ECLI:NL:GHDHA:2016:3945

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
30 december 2016
Zaaknummer
200.185.151/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijk recht op partneralimentatie na verhuizing naar het Verenigd Koninkrijk

In deze zaak gaat het om de uitkering van levensonderhoud, oftewel partneralimentatie, na de echtscheiding van partijen. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin de behoefte van de vrouw aan partneralimentatie is vastgesteld op € 5.000,- netto per maand. De vrouw heeft incidenteel appel ingesteld en verzoekt de behoefte vast te stellen op € 6.552,86 netto per maand. De man verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar incidentele verzoek. Het hof heeft de zaak op 21 oktober 2016 mondeling behandeld, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren.

De echtscheiding is op 19 mei 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het hof overweegt dat partijen, die beiden de Britse nationaliteit hebben, ten tijde van de bestreden beschikking in Nederland woonden, maar inmiddels in het Verenigd Koninkrijk verblijven. Het hof dient te bepalen welk recht van toepassing is op de partneralimentatie. De man stelt dat het Nederlandse recht van toepassing is, terwijl de vrouw aanvoert dat het Engelse recht van toepassing is, gezien haar verhuizing naar Engeland.

Het hof concludeert dat het Nederlandse recht van toepassing is op de periode van 19 mei 2016 tot 1 september 2016, en dat met ingang van 1 september 2016 het Engelse recht van toepassing is op de onderhoudsbijdrage. De beslissing houdt in dat de man met ingang van de inschrijving van de echtscheiding aan de vrouw een bijdrage in de kosten van levensonderhoud dient te betalen, en dat de vrouw aan de man moet terugbetalen wat zij te veel heeft ontvangen. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen over de uitkering tot levensonderhoud.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 16 november 2016
Zaaknummer : 200.185.151/01
Rekestnummers rechtbank : FA RK 15-707 en FA RK 15-05899
Zaaknummers rechtbank : C/09/482003 en C/09/493443
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. S.C. Meijler te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. S.L.A. Verburgt te 's-Gravenhage.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 5 februari 2016 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 1 december 2015 van de rechtbank Den Haag, hierna: de bestreden beschikking.
De vrouw heeft op 5 april 2016 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 19 mei 2016 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 19 juli 2016 een aanvullend verzoekschrift ingediend.
De vrouw heeft op 24 augustus 2016 een aanvullend verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 10 oktober 2016 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 14 oktober 2016 een faxbrief gedateerd 10 oktober 2016 met als bijlage een V-formulier van 14 oktober 2016 met bijlage;
- op 19 oktober 2016 een faxbrief van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van eveneens diezelfde datum;
van de zijde van de vrouw:
  • op 10 oktober 2016 een faxbericht van diezelfde datum zonder bijlagen, op 11 oktober ingekomen bij V-formulier van 10 oktober 2016 met bijlagen;
  • op 19 oktober 2016 een V-formulier van diezelfde datum met bijlage.
De zaak is op 21 oktober 2016 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat en door [naam] , tolk in de Engelse taal;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en door [naam] , tolk in de Engelse taal.
Beide tolken hebben ter terechtzitting de belofte afgelegd.
De advocaat van de vrouw heeft ter zitting pleitnotities overgelegd. De advocaat van de man heeft haar pleitnotities niet overgelegd, maar mondeling samengevat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is - voor zover hier van belang en uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 9.435,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
De echtscheidingsbeschikking is op 19 mei 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw, hierna ook: partneralimentatie.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen,
het hof begrijpt: voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en te bepalen dat:
  • de man met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheiding aan de vrouw een bijdrage in de kosten van levensonderhoud dient te betalen ad € 2.500,- per maand dan wel een bedrag te bepalen dat het hof juist acht;
  • te bepalen dat de vrouw aan de man moet terugbetalen al hetgeen zij vanaf 1 januari 2015 ontvangen heeft in de vorm van partneralimentatie voor zover dit een bedrag van € 4.000,- bruto per maand te boven gaat dan wel te veel van de man heeft ontvangen tot het moment dat een in kracht van gewijsde gegane beschikking van het hof anders heeft bepaald.
3. De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in principaal appel:
  • het appel af te wijzen, en voor zover nodig met verbetering van gronden de bestreden beschikking te bekrachtigen;
  • het door de man gedane verzoek tot terugbetaling van de door de vrouw te veel ontvangen alimentatie, voor zover al aan de orde, af te wijzen;
in incidenteel appel:
- de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover daarin de behoefte van de vrouw is bepaald op € 5.000,- netto per maand en opnieuw rechtdoende alsnog de behoefte van de vrouw vast te stellen op een bedrag van € 6.552,86 netto per maand.
4. De man verzet zich daartegen en verzoekt de vrouw in haar incidenteel verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar dat verzoek te ontzeggen.
5. De man verzoekt in aanvullend hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen,
het hof begrijpt: voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en:
  • te bepalen dat de man met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheiding aan de vrouw geen bijdrage meer verschuldigd is voor de kosten van haar levensonderhoud althans deze bijdrage op nihil te stellen;
  • te bepalen dat de vrouw aan de man moet terugbetalen al hetgeen zij met ingang van 1 juli 2016 van de man in het kader van partneralimentatie heeft ontvangen boven het bedrag dat het hof in goede justitie zal bepalen in zijn beschikking voor zover die beschikking afwijkt van de bestreden beschikking.
6. De vrouw bestrijdt het aanvullend beroep en verzoekt de grieven in het aanvullend appel van de man te verwerpen, met handhaving van haar in incidenteel appel gedane verzoek en voor zover nodig met verbetering van gronden de bestreden beschikking te bekrachtigen ten aanzien van het overige.

Toepasselijk recht

7. Partijen hebben beiden de Britse nationaliteit. Ten tijde van de bestreden beschikking woonden zij beiden in Nederland. Inmiddels zijn zowel de man als de vrouw, tezamen met de drie kinderen van partijen die bij haar verblijven, woonachtig in het Verenigd Koninkrijk.
8. Het hof dient zich derhalve eerst uit te laten over de vraag wat het toepasselijke recht is op het verzoek tot toekenning van partneralimentatie. Het hof heeft partijen op 14 oktober 2016 verzocht zich hierover nader uit te laten, hetgeen partijen bij hun respectievelijk schrijven van 19 oktober 2016 hebben gedaan.
9. Ter terechtzitting hebben partijen het hof verzocht zich in een tussenbeschikking uit te laten over de vraag naar welk recht het verzoek tot toekenning van de partneralimentatie moet worden beoordeeld na de verhuizing van de vrouw en de kinderen naar het Verenigd Koninkrijk per 1 september 2016. Afgesproken is dat het hof vervolgens bij nadere beschikking - waarbij gestreefd wordt naar de uitspraakdatum 7 december 2016 - met inachtneming van het hierna onder 16 overwogene - over het beroep en verweer inzake de door de rechtbank vastgestelde partneralimentatie zal beslissen.
10. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 2 van het Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 23 november 2007 (hierna: het Protocol), heeft het Protocol universele werking, zodat de Nederlandse rechter dit moet toepassen ook indien er sprake is van een niet-verdragsluitende Staat zoals het Verenigd Koninkrijk.
11. In artikel 3 van het Protocol wordt de hoofdregel inzake het toepasselijk recht gegeven. Toepasselijk is het recht van de staat waar de onderhoudsgerechtigde zijn gewone verblijfplaats heeft. Indien de gewone verblijfplaats van de onderhoudsgerechtigde wijzigt, is het recht van de staat waar de onderhoudsgerechtigde zijn nieuwe gewone verblijfplaats heeft, van toepassing. Tussen partijen is niet in geschil dat de gewone verblijfplaats van de vrouw per 1 september 2016 is gewijzigd. Zij heeft sinds die datum haar gewone verblijfplaats in Engeland. Dat zou betekenen dat de Nederlandse rechter over de periode vanaf 1 september 2016 het Engelse recht zou moeten toepassen.
12. De man beroept zich echter op de exceptie van artikel 5 van het Protocol. In zijn visie is het Nederlandse recht van toepassing omdat de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van partijen, te weten Voorburg, nauwer verbonden is met hun huwelijk dan het recht van de huidige gewone verblijfplaats van de vrouw. Hij voert daartoe het volgende aan:
- partijen hebben tijdens hun gehele huwelijk in Nederland gewoond en de drie minderjarige kinderen van partijen zijn allen in Nederland geboren;
- gedurende hun huwelijk hebben partijen nimmer in een ander land dan Nederland gewoond;
- het inkomen tijdens het huwelijk is altijd uitsluitend ontvangen en betaald in Nederland;
- het uitgavenpatroon gedurende het huwelijk is gebaseerd op het leven in Nederland daar partijen altijd in Nederland hebben gewoond;
- tijdens het huwelijk zijn partijen maar sporadisch naar Engeland gegaan voor een huwelijk of andere familieaangelegenheid;
- partijen hadden gedurende hun huwelijk een koophuis te Voorburg en Nederlandse bankrekeningen;
- de kinderen spreken goed Nederlands, evenals de man en de vrouw;
- indien de man niet gedwongen was geweest door zijn werkgever [bedrijf] werkzaamheden vanuit Londen te gaan verrichten, zou de man nimmer naar Engeland zijn verhuisd en naar alle waarschijnlijkheid zouden alsdan ook de vrouw en de kinderen nog in Nederland wonen;
- de vrouw is pas na het huwelijk, na verkregen toestemming van de rechtbank, naar Engeland verhuisd. De echtscheiding is ingeschreven op 19 mei 2016;
- in feite heeft het hele huwelijk en dat van partijen geen enkele band gehad met Engeland, behoudens dat de familie van de vrouw daar woont en partijen beiden de Engelse nationaliteit bezitten;
- de echtscheidingsbeschikking met nevenvoorzieningen alsmede de bestreden beschikking zijn in Nederland gewezen naar Nederlands recht;
- de man heeft vanaf 1994 onafgebroken in Nederland gewoond, de vrouw vanaf 1995 en beide partijen hebben Nederland pas na het huwelijk verlaten, te weten de man in juli 2016, de vrouw in juli/augustus 2016.
13. De vrouw stelt zich op het standpunt dat met ingang van 1 september 2016 (om praktische redenen want zij is op 26 augustus 2016 verhuisd) Engels recht van toepassing is zodat het beroep van de man op artikel 5 van het Protocol gepasseerd moet worden. Zij voert daartoe bij pleitnotitie het volgende aan:
- partijen hebben beiden de Engelse nationaliteit;
- de kinderen van partijen bezochten tot begin 2015 [naam school] in The Netherlands. Zij waren niet gelukkig op de Nederlandse scholen die zij bezochten nadat zij noodgedwongen van [naam school] moesten. De kinderen hebben een duidelijke wens en voorkeur getoond voor een verhuizing naar [woonplaats] , Engeland en voor de door hen zelf uitgekozen scholen;
- de vrouw spreekt nagenoeg geen Nederlands;
- partijen hebben in Nederland altijd in het expatmilieu verkeerd, hun vriendenkring bestond uit de ‘ [bedrijf] incrowd’;
- dat partijen lang in Nederland hebben gewoond, hield uitsluitend verband met de loopbaan van de man;
- de vrouw is op 26 augustus 2016 weloverwogen terugverhuisd naar Engeland. Daardoor is de band met het land van haar ‘domicile’, Engeland, juist versterkt. Door weer een werkkring in Engeland te aanvaarden, is de band van de man met zijn ‘domicile’ eveneens versterkt.
14. Het hof overweegt als volgt. Weliswaar hebben partijen gedurende hun hele huwelijk in Nederland gewoond en is de echtscheiding in Nederland uitgesproken, maar het hof acht zulks, mede gezien de door de vrouw aangevoerde argumenten, niet voldoende om de man te volgen en te komen tot toepassing van artikel 5 van het Protocol. Het hof overweegt daartoe als volgt. Partijen zijn gehuwd in Engeland, hadden toen en hebben beiden nog steeds de Britse nationaliteit. Er was sprake van een expathuwelijk, waarbij de man was uitgezonden naar Nederland en de vrouw is hem gevolgd. De kinderen van partijen zijn Engels opgevoed, bezochten in Nederland [naam school] en hadden nagenoeg geen Nederlandse vriendjes. Partijen verkeerden steeds in een Engelse kennissenkring. Het hof heeft voorts ter terechtzitting kunnen constateren dat de vrouw de Nederlandse taal niet verstaat en dat de man een tolk nodig heeft om het woord te doen. Gelet op het vorenstaande in onderling verband bezien, acht het hof het Nederlandse recht, zijnde het recht van de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van partijen, vanaf 1 september 2016 niet nauwer verbonden met hun huwelijk dan het Engelse recht, zodat naar het oordeel van het hof met ingang van 1 september 2016 ter zake de partneralimentatie Engels recht van toepassing is.
15. Het vorenstaande brengt tevens mee dat over de periode vanaf de ontbinding van het huwelijk op 19 mei 2016 tot 1 september 2016 de Nederlandse rechter Nederlands recht dient toe te passen, hetgeen beide partijen ook hebben bevestigd.
16. Partijen worden verzocht zich twee weken na de datum van deze beschikking uit te laten over de bij de mondelinge behandeling aan de orde gestelde vraag of de Nederlandse rechter met toepassing van het Engelse recht zal beslissen over de periode na 1 september 2016 en zij dienen zich bij een bevestigend antwoord tevens uit te laten over het toepasselijke Engelse recht.
17. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
bepaalt dat over de periode van 19 mei 2016 tot 1 september 2016 Nederlands recht van toepassing is op de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw en dat met ingang van 1 september 2016 het Engelse recht van toepassing is op deze onderhoudsbijdrage;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw aan met inachtneming van het hiervoor onder 16 overwogene.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H.N. Stollenwerck, A.E. Sutorius-van Hees en J.M. van Baardewijk, bijgestaan door mr. T. de Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 november 2016.