ECLI:NL:GHDHA:2016:4298

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
10 maart 2017
Zaaknummer
200.188.638/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over verhuisverbod voor vader met eenhoofdig gezag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag. De vrouw, appellante, vordert een verhuisverbod voor de man, geïntimeerde, die met hun minderjarige kinderen naar Engeland is verhuisd. De vrouw stelt dat de verhuizing in strijd is met het belang van de kinderen en dat de man geen belang heeft bij de verhuizing. De man, die het eenhoofdig gezag over de kinderen uitoefent, betwist dit en stelt dat de verhuizing noodzakelijk was voor de ontwikkeling van hun meerderjarige zoon, die met verslavingsproblematiek kampt. Het hof overweegt dat de man, nu hij alleen het gezag uitoefent, de bevoegdheid heeft om de woonplaats van de kinderen te bepalen, mits dit niet onaanvaardbaar in het gedrang komt van de belangen van de minderjarigen. Het hof komt tot de conclusie dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verhuizing in het belang van het gezin was en dat de belangen van de kinderen niet onaanvaardbaar zijn geschaad. Het hof bekrachtigt daarom het bestreden vonnis en compenseert de proceskosten, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel, team familie
Zaaknummer : 200.188.638/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : C/09/503005/ KG ZA 16/12

arrest d.d. 20 december 2016

inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. L. Rijsdam te Leiden,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ( [Engeland] ),
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A.G.M. Haase te Den Haag.

Het geding

Bij exploot van 22 maart 2016 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis in kort geding van 25 februari 2016 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag, tussen de man als opposant, oorspronkelijk gedaagde, en de vrouw als geopposeerde, oorspronkelijk eiseres, gewezen.
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij dagvaarding heeft de vrouw grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord heeft de man de grieven bestreden.
De vrouw heeft onder overlegging van haar procesdossier pleidooi gevraagd.
Ter terechtzitting van 18 november 2016 hebben partijen hun zaak bepleit, waarbij de advocaat van de man pleitnotities heeft overgelegd. Zij hebben ermee ingestemd dat arrest gewezen wordt op het procesdossier van de vrouw.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het bestreden vonnis zijn vastgesteld.
2. De vrouw vordert dat het hof, voor zover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis vernietigt en, opnieuw rechtdoende, de man verbiedt te verhuizen naar een plaats gelegen buiten een straal van 50 kilometer, gerekend vanaf de grens van de gemeente Leiden, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat hij in strijd met dit verbod handelt en met de minderjarige kinderen van partijen, te weten [naam] , [naam] en [naam] , metterwoon in [Engeland] verblijft, dit tot een maximum van € 15.000,-, althans een door het hof in goede justitie te bepalen andere voorziening te treffen, waarbij de man wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3. De man concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
4. In hoger beroep kan van het volgende worden uitgegaan:
- partijen zijn met elkaar gehuwd geweest;
- zij zijn de ouders van acht kinderen; twee van hen - [naam] , geboren op [in] 2000 en [naam] , geboren [in] 2002 - zijn thans nog minderjarig, een derde kind - [naam] , geboren [in] 1998 - is in de loop van deze procedure meerderjarig geworden;
- genoemde kinderen verblijven sinds eind 2005 bij de man; bij beschikking van 9 april 2008 is de man belast met het eenhoofdig gezag over deze kinderen;
- de man is in augustus/september 2015 met genoemde kinderen en een jongmeerderjarige zoon van partijen, [naam] , geboren [in] 1996, naar [Engeland] verhuisd.
5. De vrouw vordert een verhuisverbod voor de man en de minderjarige kinderen van partijen. Zij voert aan dat de man geen belang bij de verhuizing heeft. De man heeft aangevoerd dat het noodzakelijk was om de meerderjarige zoon van partijen uit zijn gewone omgeving te halen, maar op geen enkele wijze is gebleken dat het niet goed zou gaan met deze zoon. Mocht daar al sprake van zijn, dan heeft de zoon ook de mogelijkheid om alleen naar een andere omgeving te verhuizen. Door de verhuizing komen de belangen van de minderjarigen onaanvaardbaar in het gedrang. De kinderen zijn hun hele leven in Leiden woonachtig geweest, het is niet in het belang van de kinderen om hen uit hun vertrouwde omgeving weg te halen. Daarbij komt dat er door de verhuizing nog nauwelijks contact is met de vrouw en de familie in Nederland. Voor de verhuizing was er sprake van een regeling waarbij de kinderen een keer per week op zondag bij de vrouw verbleven van 12.00 tot 16.00 uur. De man heeft de verhuizing van te voren niet aan de vrouw kenbaar gemaakt of dit met haar bespreekbaar willen maken. Tot slot heeft de vrouw grote zorgen over het welzijn van de kinderen. Volgens de vrouw worden de kinderen door de man mishandeld. In het Verenigd Koninkrijk is er niemand die zicht kan houden op de kinderen en de vrouw maakt zich daar grote zorgen om. Zij vindt dat er op zijn minst een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming dient plaats te vinden om te adviseren wat het meest in het belang van de kinderen is.
6. De man weerspreekt de stellingen van de vrouw. De man voedt de kinderen al jarenlang alleen op. De man heeft de vrouw over de verhuizing benaderd, maar de vrouw heeft de contacten hierover onmogelijk gemaakt. De vrouw heeft geen inzicht in de (verslavings)problematiek van de meerderjarige zoon; in Engeland heeft hij een nieuwe kans gekregen een opleiding te volgen. De minderjarigen hebben geen bezwaren tegen de verhuizing geuit, zij waren na een proefperiode van twee weken zeer enthousiast en zij hebben zich in Engeland al goed aangepast. De omgang tussen de kinderen en de vrouw was tot 24 september 2014 al summier, en is na deze datum van nog beperktere aard. De man heeft suggesties gedaan om de omgang in stand te houden, maar de vrouw wijst deze van de hand. Sinds het vertrek naar Engeland heeft de man de kinderen al een aantal malen uit eigen beweging in contact gebracht met de vrouw. Een nieuwe verhuizing van de kinderen terug naar Nederland is niet in hun belang. De man wilde dat door de verhuizing zo min mogelijk schade wordt toegebracht aan het contact tussen de vrouw en de kinderen. Dat de vrouw de mogelijkheden echter willens en wetens grotendeels onbenut laat, kan de man niet worden tegengeworpen.
7. Het hof overweegt als volgt.
De man oefent alleen het gezag uit over de minderjarigen. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn kinderen te verzorgen en op te voeden. Artikel 1:247 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat het ouderlijk gezag mede omvat de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden met de andere ouder te bevorderen. Ingevolge artikel 1:377b lid 1 BW rust op de gezagdragende ouder tevens de verplichting de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen en deze te raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen. In artikel 1:377a lid 1 BW is bepaald dat de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind heeft.
8. In beginsel heeft de man, nu hij alleen het gezag uitoefent, de bevoegdheid de minderjarige kinderen naar eigen inzicht te verzorgen en op te voeden; dit recht omvat het kiezen van de woonplaats van de kinderen. De man draagt daarbij de verantwoordelijkheid voor het geestelijke en lichamelijk welzijn en de veiligheid van de minderjarige kinderen, alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. De bevoegdheden van de man worden voorts begrensd door de verplichting om de ontwikkeling van de banden met de vrouw en de minderjarigen te bevorderen. Verder is de man gehouden vóór het nemen van een belangrijke beslissing omtrent de kinderen – en een verhuizing naar het buitenland valt daar zonder meer onder – de vrouw te raadplegen.
9. Als onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat de man heeft getracht de voorgenomen verhuizing vooraf met de vrouw te bespreken en ook met de advocaat van de vrouw heeft overlegd. Dat de vrouw weigert met hem te communiceren kan niet aan de man worden tegengeworpen.
Aan een beslissing tot verhuizing van de man kan slechts in de weg staan dat de belangen van de minderjarigen ernstig in het gedrang komen of de ontwikkeling van de banden met de vrouw ernstig wordt geschaad. Nu de man alleen het gezag uitoefent is voor een belangenafweging zoals door de vrouw voorgestaan, waarbij de man de noodzaak van een verhuizing moet aantonen, geen plaats.
10. Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat de man met de verhuizing de belangen van de kinderen niet onaanvaardbaar in het gedrang heeft gebracht. Integendeel, de man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de verhuizing noodzakelijk was om de ontwikkeling van de jong-meerderjarige zoon, die door verslavingsproblematiek dreigde af te glijden, in goede banen te leiden door hem uit zijn gewone omgeving te halen en dat daarom het belang van het gehele gezin met de verhuizing was gediend. Zoals door de voorzieningenrechter overwogen heeft de man de verhuizing goed doordacht en met de minderjarigen voorbereid. Bovendien is in hoger beroep voldoende aannemelijk geworden dat de minderjarigen, die inmiddels méér dan een jaar in Engeland woonachtig zijn, in hun nieuwe omgeving hun draai hebben gevonden en dat het goed met ze gaat.
Evenmin is gebleken dat door de verhuizing de ontwikkeling van de banden tussen de kinderen en de vrouw ernstig wordt bemoeilijkt. Als niet weersproken staat vast dat de contacten tussen de vrouw en de kinderen, toen zij nog in Nederland woonden, zeer beperkt van aard waren en dat deze plaats vonden op initiatief van de minderjarigen. De man heeft na de verhuizing zich ingespannen om met enige regelmaat contacten te laten plaatsvinden. Nadat een contact tussen de vrouw en Imane bij de vrouw thuis voor haar op onveilige wijze is verlopen, heeft de man terecht gezocht naar mogelijkheden om de veiligheid van de minderjarigen tijdens de contacten te waarborgen. Dat de contacten vervolgens slechts incidenteel hebben plaatsgevonden kan de man niet verweten worden. Ter zitting heeft de vrouw bevestigd dat ze weigert om zelf te reizen om de kinderen in aanwezigheid van de andere kinderen van partijen te bezoeken en dat zij slechts contact met de kinderen bij haar thuis wil. Het hof acht het in dit kader ook niet begrijpelijk dat de vrouw het voor de kinderen onmogelijk maakt om rechtstreeks telefonisch contact met haar op te nemen.
11. Vorenstaande voert tot de slotsom dat de grieven worden verworpen. Nu partijen ex-echtelieden zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
compenseert de proceskosten in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M. Warnaar, J.M. van Baardewijk en D. Wachter en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.