kan worden stopgezet. Hiermee komt volgens Alvast dan ook de aan haar te betalen maandelijkse vergoeding te vervallen. Het hof overweegt hierover dat de tekst van artikel 7 bepaalt dat de overeenkomst met Alvast kan worden opgezegd
“onverminderd de door de Kandidaat aan Alvast BV verschuldigde vergoeding(en) uit hoofde van alsdan afgesloten (…) huurovereenkomsten, ook voor zover deze vergoedingen na de opzegging verschuldigd worden”. Met [geïntimeerde 2] is het hof van oordeel dat hieruit niet blijkt dat na opzegging de aan Alvast te betalen vergoeding van € 80,-- komt te vervallen. Deze bepaling lijkt er veeleer op te duiden dat deze vergoeding ook na opzegging verschuldigd blijft zolang de op dat moment afgesloten huurovereenkomst nog doorloopt. Het argument van Alvast snijdt dan ook geen hout.
20. Het voorgaande betekent dat de grieven I tot en met III falen en dat het vonnis voor wat betreft de toewijzing van vordering a. zal worden bekrachtigd.
Grief IV: binnentreden woning
21. Met grief IV komt Alvast op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het binnentreden van de woning door medewerkers van Alvast buiten medeweten van [geïntimeerde 2], met gebruikmaking van een sleutel die Alvast van de woning had, als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Alvast voert aan dat [geïntimeerde 2], door op de laatste pagina van de Bewonersinformatie bij “sleuteltoestemming” het vakje “ja” in te vullen, Alvast toestemming heeft gegeven om de woning tijdens de looptijd van de huurovereenkomst zonder medeweten van [geïntimeerde 2] binnen te gaan.
22. Het hof overweegt dat uit het enkele woord ‘sleuteltoestemming’ niet valt af te leiden dat hiermee wordt bedoeld dat Alvast buiten medeweten en zonder nadere toestemming van de bewoner de woning zou mogen betreden. Gesteld noch gebleken is bovendien dat dit bij het invullen van “JA” voor [geïntimeerde 2] wel duidelijk was of had moeten zijn. Dit geldt des te sterker, aangezien het ook niet voor de hand ligt dat een bewoner ongeclausuleerd toestemming daartoe wil geven. Gelet daarop heeft de kantonrechter terecht geoordeeld dat het binnentreden van de woning door medewerkers van Alvast in september 2014 als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd. Dat deze medewerkers de woning zijn binnengetreden om daar werkzaamheden te verrichten (kachel plaatsen, plank zetten voor een kapotte ruit, vlotter vervangen) maakt dat niet anders. Nu tegen de toewijzing van immateriële schadevergoeding voor een bedrag van € 100,-- niet op andere punten is gegriefd, leidt het voorgaande ertoe dat het vonnis ook op dit punt zal worden bekrachtigd.
Slotoverwegingen
23. Het hof verwerpt het door Alvast in hoger beroep gedane bewijsaanbod, nu het niet is toegesneden op stellingen die tot een ander oordeel kunnen leiden.
24. Het voorgaande betekent dat het hof het vonnis ten aanzien van [geïntimeerde 2] zal bekrachtigen.
25. Alvast zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
ten aanzien van [geïntimeerde 1]
- verklaart Alvast niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
ten aanzien van [geïntimeerde 2]
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Rotterdam, van 27 november 2015;
- veroordeelt Alvast in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde 2] begroot op € 311,-- aan griffierecht en € 632,-- (1 punt x tarief I) aan salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan - de Sonnaville, M.P.J. Ruijpers en H.J.M. Burg, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2016 in aanwezigheid van de griffier.